[Ingezonden] De vrijheid van vrijheid

14 jan 2015

In de reacties op ‘Charlie’ heeft iedereen de mond vol van ‘vrijheid van meningsuiting’. Filosoof René ten Bos gaat in op de vraag hoe vrij die vrijheid eigenlijk is, en hoe die vrijheid doorwerkt als de sterkere krachten in de samenleving zich maximale vrijheid veroorloven om iets over de zwakkeren te zeggen. In dit laatste geval kan ‘een gevaarlijk mengsel van wrok en haat ontstaan, met alle onbeheersbare gevolgen van dien’.   

Ingezonden-brief

Na de aanslag vorige week in Parijs hoorden we de leiders van Europa onmiddellijk verklaren dat dit een aanslag was op de vrijheid van meningsuiting. In zekere zin ging het hier om een abstractie, want het is natuurlijk een aanslag op mensen. Maar goed: de politici valt weinig te verwijten. De mensen verwachten immers van ze dat ze na zo’n barbaarse daad klare taal spreken. Maar wat  valt er te zeggen. De taal die gesproken wordt kan bijna niet anders dan clichématig zijn. Dus had iedereen het over een aanslag op de vrijheid van meningsuiting.

Het is misschien goed om ons geheugen, voorbij alle clichés, nog eens op te frissen. Om welk idee gaat het eigenlijk als we het hebben over de vrijheid van metingsuiting? Maatgevend is John Stuart Mill, de grote utilitaristische filosoof, die in 1859 in zijn beroemde boek On Liberty het volgende schreef: “Er zou vanuit ethische overtuiging de meest volledige vrijheid van expressie en discussie moeten bestaan, hoe immoreel men beide ook vindt.” Merk op dat dit een radicaal standpunt is. Mill vindt dat ook zeer abjecte ideeën tot uitdrukking moeten kunnen worden gebracht. Iedereen moet dus kunnen zeggen wat hij wil. De jihadist in Syrië, maar ook de cartoonist in Parijs.

Waarheid
De essentie is deze: als de hele mensheid vindt dat pedofilie slecht is, maar er is een persoon die dat niet vindt, dan heeft de mensheid net zo min het recht om deze persoon het zwijgen op te leggen als dat deze persoon, als dat in zijn vermogen ligt, het recht heeft de hele mensheid het zwijgen op te leggen. De vorige zin kom je bijna letterlijk tegen in On Liberty. Waarom geloofde Mill zo heilig in deze radicale opvatting? Hij is van mening dat alleen een open debat kan leiden tot waarheidsvinding en zonder waarheid kan geen enkele samenleving.

Toch is er kritiek. Mills geloof in de waarheid wordt naïef gevonden. Als het bij de vrijheid van meningsuiting, zoals Mill zegt, om een ethische overtuiging gaat dan moet het om iets anders gaan dan de waarheid. Het zou bijvoorbeeld kunnen gaan om het beschermen van de individuele autonomie van de burger. Het zou ook kunnen gaan om het ene idee dat het fundament vormt van alle andere mooie ideeën die we algemeen verzamelen onder de rechten van de mens. Immers, zonder vrijheid van meningsuiting is het niet hard te maken dat iedereen het recht op onderwijs heeft of het recht op geluk. Dat verklaart ook de geschrokken reacties vorige week: ons hele waardesysteem valt in duigen als de vrijheid van meningsuiting wordt aangetast.

Gekwetst
Maar hoe vrij is de vrijheid van meningsuiting werkelijk? De vraag wordt relevant omdat er ook een ethische zorg is over de pijn die vrijheid van meningsuiting met zich meebrengt. Wie pragmatisch denkt, zal misschien zeggen dat de taak van de overheid er slechts in bestaat om mensen, zo goed en kwaad als dat gaat, te beschermen tegen fysiek geweld. Tegen emotioneel geweld kan geen overheid haar onderdanen beschermen. Bovendien is niet altijd duidelijk wie wel emotioneel gekwetst wordt door wat anderen zeggen en wie niet. Bij kogelwonden is er meestal geen twijfel.

Dergelijke pragmatische overwegingen gaan voorbij aan het feit dat ook emotionele pijn pijn is. Bovendien kun je fysieke en emotionele pijn niet altijd helder uit elkaar houden. De vraag of emotionele pijn erger is dan fysieke pijn of omgekeerd is dus niet zomaar te beantwoorden. Het punt is wel dat we bereid zijn pijn in onze samenleving te accepteren.

Het probleem is alleen hoe we de pijn op een beetje rechtvaardige manier verdelen. Als het om welvaart gaat, speelt de issue van verdelende rechtvaardigheid een grote rol. Omgekeerd, als het dus om pijn gaat, zou dat ook zo moeten zijn. De Grieken bieden ons een interessante verdeelsleutel. In een gezonde samenleving mag de zwakkere alles over de sterkere zeggen, maar de sterkere niet over de zwakkere. In het eerste geval is de ideale reactie op de woorden ironie of minachting. Niet het sterke punt van de Noord-Koreaanse president Kim-Jung-un zoals de recente affaire rond de Sony-film laat zien. Maar wel de ideale reactie van een fatsoenlijke baas. In het tweede geval – als de sterkere van alles roept over de zwakkere – ontstaat soms een gevaarlijk mengsel van wrok en haat met alle onbeheersbare gevolgen van dien. Psychopaten genoeg die er munt uit willen slaan.

René ten Bos is hoogleraar Filosofie van de Managementwetenschappen. Deze bijdrage verscheen eerder in het Financieel Dagblad.

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!