In Leuven is iedereen prof, maar dat betekent niet dat iedereen gelijk is
In Leuven zijn alle wetenschappers met een vaste aanstelling professor. Ligt hier dan het egalitaire paradijs? Vakbondsvoorvrouw Maïka De Keyzer: 'Leuven is de meest hiërarchische universiteit van Vlaanderen.’
Het ruikt er muffig. Onder de witgestucte gewelven staan rijen grijze, stalen kasten. Hier, in de Kolommenzaal in de kelder van de Leuvense universiteitshal, hangen toga’s te wachten op hun professoren. ‘We bewaren er duizend’, vertelt huisbewaarder Wouter Stein. ‘Nu zitten we vol. Nieuwe proffen moeten hun toga’s thuis bewaren.’
De kleur van de kwastjes op de mouwen verwijst naar de faculteit. Rechten en theologie zijn rood, letteren geel en economie kakigroen. Van die duizend toga’s zijn er veel van emeriti, waaronder ook een heel aantal overledenen. Huidige professoren mogen de gewaden van de oudgedienden lenen voor verdedigingen, de opening van het academisch jaar of als ze met Maria-Lichtmis in de ‘stoet der togati’ door de stad trekken. Dan komt er overigens maar een heel klein deel opdraven. Leuven telt ruim 1.800 professoren.
Maïka De Keyzer is een van hen. Ze weet inmiddels waar ze op moet letten bij de togaselectie. De Keyzer is historica en universitair hoofddocent. In Vlaanderen mag je dan de professorstitel voeren en het academische eregewaad omhangen. ‘Ik zoek altijd naar de toga van een kleine man’, vertelt De Keyzer. ‘De meerderheid van de emeriti is man en je wil niet dat je toga over de grond sleept, dus ik moet nogal zoeken.’ De historica heeft haar compacte emeritus inmiddels gevonden: haar eigen voorganger historicus Herman van der Wee. In tegenstelling tot zijn publicatielijst, vertelt De Keyzer, ‘was hij niet zo gigantisch lang’.
‘Ik heb een hekel aan toga’s. Ik vind ze verschrikkelijk’
De Keyzer moet er niet aan denken om zelf een academische mantel te kopen. ‘Ik heb een hekel aan toga’s. Ik vind ze verschrikkelijk. Als het aan mij ligt, schaffen we het concept toga gewoon af.’ De Leuvense universiteitshistoricus Jo Tollebeek voelt duidelijk minder weerzin bij het kledingstuk. Hij heeft er een laten maken voor zichzelf toen hij professor werd. ‘De eerste keer dat ik hem droeg, kan ik niet meer precies herinneren. Maar het moet gepaard zijn gegaan met blijdschap. Niet om de toga zelf, maar om wat het symboliseerde: ik had een vaste positie.’
Nieuw magazine
Dit verhaal staat in de papieren Vox, die te vinden is in de bakken op de campus en waarin alles draait om de toga en de hiërarchie op de universiteit. Heeft de toga zijn langste tijd gehad? Je leest het in het nieuwe magazine.
Leuvense wetenschappers leven de droom van de activistische academici op campus Heijendaal. Iedereen met een vast contract als wetenschapper mag zich ‘professor’ noemen en een toga dragen. Daarnaast hebben ze vanaf het begin het ius promovendi. Kunnen we in Nijmegen wat leren van die andere katholieke universiteit net over de grens?
De Keyzer en Tollebeek kunnen het weten. De Keyzer is een van de rijzende sterren van de Leuvense geschiedenisafdeling. Als fractievoorzitter van de socialistische vakbond in de medezeggenschap is ze daarnaast de criticaster van het bevoegd gezag. Jo Tollebeek, daarentegen, staat op de drempel van zijn emeritaat en hij was dat gezag. Zes jaar lang leidde hij als decaan de Letterenfaculteit. Wat De Keyzer en Tollebeek delen, is dat ze een tijd in Nederland hebben gewerkt — de eerste in Utrecht, de tweede in Groningen.
Zelfstandig
Maar laten we bij het begin beginnen. Wat is een professor in België eigenlijk? ‘Je moet onderscheid maken tussen het systeem in Vlaanderen en dat in Franstalig België’, corrigeert universiteitshistoricus Tollebeek direct. ‘Het onderwijs — ook het hoger onderwijs — is gefederaliseerd, dus het kan best zijn dat er in Franstalig België op dit vlak andere regels gelden.’ Helder, we hebben het nu dus over de Vlaamse professor. ‘In Vlaanderen’, vervolgt Tollebeek, ‘is er een categorie die boven de term professor staat, en dat is het ZAP: het zelfstandig academisch personeel. Als je het ZAP binnenkomt, in welke graad dan ook, heb je onmiddellijk alle rechten die verbonden zijn aan het zelfstandig academisch personeel.’
Het woord ‘zelfstandig’ is essentieel hier, benadrukt Tollebeek. ‘Een ZAP-lid heeft geen chef. Niemand is je baas dus je kan je eigen onderzoekslijn uitzetten. Iedereen heeft het ius promovendi en iedereen mag onderzoeksfondsen aanvragen en beheren. Of je nou dertig en docent bent of zestig en hoogleraar.’
‘Het is heus geen kumbaya en gelijkheid hier’
De functie ‘hoogleraar’ bestaat dus nog wel in Vlaanderen. Er zijn vier graden binnen het ZAP: docent, hoofddocent, hoogleraar en, helemaal bovenaan de ladder, de gewoon hoogleraar. Het verschil in rechten tussen die groepen is echter klein, stelt Tollebeek. ‘Vroeger mochten alleen de bovenste drie graden toga’s dragen. Stilzwijgend hebben docenten nu ook het togarecht gekregen.’ Bepaalde bestuurs- en benoemingsposities blijven echter wel voorbehouden aan de hoogste rang, maar alle proffen hebben veel vrijheid.
Deze academische gelijkheid is niet iets waar Nederlanders bij Vlaanderen aan denken. Vlamingen — en de Belgen als geheel — staan in het Noorden bekend als een hiërarchisch volk. Ondertussen kloppen Nederlanders zichzelf maar al te graag op de borst voor hun egalitaire directheid. Helemaal ongelijk hebben ze daarin niet. Er zijn aanwijzingen dat Belgen inderdaad meer respect hebben voor machtsverschillen. Zo scoren ze op Geert Hofstedes bekende cultuurverschillenkaart maar liefst 27 van de 100 punten hoger dan Nederlanders op de acceptatie van autoriteit. (Toegegeven, het Hofstedemodel is verre van onomstreden.) De Vlaamse, egalitaire universiteit lijkt daarmee lijnrecht tegen de nationale cultuur in te gaan.
Het huidige, Vlaamse proffensysteem is nog maar een paar decennia oud. Het ontstond op een heel specifiek moment in de Belgische geschiedenis. In 1968 vond de grootste slag in de taalstrijd plaats. Na massale studentenprotesten werd de Leuvense universiteit opgedeeld in de Université catholique de Louvain en de Katholieke Universiteit Leuven. Franstalige wetenschappers en studenten vertrokken naar het uit de grond gestampte campusstadje Louvain-la-Neuve, terwijl de Vlamingen achterbleven op de historische heimat. Kort daarna volgde eenzelfde splitsing van de Brusselse universiteit.
Tollebeek: ‘Dat betekende dat men plots veel meer professoren nodig had. Toen is er in Leuven een nieuwe garde van hoogleraren benoemd. Dat waren mensen jonge mensen die in het buitenland gestudeerd hadden, vooral in Amerika. Ze vonden de universiteit in Leuven een ouderwetse instelling met veel te veel tradities en meenden dat de autoriteit van de academische overheid niet altijd gerechtvaardigd was.’ Op de vleugels van een bredere democratiseringsbeweging en de sterke Belgische vakbonden wisten ze de universiteit te hervormen. Iedereen werd professor.
Fundamentele rechten
De Keyzers vakbond heeft zo toch niks meer te doen in deze anarchosyndicale heilstaat? De fractievoorzitter schiet in de lach. ‘Eh, toch wel. De KU Leuven is de meest hiërarchische universiteit van Vlaanderen. Het is heus geen kumbaya en gelijkheid hier.’ De Keyzer is een Antwerpse en dat kun je horen ook. Ze verspreidt het dokwerkerssocialisme onder de Leuvense hoofdarbeiders. ‘Het is nog altijd nodig’, vertelt ze vurig, ‘om ook in de universitaire wereld voor een aantal zeer fundamentele rechten te strijden.’ Volgens De Keyzer is de Vlaamse academie namelijk helemaal niet zo plat als ze zich voordoet.
‘Je hebt versnipperde bevoegdheden en veel verantwoordelijkheid. Ik had weinig tijd om onderzoek te doen’
‘De eerste vijf jaar in het ZAP ben je, wat ik noem, prof op proef.’ Je bent als docent nog niet helemaal verzekerd van je vaste contract. Dit krijg je pas als je na vijf jaar geschikt wordt bevonden. ‘In die tenure track-fase’, vervolgt De Keyzer, ‘word je in het zwembad gegooid en moet je zwemmen. Je moet veel dienstverleningstaken op je nemen, enorm veel onderwijs geven, doctorandi (promovendi, AD) begeleiden én financiering weten binnen te halen.’
Alle kansen die je krijgt als jonge, Vlaamse academicus, ontpoppen zich snel tot torenhoge verwachtingen. ‘Je hebt versnipperde bevoegdheden en veel verantwoordelijkheid. Dat zet direct vanaf het begin enorme druk. Als ik dat dan vergeleek met mijn peers in Nederland, dan had ik weinig tijd om onderzoek te doen omdat ik mij moest opsplitsen over allerlei taken.’
Tegelijkertijd ziet De Keyzer in de hogere regionen van het professoraat heel wat types die maar al te graag op hun lauweren rusten. Of erger nog, die alleen maar bestuurstaken opnemen om hun dossier te vullen zodat ze naar de volgende, prestigieuzere trede kunnen. Maar besturen, daar hebben ze helemaal geen zin in.
Scheve piramide
Is dit geklaag niet een typisch voorbeeld van de Tocquevilleparadox, het fenomeen dat sociale ongelijkheid ondraaglijker is in een meer gelijke samenleving? Vlaamse proffen krijgen kansen waar hun Nederlandse collega’s alleen maar van kunnen dromen, maar de Vlamingen mopperen er niet minder om. De Keyzer betoogt dat het grootste hiërarchische verschil echter niet binnen het ZAP zit. Er gaapt ‘een enorme kloof’ tussen de kleine groep met een vaste aanstelling en de massa’s promovendi eronder.
‘We hebben geen academisch middenkader zoals in Nederland’
Volgens De Keyzer is de ‘personeelspiramide’ van de Vlaamse academie stuk. ‘Bij ons heb je een extreem brede basis (van promovendi) en meteen daarna een smalle flessenhals die heel bruusk is. Doctorandi (promovendi, AD) zijn hier studenten met belastingvoordelen. Ze kosten een onderzoeksproject ongeveer de helft van een postdoc. Dus het loont niet om postdocs aan te nemen.’ Daarnaast blijft ook het aantal benoemde (hoofd)docenten laag, omdat de verwachting is dat ze ooit doorgroeien tot de dure hoogleraarspositie. ‘We hebben daardoor geen academisch middenkader zoals in Nederland’, analyseert De Keyzer. Op de Vlaamse academie is dus iedereen professor, maar blijft ‘iedereen’ een klein groepje.
Als Nijmegenaren een Leuvense les kunnen leren, is het wellicht dat hiërarchie een taai gegeven is in elke grote, formele institutie. Zo ook in de Kolommenzaal. Tussen de statige gewaden die gelijkheid symboliseren, is huisbewaarder Stein druk met het voorbereiden van een zitting in de aula. Een prominente hoogleraar gaat met emeritaat en er komt hoog bezoek. Hij legt een paar toga’s apart. ‘De rector en ererector komen subiet’, vertelt de huisbewaarder enthousiast, ‘en de belangrijke mensen hoeven natuurlijk niet te wachten op hun toga.’