In het lab: blauwzuurgas meten in adem
Wat bezielt een wetenschapper? Jaren ploeteren op iets waar anderen de schouders over ophalen. Vox-redacteur Martine Zuidweg gaat op zoek naar het bloed, zweet en tranen in de laboratoria van de universiteit.
Anne Neerincx (26) hangt een zwarte kunststof zak, gevuld met lucht, aan een slangetje. Dat slangetje is aangesloten op een pomp, die weer is aangesloten op het eigenlijke meetapparaat: een metalen, kleine buis. De buis, die iets wegheeft van een miniraket, was nog een hele kluif, vertelt Neerincx. ‘De grootste uitdaging is de gevoeligheid van de apparatuur. Je wilt een op de biljoen deeltjes kunnen meten, dus heel lage concentraties.’
De zwarte zak is vanuit de polikliniek van kindergeneeskunde naar het Trace Gas Lab in het Huygensgebouw gebracht. Een jonge patiënt heeft er zijn adem in uitgeblazen. Neerincx speurt nu naar sporen van blauwzuurgas in de adem. Ze wijst op het computerscherm dat is verbonden met de mini-raket. ‘Je ziet dit grafiekje omhoog gaan. Dat betekent dat er blauwzuurgas aanwezig is.’
Slijm ophoesten
Blauwzuurgas in je adem zou kunnen betekenen dat de bacterie Pseudomonas aeruginosa huishoudt in je longen. De bacterie is bij veel patiënten met taaislijmziekte (Cystic Fibrosis) – waarbij slijm ophoopt in de longen – een vaste bezoeker. Vanwege het vele slijm zijn de longen van zo’n patiënt de ideale voedingsbodem voor deze en andere bacteriën. Helaas, want door de talrijke infecties en door littekenweefsel neemt de longcapaciteit van de patiënten steeds verder af. Tachtig procent van de volwassen patiënten is chronisch geïnfecteerd: de bacterie verdwijnt niet meer. De huidige levensverwachting van mensen met taaislijmziekte is laag: ongeveer 37 jaar.
Artsen zijn op zoek naar een manier om bacteriën sneller op te sporen, zodat ze minder kans hebben om hun verwoestende werk te doen. Nu laten ze patiënten slijm ophoesten, maar dat is niet altijd mogelijk en bovendien onprettig, zeker voor kinderen. Een ademtest, waarbij de patiënt maar één keer hoeft te blazen en de arts dan al kan zien of van een infectie sprake is, zou ideaal zijn. En dat is precies waar Neerincx naartoe werkt. ‘Dat vind ik het allermooiste aan dit onderzoek: dat het heel toegepast is’, zegt ze. ‘Als je er in een vroeg stadium bij bent, kun je de jonge patiënten er nog van afhelpen. Mogelijk kunnen we daarmee hun levensverwachting verhogen.’
Boerderij
Neerincx promoveert bij molecuul- en laserfysica, maar heeft ook affiniteit met geneeskunde. Ze twijfelde na de middelbare school tussen Geneeskunde en Voeding en gezondheid in Wageningen. Het werd het laatste. ‘Ik ben altijd al bezig geweest met voeding’, vertelt ze. Thuis in Elst groeide ze op in een boerderij tussen de koeien en een grote groentetuin. Ze is blij dat ze in Nijmegen nu toegepast onderzoek kan doen.
Neerincx werkt inmiddels twee jaar aan haar promotieonderzoek, samen met kinderlongarts Peter Merkus van het Radboudumc. ‘Ik denk dat er veel winst is te halen uit dit soort samenwerkingen tussen vakgebieden.’
Ze heeft de bacterie eerst in het lab gekweekt om er zeker van te zijn dat de eencellige voldoende blauwzuurgas produceert om het ook echt te kunnen meten. Nu kijkt ze of de stof makkelijk is terug te vinden in de adem van geïnfecteerde patiënten. Althans, dat kijken doet in feite haar meetapparaat, de miniraket. Met laserlicht. Het laserlicht in de miniraket maakt dat de moleculen in de verzamelde adem gaan trillen. Die trillingen worden omgezet in warmte en geluid en kun je vervolgens opvangen met een heel gevoelige microfoon. Het einde van de meting is een fraaie grafiek op Neerincx’s computer. / Martine Zuidweg