Inperkingen demonstraties vergaand of niet? Docent staatsrecht: ‘Het besluit roept vragen op’
Zijn de beperkingen voor pro-Palestina betogers een buitensporige inperking van het demonstratierecht of een logisch gevolg van ongeregeldheden? Rian de Jong, universitair hoofddocent staatsrecht, heeft enige bedenkingen bij het besluit van de burgemeester. ‘Bruls besluit hiermee wat er in de toekomst wel en niet mogelijk is en dat is een beetje vreemd.’
Pro-Palestijnse betogers mogen sinds afgelopen weekend niet langer op centrale plekken op de Radboudcampus demonstreren. Burgemeester Hubert Bruls heeft hen een aantal fikse beperkingen opgelegd. Zo mogen ‘Gaza/Pro-Palestina betogers’ alleen nog protesteren tussen 08.00 en 20.00 op parkeerplaats P7a. Ook mag een eventuele demonstratie uitsluitend een ‘statisch karakter’ hebben en er mag bijvoorbeeld geen kampement of podium worden opgebouwd.
In een raadsdocument licht Bruls toe waarom hij overging tot deze beperkingen: ‘In de periode van 13 mei tot en met 5 juni 2024 hebben er (tijdens de verschillende pro-Palestina betogingen red.) verschillende wanordelijkheden plaatsgevonden en zijn er strafbare feiten gepleegd door betogers. Dit is voor mij de reden om toekomstige demonstraties van Gaza/pro-Palestina betogers alleen door te laten gaan onder voorwaarden.’
Een relevante plek
Bijna heel de campus verbieden als protestplek gaat veel te ver, betoogden verschillende raadsleden van PvdA, GroenLinks, SP en Partij voor de Dieren tijdens de raadsvergadering afgelopen woensdagavond. Het college van bestuur bestempelde de maatregelen als ‘fors, maar wel nodig’.
‘Demonstraties geven bijna altijd hinder en wat overlast’
Gaat burgemeester Bruls inderdaad zijn boekje te buiten door de opgelegde beperkingen? Rian de Jong, universitair hoofddocent Staatsrecht reageert op vragen van Vox. De Jong onderzoekt vraagstukken rondom handhaving van de openbare orde en de bescherming van grondrechten daarbij.
‘Demonstraties geven bijna altijd hinder en wat overlast. In het belang van het recht op demonstreren moet je daar als samenleving en overheid gewoon genoegen mee nemen’, benadrukt de hoofddocent staatsrecht aan het begin van het gesprek. ‘Als zo’n demonstratie langer duurt, zoals in het recente geval van een tijdelijk tentenkamp, dan blijft die overlast natuurlijk ook langer. Of dat nog proportioneel is, moet voortdurend worden afgewogen.’
Wat volgens De Jong heel belangrijk is bij het recht op demonstratie, is dat demonstranten hun boodschap kunnen verkondigen op een relevante plek, die het liefst hun eigen keuze is. ‘Relevant in de zin dat er mensen langskomen en ze dus gehoord en gezien worden, maar het kan ook om een symbolisch relevante plek gaan. De pro-Palestijnse protesten vonden plaats op centrale plekken op de universiteitscampus, omdat de demonstranten willen dat de universiteit haar beleid ten opzichte van contacten met Israëlische universiteiten verandert.’
Het demonstratierecht
Het demonstratierecht is het recht van burgers om zich collectief in de openbare ruimte te uiten en is vastgelegd in de grondwet en in het Europees verdrag van de rechten van de mens. Dit recht geeft burgers de mogelijkheid om hun mening te uiten over wat de overheid doet. Dat kun je individueel doen, dan hebben we het over ‘vrijheid van meningsuiting’ of in een groep.
In een recent rapport van Amnesty International lees je meer over demonstratierecht in Nederland en over demonstreren op onderwijsinstellingen.
Vraagtekens
Demonstranten hebben goed verankerde rechten in Nederland. Wil een burgemeester een demonstratie verbieden of beëindigen dan moet die dat secuur kunnen onderbouwen, legt De Jong uit. Bruls beslissing om, na de bezetting en vernielingen in Thomas van Aquinostraat 1 (TvA), het tentenkamp op 5 juni te ontruimen, onderbouwt hij volgens de staatsrechtsdocent met voldoende argumenten.
‘De burgemeester wijst op een aantal incidenten die hebben geleid tot behoorlijk wat schade en vernieling. Hij benadrukt dat er sprake is geweest van intimidatie en agressie en dat de incidenten steeds ernstiger zijn geworden. Ook geeft hij als reden dat er zich mensen hebben aangesloten bij de demonstratie die geen studenten of medewerkers zijn.’
Wat hij niet expliciet benoemt, maar wat volgens De Jong wel een rol kan spelen, is dat de demonstranten ruim de tijd hebben gehad om hun standpunt uit te dragen op de plek van hun eerste keuze. ‘Het tentenkamp heeft er met 24 dagen relatief lang gestaan.’
Waar De Jong echter haar vraagtekens bij zet, zijn de beperkingen voor toekomstige pro-Palestina betogingen op de campus. Onder andere het besluit dat er alleen nog gedemonstreerd mag worden op de door burgemeester Bruls aangewezen parkeerplek. ‘Dat besluit roept vragen op. Als demonstranten iets willen bereiken, dan moeten ze natuurlijk gezien en gehoord kunnen worden. Of deze plaats in dat opzicht nou zo gelukkig gekozen is…’
Ook het voorschrift dat je geen podium mag oprichten tijdens een demonstratie en zo’n betoging alleen maar een ‘statisch karakter’ mag hebben, vindt De Jong discutabel: ‘Het zou goed zijn geweest als daar een toelichting bij had gestaan, die ontbreekt vooralsnog.’
Naar de bestuursrechter
Bruls heeft volgens De Jong bovendien een besluit genomen over wat er in de toekomst wel en niet mogelijk is. ‘En dat is een beetje vreemd, want ‘toekomstige demonstraties’, dat klinkt als een hele lange periode. Hij had ook kunnen zeggen ‘ik maak een einde aan deze betoging om daarna af te wachten wat er verder gebeurt’. Misschien heeft hij dit niet zo gedaan, omdat de eerste demonstraties ook zonder kennisgeving begonnen, dat weet ik niet.’
‘De demonstranten kunnen bezwaar maken bij de burgemeester en ook meteen naar de bestuursrechter’
De Jong wijst echter ook op de verantwoordelijkheid van de organisatie van de protestacties. ‘Als demonstranten heb je ook een verantwoordelijkheid. Wil je de ruimte krijgen om te demonstreren, dan moet je de voldoende garanties kunnen geven dat je de groep in de hand kunt houden en dat het vreedzaam blijft. Dat is nu niet gebeurd.’
De demonstranten staan na het besluit van Bruls niet helemaal met lege handen. ‘Ze kunnen bezwaar maken bij de burgemeester en dan ook meteen naar de bestuursrechter voor een zogenaamde voorlopige voorziening (een speciale maatregel die geldt zolang het bezwaar nog in behandeling is, red.). Als de bestuursrechter denkt dat het besluit van de burgemeester geen stand houdt, dan kan hij het schorsen.’ Mocht de de beslissing op het bezwaar bij de burgemeester negatief uitpakken voor de demonstranten, dan kunnen de zij dat desgewenst weer aanvechten bij de bestuursrechter.