Opinie

‘Jonge onderzoekers bedanken voor een wetenschappelijke carrière’

21 sep 2021

OPINIE - Jonge onderzoekers bedanken steeds vaker voor een carrière in de wetenschap. Daardoor ontvouwt zich een crisis waarvoor te weinig aandacht is, schrijven Rosanne Anholt en Meaghan Polack van het Promovendi Netwerk Nederland. 'Alleen het behoud van jong talent zorgt voor een toekomstbestendige wetenschap.'

Afgelopen week is het nieuwe academische jaar van start gegaan. De publieke gesprekken betreffen vooral de vraag in hoeverre het verstandig is om universiteiten hun deuren weer geheel te laten openen voor grote aantallen studenten. Te weinig aandacht is er echter voor de enorme werkdruk op universiteiten, de alarmdagen van de actiegroep WOinActie en het PwC rapport dat laat zien dat universiteiten structureel anderhalf miljard euro te kort komen. Er voltrekt zich echter nóg een crisis binnen de wetenschap, één die nóg minder aandacht krijgt; jonge onderzoekers bedanken massaal voor een wetenschappelijke carrière. 

In Nederland doen naar schatting zo’n 20.000 tot 25.000 jonge wetenschappers promotieonderzoek. Het promotietraject is een proeve van bekwaamheid waarmee een promovendus laat zien zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te kunnen verrichten. Alleen goed zijn in onderzoek is echter niet genoeg voor het doorgroeien naar de felbegeerde positie van postdoc onderzoeker of universitair docent. Veel promovendi doen daarom naast hun promotieonderzoek (vaak onbetaald) extra werk, bijvoorbeeld in de vorm van het geven van onderwijs, het vertalen van onderzoeksresultaten naar advies voor praktijkorganisaties, meedraaien in medezeggenschapsraden en meedoen in het publieke debat.  

Risico op depressies en angststoornissen

Promoveren is dan ook een zwaar traject. Uit eigen onderzoek blijkt dat een ruime veertig procent van alle promovendi soms overweegt om met het promotietraject te stoppen. Meer dan 38 procent van de promovendi vertoont ernstige symptomen van burn-out en 47 procent heeft een verhoogd risico op het ontwikkelen van een psychiatrische stoornis, zoals een depressie of angststoornis. Extra risico lopen internationale promovendi met een eigen beurs; zij kunnen nauwelijks rondkomen van de bedragen die soms op slechts vijftig tot 75 procent van het minimumloon liggen. Zulke promovendi worden door sommige universiteiten actief gerekruteerd. 

Rosanne Anholt. Foto: RU

Ongeveer 1 op de 5 promovendi in Nederland krijgt daarnaast te maken met ongewenst gedrag op de werkvloer. Daarbij gaat het van het bagatelliseren van ervaren werkdruk tot discriminatie, schendingen van de wetenschappelijke integriteit (bijvoorbeeld door de promotor) en seksuele intimidatie. In een afhankelijke positie – promovendi zijn immers afhankelijk van hun promotor(en) en begeleider(s) – is het echter moeilijk om grenzen aan te geven, zoals ook Rianne Letschert, rector van de Universiteit Maastricht, aangeeft in haar interview met de Volkskrant op 3 september jl.  

Slachtoffers moeten zwijgen 

Met name ‘steronderzoekers’, wetenschappers die grote onderzoeksbeurzen binnenhalen en daarom vaak óók veel promovendi hebben, kunnen een prille wetenschappelijke carrière maken of breken. Universiteiten, die volgens het recente onderzoek van PwC structureel ondergefinanceerd zijn, willen op hun beurt de wetenschappers die geld binnenhalen niet kwijt. Hen wordt nog te vaak de hand boven het hoofd gehouden terwijl slachtoffers moeten zwijgen 

Er zijn tegelijkertijd ook veel promovendi die een prettige relatie hebben met hun promotoren en begeleiders en die hun promotietraject zonder problemen afronden. Ook zij kijken echter steeds vaker naar de overheid of het bedrijfsleven als een mogelijke vervolgstap na het promotieonderzoek. Recent onderzoek laat zien dat tachtig procent van de promovendi niet doorgaat in de wetenschap – niet alleen omdat er simpelweg niet voor iedereen plek is in de wetenschap, óók vanwege hetgeen hen te wachten staat als ze wel doorgaan in de wetenschap.  

Veel gepromoveerden gaan aan de slag als ‘wegwerpdocent’

Naast de enorme werkdruk en de (soms venijnige) onderlinge competitie, staat jonge wetenschappers vooral structurele baanonzekerheid te wachten. Veel gepromoveerden gaan aan de slag als ‘wegwerpdocent’; voor één of twee jaar met een onderwijsaanstelling van 0.7fte, waarvan iedereen in het onderwijs weet dat het in de praktijk neerkomt op fulltime werk. Maar wie door wil in de wetenschap moet ook haar of zijn onderzoek bijhouden; dat moet dan maar in de eigen tijd gebeuren. Na de langst mogelijke tijdelijke aanstelling wordt er veelal het advies gegeven zes maanden weg te gaan, waarna men weer terug mag komen (op een nieuw tijdelijk contract), want docenten zijn altijd hard nodig. Niet voor niks staan er nu actiegroepen op tegen de flexibilisering van academisch werk, zoals de groepen 0.7 en Casual Leiden. 

Gedesillusioneerd 

Talentvolle, maar gedesillusioneerde promovendi zien de huidige staat van de Nederlandse wetenschap en bedanken voor een academische carrière. De vraag is daarom niet langer ‘hoe trekken we talent aan’, maar ‘hoe kunnen we talent behouden?’ Dat zal meer vragen dan een e-mail van het college van bestuur over hoe ze haar werknemers erkent en waardeert; erkennen en waarderen moet zich vertalen naar concrete acties. Dat betekent dat instellingen wetenschappers genoeg tijd moeten geven om hun taken uit te voeren, hun onderzoek serieus moeten nemen in plaats van het af te doen als noodgedwongen vrijetijdsproject of vrijwilligerswerk, én hen perspectief moeten bieden.  

Behoud van talent zal om een cultuuromslag vragen. Veel jonge wetenschappers willen niet werken in de huidige survival of the fittest-cultuur die de academie eerder tot roofbouw dan ‘topsport’ maakt, zoals Marcel Levi, de nieuwe voorzitter van de belangrijkste Nederlandse wetenschapsfinancier NWO, de wetenschap omschreef. Erkennen en waarderen vraagt om een cultuur waarin we voor elkaar zorgen in plaats van elkaar uitbuiten, waarin we onze verantwoordelijkheid nemen in plaats van elkaar het zwijgen opleggen, en waarin we elkaar helpen het beste uit onszelf te halen in plaats van elkaar klein te houden. Alleen het behoud van jong talent zorgt voor een toekomstbestendige wetenschap.  

Dit opiniestuk van Rosanne Anholt en Meaghan Polack stond eerder op ScienceGuide.nl. Anholt is universitair docent aan de Radboud Universiteit bij het Centrum voor internationaal conflict CICAM, en voorzitter van het Promovendi Netwerk Nederland (PNN). Polack is vice-voorzitter van het PNN en werkt bij het Leids Universitair Medisch Centrum.

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!