‘Internationalisering zorgt voor een braingain’

30 okt 2018

Internationalisering is binnen de wetenschap niets nieuws. Onderzoekers vliegen de hele wereld over en versterken elkaar met hun kennis. Natuurkundige Theo Rasing dankt zijn Spinozaprijs zelfs aan de inbreng van een Japanse collega.

Hoogleraar Experimentele natuurkunde Theo Rasing moet een beetje grinniken. ‘Of Nijmegen klaar is voor internationals? Zolang ik hier ben, werk ik al met buitenlandse studenten en onderzoekers. En ik zit hier al dertig jaar!’ Voor Nijmeegse wetenschappers zoals Rasing is internationalisering geen vraag maar een gegeven, vooral in de bèta- en medische hoek. Ze publiceren in Engelstalige tijdschriften, vliegen de hele wereld over voor congressen en hebben samenwerkingsprojecten lopen van Australië tot Amerika. Op veel afdelingen is de voertaal zelfs Engels.

Veel Nijmeegse ontdekkingen zijn rechtstreeks het gevolg van deze internationalisering, vertelt Rasing. Eigenlijk is het heel simpel, zegt hij. ‘Internationalisering zorgt voor een braingain. Je profiteert van kennis die mensen elders hebben opgedaan.’ Denk aan de van oorsprong Russische hoogleraren Mikhail Katsnelson en Andre Geim, wereldberoemd geworden door Nobelprijswinnend onderzoek naar grafeen. ‘Die zijn toch maar mooi aan onze universiteit verbonden.’ Maar ook mensen uit landen als Oekraïne, India en – dichter bij huis – Italië lopen nu rond op Rasings Instituut voor Moleculen en Materialen.

Dataslurpen

Zelf dankt de natuurkundige zijn grootste claim to fame – de optische schakelaars – ook aan de komst van een buitenlandse onderzoeker. Dat is een methode waarbij je de enen en nullen op harde schijven wegschrijft met laserlicht, in plaats van met elektriciteit zoals dat nu gebeurt. Computers kunnen hierdoor in de toekomst duizenden keren sneller en energiezuiniger worden – hard nodig in een wereld vol dataslurpende bedrijven als Google en Facebook. Rasing kreeg er in 2008 de Spinozaprijs voor.

Theo Rasing (rechts) en collega Mikhail Katsnelson. Foto: Mark Merks

Die prijs was er nooit gekomen zonder een Japanse onderzoeker die vijftien jaar geleden naar Nijmegen kwam, memoreert Rasing. In laseronderzoek waren de Nijmegenaren namelijk wel goed, maar niet in het maken van geschikte materialen waarin zo’n optische schakeling zou kunnen werken. In Japan hadden ze juist weer veel kennis van deze zogenoemde magneto-optische materialen. ‘Daardoor hoefde ik die postdoc maar te zeggen: ik wil een stof met die en die eigenschappen, en dan wist hij precies welke verhouding aan materialen hij daarvoor moest combineren.’ Die postdoc is inmiddels ook hoogleraar, vertelt Rasing – ze werken nog altijd samen.

Behalve kennis brengen buitenlanders ook veel intrinsieke motivatie mee, is Rasings ervaring, en daarmee vormen ze een voorbeeld voor hun Nederlanders labgenoten. ‘Vaak hebben ze in hun thuisland met heel veel anderen om een beurs gestreden om hierheen te komen.’ Nederlanders hebben het dan maar gemakkelijk.

‘De eerste buitenlandse bètahoogleraar zat hier al in 1961’

 Toch brengt internationalisering ook uitdagingen met zich mee. Zo moeten buitenlandse onderzoekers soms flink wennen aan de Nederlandse academische cultuur. Rasing: ‘Japanners en Chinezen bijvoorbeeld komen toch uit een systeem – ja, hoe zal ik het zeggen – dat we hier dertig jaar geleden hadden. Een strakker regime. Heel hiërarchisch.’ Waar zij sterk gewend zijn om te doen wat de hoogleraar zegt, werken junior onderzoekers in Nederland veel autonomer.

Lanterfanten

Peter Hagoort, directeur van het Donders Centre for Cognitive Neuroimaging en het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek (MPI), herkent die cultuurverschillen. Ook zijn instituten zijn een grote smeltkroes van nationaliteiten – op het Donders hangt een grote wereldkaart met wel honderd punaises, één voor elke nationaliteit die er ooit werkte. ‘Nederlanders hebben toch een zekere botheid’, geeft de hoogleraar toe, en dat werkt door in de grappen die ze maken. Daar moet je mee oppassen bij mensen die gevoelig zijn voor hiërarchie, Duitsers bijvoorbeeld. Hagoort liep er zelf tegenaan toen hij als directeur terugkeerde bij het MPI, waar hij zijn loopbaan ooit begon als student-assistent. Kon hij voorheen nog gekscherend opmerken dat iemand wat veel zat te lanterfanten, nu werd dat opeens bloedserieus genomen. Lachend: ‘Mijn grappen kregen opeens een andere lading. Terwijl ik toch nog dezelfde persoon ben!, dacht ik dan.’

Tot echte cultuurclashes leidt de landenmix echter zelden, is Hagoorts indruk. Integendeel. ‘Dat je samen aan dezelfde onderwerpen werkt, relativeert de verschillen tussen nationaliteiten juist. Onderzoek biedt een gemeenschappelijk kader. Dat is heel waardevol in het huidige politieke klimaat.’

Hersengolven

Mede dankzij de buitenlandse instroom is het Donders Instituut nu wereldwijd gezichtsbepalend op sommige onderwerpen, vertelt Hagoort. Bijvoorbeeld in het meten en analyseren van hersengolven met magnetoencephalografie (MEG), een geavanceerd alternatief voor de veelgebruikte EEG-methode. ‘De MEG-onderzoekswereld was op sterven na dood toen het Donders begon. Maar nu zit die juist enorm in de lift.’ De ontdekkingen die de Duitse Pascal Fries en Deense Ole Jensen op het herseninstituut deden droegen daaraan bij, legt Hagoort uit. Zo toonde Jensen aan dat de langzame alfahersengolven een belangrijke rol spelen in aandachtsprocessen. Fries liet op zijn beurt zien hoe hersengolven bijdragen aan de communicatie tussen hersengebieden.

Peter Hagoort. Foto: Bert Beelen

Zowel Fries als Jensen leiden inmiddels eigen instituten in Duitsland en Engeland. Helemaal niet erg dat onderzoekers zoals zij naar het buitenland vertrekken, vindt Hagoort. ‘Ze zijn zo een soort ambassadeurs voor ons instituut. Daardoor bouwden we internationaal ook snel bekendheid op.’ Om internationale experts te kunnen blijven trekken mag de overheid, met name de provincie, wel meer investeren, vindt Hagoort. ‘Limburg steekt miljoenen in het Maastricht Brain Imaging Centre, waarom gebeurt dat hier niet?’

Nijmegen heeft daar in ieder geval meer dan voldoende ervaring mee, stelt Theo Rasing nuchter vast. ‘Dymanus, de eerste natuurkundehoogleraar hier op de bètafaculteit, kwam uit Polen. Dan hebben we het over 1961, hè!’

Dit artikel staat ook in Vox magazine

 

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!