In het lab: baby’s wakker houden
Wat doet een wetenschapper? Jaren ploeteren op iets waar anderen de schouders voor ophalen. Martine Zuidweg gaat op zoek naar het bloed, zweet en tranen in de laboratoria van de universiteit.
Baby Yara is met haar mini-spijkerbroekje en rode Hello Kitty-shirtje om op te vreten. Het witte kapje op haar hoofd met de talloze zwarte draadjes die naar een computer leiden maakt haar alleen maar aandoenlijker. En: ze slaapt als een roos.
Ergens halverwege het experiment dwaalden haar oogjes af en begon ze te gapen. Hersenwetenschapper Janny Stapel wist nog een hele tijd haar aandacht te trekken met speeltjes in verschillende kleuren die de baby met handschoentjes van klittenband af en toe wist vast te houden. Maar als Yara in een Maxi-Cosi voor een computerscherm wordt gezet – waarop handen steeds opnieuw naar speeltjes grijpen – is er geen houden meer aan. Yara sluit haar ogen en houdt ze voor de duur van de rest van het experiment potdicht.
Kwartiertje
In de ruimte ernaast bijt Stapel op haar lip. ‘Dat is nou precies het lastige van onderzoek doen met baby’s. Ze zijn zó kort wakker. Na de voeding zijn ze over het algemeen een kwartiertje alert. Daar moeten wij het van hebben.’
Stapel onderzoekt wat er gebeurt als baby’s voor het eerst een speeltje vastpakken. Drie maanden oude baby’s zoals Yara zijn daar nog niet toe in staat. Sterker: op die leeftijd kan een baby nog niet eens grijpen. Ze lijken ook nog niet echt te begrijpen wat iemand doet als die een object vastpakt. Maar dat verandert snel: twee maanden later kunnen de baby’s wel grijpen. Wat er in de tussentijd is gebeurd? Stapel hoopt precies die vraag te beantwoorden.
Ze gebruikt een nieuwe methode om de hersenactiviteit van jonge baby’s te meten: NIRS, Near Infrared Spectroscopy. ‘Het komt erop neer dat je infrarood licht op het brein richt. Je kunt daarmee de doorbloeding van de hersenen waarnemen en zien welk hersengebied op een bepaald moment actief is.’
Stapel heeft in het Babylab een experiment opgezet waarbij ze drie maanden oude baby’s speeltjes laat vastpakken terwijl ze dat nog niet zelfstandig kunnen. Ze gebruikt een handschoentje met klittenband en twee speeltjes met klittenband. De baby die zo’n handschoentje krijgt en bij het speeltje houdt, heeft op die manier een eerste ‘vastpak-ervaring’.
Stapel vermoedt dat ze daarna ook beter zullen begrijpen waarom een ander objecten grijpt. ‘De theorie erachter is dat je grijpervaring nodig hebt om te snappen waarom iemand een object pakt, of beter: dat een ander iets pakt met een bepaald doel. De hypothese is dat dat komt doordat het motorisch systeem bovenin de hersenen mee gaat doen als ze eenmaal die ervaring hebben.’
In haar experiment krijgen de drie maanden oude baby’s, nadat ze met de klittenbandobjecten hebben gespeeld, een mutsje met lampjes op, voor het infrarood licht. Daarmee kijken ze naar een computerscherm waarop ze zien hoe handen grijpen naar dezelfde speeltjes die ze zelf net nog vast hadden. ‘Ik verwacht dat dan dat hersengebied, het motorisch systeem, meteen actief wordt.’
Dan moeten de baby’s alleen wel wakker zijn. / Martine Zuidweg