Joep Bos-Coenraad: Antibiotica zijn niet voor eeuwig
Afgelopen maandag was er in de Irish pub The Shamrock in Nijmegen weer het maandelijkse Science Café. Het onderwerp was ‘Resistente bacteriën, een menselijke fout? Halverwege de 20e eeuw leken antibiotica het einde van alle bacteriële infecties te betekenen. Begin 21e eeuw blijkt dat een illusie: door het grootschalige gebruik van antibiotica zijn veel bacteriën resistent geworden tegen onze antibiotica en werken de wondermiddeltjes steeds minder vaak.
Zoals velen, ook van het aanwezige publiek, was ik in de veronderstelling dat het niet afmaken van een antibioticakuur deze resistentie bevordert. Niets bleek minder waar: door voortijdig te stoppen met een kuur worden bacteriën niet resistent, sterker nog, hoe minder antibiotica je neemt, hoe minder resistentie optreedt. Wat dat betreft kan een kuur zelfs beter niet afgemaakt worden, zo meldde VU-hoogleraar Medische Microbiologie Christina Vandenbroucke-Grauls. Zij werd daarin niet tegengesproken door haar VU-collega professor Wilbert Bitter en hun Nijmeegse collega professor Paul Verweij. Het afmaken van de kuur is overigens wel in het belang van de patiënt, zo benadrukte zij.
Waar komt resistentie vandaan? Zoals de meeste antibiotica al miljoenen jaren in de natuur voorkomen, geldt dat ook voor de resistentie daartegen bij bacteriën. Het verschil met nu is dat het aandeel resistente bacteriën explosief gestegen is, samen met het gebruik van antibiotica. Door veelvuldig onzorgvuldig gebruik in geneeskunde en veeteelt zagen we aan een belangrijke poot van onze geneeskunde. Een verschijnsel dat volgens recent Nijmeegs onderzoek van gespreksleider Paul Verweij vergelijkbaar bij de bestrijding van schimmels lijkt op te treden.
Volgens Wilbert Bitter is onderzoek naar nieuwe antibiotica voor farmaceuten een weinig lucratieve business. Dat zou komen door de grote complexiteit en geringe kans van slagen, gecombineerd met de relatief korte tijd van twintig jaar waarin een medisch octrooi geldig is. Binnen deze periode moet de farmaceut het alleenrecht op het intellectuele eigendom immers volledig hebben geëxploiteerd.
Daarop rees bij mij de vraag of dit wel zaken zijn die we moeten overlaten aan het winstbejag van de farmaceuten, en neem het ze eens kwalijk dat ze aan hun continuïteit denken. Zou de Wereldgezondheidsorganisatie hier geen toonaangevend onderzoeksinstituut voor moeten opzetten vanuit een grote pot met geld van de rijkere landen? Daarbij kunnen best farmaceuten met hun expertise worden ingehuurd, maar alles in dienst van dit instituut. Duur zal het zijn, maar uiteindelijk betaalt de ‘consument’ via de farmaceut ook gewoon de hoofdprijs, maar met een fundamenteel verschil: niet de opbrengst maar de geneeskunde telt. Waar en hoe een middel wordt ingezet en gecontroleerd, wordt bepaald door de experts van het instituut. Immers: wie betaalt bepaalt. Ook op de lange termijn, na verlopen van het octrooi, moet het middel nog effectief zijn. Bovendien telt dan niet het marktrendement van het product, maar de medische baten.
Helaas leken de Amsterdamse onderzoekers van mening dat de farmaceuten het product vanwege hun expertise behoorden te exploiteren. Ik geloof best dat zij dat beter kunnen en ben in veel opzichten helemaal niet vies van marktwerking. Toch zet ik er mijn vraagtekens bij of een belang dat zo primair is als onze gezondheidszorg, moet worden overgelaten aan de rudimentaire wetten van de markt.