Twee jonge historici vonden een opmerkelijk document in het Amsterdamse stadsarchief: een reisverslag dat beschrijft hoe het eraan toeging op een slavenschip. De vondst leidde tot een boek over de grootste slavenhandelaren van Amsterdam, die tot nu toe onbekend waren. Auteur en Radboudpromovenda Jessica den Oudsten: ‘Dit verhaal is belangrijk om te vertellen.’
Als bij toeval stuiten historici Ramona Negrón (25, Universiteit Leiden) en Jessica den Oudsten (26, Radboud Universiteit) in de zomer van 2020 op een opmerkelijk document. Tussen kilometers aan notariële aktes in het Amsterdamse stadsarchief vinden ze een reisverslag van slavenschip ’t Gezegende Suikerriet. Een bijzondere vondst, zegt Den Oudsten, want er is maar weinig bekend over het leven op een slavenschip.
In het document vertelt de bemanning van ’t Gezegende Suikerriet tot in detail hoe de reis is verlopen. Er doemt een grimmig beeld op van het dagelijkse leven op het schip, waar mishandeling aan de orde van de dag lijkt. De akte laat Negrón en Den Oudsten niet los. ‘We wisten meteen: hier moeten we iets mee. Het is een heftig verhaal, maar juist omdat we er zo weinig over weten is het belangrijk om te vertellen.’
Veertig jaar
De notariële akten laten niet alleen zien wat tot slaaf gemaakten te verduren hadden, maar onthullen ook wie daar verantwoordelijk voor was. Negrón en Den Oudsten, die ten tijde van de vondst hun master Geschiedenis aan het afronden waren, ontdekten dat ’t Gezegende Suikerriet eigendom was van de grootste slavenhandelaren van Amsterdam, twee mannen die tot nu toe onbekend waren. In totaal verscheepten zij tussen de 11.000 en 13.000 tot slaaf gemaakten naar de andere kant van de Atlantische Oceaan.
Jochem Matthijs en Coenraad Smitt leidden een derde van de Amsterdamse slavenhandel.
Het gaat om Jochem Matthijs en Coenraad Smitt, een vader en zoon met Duitse wortels. Veertig jaar lang stuurden zij acht verschillende slavenschepen op transport van Amsterdam naar de West-Afrikaanse kust en vervolgens naar Suriname. In die periode waren ze verantwoordelijk voor een derde van de totale Amsterdamse slavenhandel.
Conflict
In hun boek De grootste slavenhandelaren van Amsterdam beschrijven Negrón en Den Oudsten hoe het duo te werk ging. Jochem Matthijs Smitt kwam in de jaren 1720 naar Amsterdam. Op dat moment was de slavenhandel nog verboden voor particulieren; de West-Indische Compagnie (WIC) had het monopolie. Smitt begon een koopvaardijfirma en bouwde een netwerk op met plantage-eigenaren in Suriname.
Volgens Den Oudsten verklaart dat waarom Jochem Matthijs Smitt en zijn zoon in de decennia nadat de WIC het monopolie verloor konden uitgroeien tot de grootste slavenhandelaren van Amsterdam. ‘Zij hadden al schepen, bemanningsleden en een handelsnetwerk. Andere private slavenhandelaren probeerden het een of twee keer uit, bij wijze van experiment, en gaven het op vanwege de financiële risico’s. De op twee na grootste slavenhandelaar organiseerde zes verschillende transporten. Jochem Matthijs en Coenraad Smitt organiseerden er 42.’
‘Sterfte betekende voor Jochem Matthijs Smitt een lagere omzet’
Tijdens één van die transporten, de reis in 1743 die centraal staat in het boek van Negrón en Den Oudsten, ging er van alles mis. De eerste kapitein verdronk voor de Afrikaanse kust, de tweede bleek een dronkenlap die zich voortdurend misdroeg. Tijdens de overtocht gaf hij opdracht tot mishandeling, waardoor sommige tot slaaf gemaakten overleden.
Dat is de reden waarom de bemanningsleden, eenmaal terug in Amsterdam, bij de notaris belandden om verslag te doen van de reis. ‘De slavenhandelaren waren natuurlijk op geld uit, en sterfte betekende voor Jochem Matthijs Smitt een lagere omzet. Toen de tweede kapitein om zijn loon vroeg, kregen die twee een conflict dat uiteindelijk uitliep op een civiele rechtszaak. De akten gaan over dat conflict.’
Kinderen
Over de tot slaaf gemaakten zelf is weinig te vinden in de notariële akten. ‘Het archief is natuurlijk opgesteld door de kolonisatoren,’ vertelt Den Oudsten. ‘Voor hen maakte het niet uit wat de tot slaaf gemaakten voelden en meemaakten. Op basis van de genoemde mishandelingen hebben we geprobeerd om een beeld te schetsen van wat er met hen gebeurde aan boord van die schepen, maar we weten niet wie zij waren, hoe oud ze waren, of waar ze vandaan kwamen.’
Wel ontdekten Negrón en Den Oudsten dat er waarschijnlijk ook kinderen aan boord waren. ‘In een van de contracten stond dat de kapitein kinderen en jongeren tussen de tien en twintig moest aankopen. We weten niet precies waarom, maar blijkbaar was er vanuit plantage-eigenaren vraag naar jongere mensen. Dat is opmerkelijk, want bij de West-Indische Compagnie ging de voorkeur juist uit naar mensen tussen de 15 en 36.’
3,6 miljoen namen
Negrón en Den Oudsten zijn inmiddels allebei aan het promoveren op de vroegmoderne geschiedenis – Negrón aan de Universiteit Leiden, Den Oudsten aan de Radboud Universiteit. De afgelopen twee jaar werkten ze overdag aan hun promotieonderzoek en ’s avonds en in het weekend aan het verhaal over Jochem Matthijs en Coenraad Smitt.
De promovendi zijn nog steeds regelmatig te vinden in het Amsterdamse stadsarchief, waar ze als datacurator meewerken aan het digitaliseren en indexeren van alle notariële akten. Nog maar 10 procent van het archief is digitaal beschikbaar, en nu al bevat de index 3,6 miljoen persoonsnamen. Volgens Den Oudsten verklaart dat waarom de namen van Jochem Matthijs en Coenraad Smitt nu pas zijn komen bovendrijven. ‘Als mens kun je onmogelijk door zoveel informatie heen komen, maar op de computer kun je gewoon een naam intypen en dan krijg je meteen alle resultaten.’
‘Op de computer kan je gewoon een naam intypen en dan krijg je meteen alle resultaten’
De vraag is welke ontdekkingen er nog in het verschiet liggen. ‘Dat we nu pas weten wie de grootste slavenhandelaren waren van de hoofdstad van Nederland, dat zegt wel iets over wat er allemaal nog in het archief ligt.’
De boekpresentatie van De grootste slavenhandelaren van Amsterdam, dat op 23 augustus verscheen bij Walburg Pers, is op vrijdag 2 september om 16.00 uur in het Stadsarchief Amsterdam.
Curry51 schreef op 2 september 2022 om 11:53
“Een bijzondere vondst, zegt Den Oudsten, want er is maar weinig bekend over het leven op een slavenschip.”
Er is heel wat bekend over het leven op een slavenschip. Zie het boek ‘The Slave Ship’ uit 2007 van Marcus Rediker. (In 2022 vertaald in het Nederlands als ‘Het Slavenschip. Een verhaal over mensen’.