Jongens presteren beter op scholen waar meisjes in de meerderheid zijn. Deze opvallende conclusie trekt sociologe Margriet van Hek, die vandaag over het onderzoek publiceert in het magazine School Effectiveness and School Improvement.

Margriet van Hek gebruikte voor haar onderzoek de leesscores van 216.000 vijftienjarigen uit 33 landen (afkomstig van het internationaal vergelijkend onderzoek PISA). Opvallend genoeg zag ze dat zowel jongens als meisjes hoger blijken te scoren als op hun school meisjes in de meerderheid zijn. Als 60 procent van de leerlingen vrouwelijk is, profiteren zowel jongens als meisjes. Maar jongens nog het meest. ‘Stel een meisje gaat van een 6 naar een 7, dan gaan jongens van een 6 naar een 7,5.’
Op scholen met 60 procent jongens zijn de leesscores van zowel jongens als meisjes slechter. Vandaag publiceert Van Hek over de onderzoeksresultaten in School Effectiveness and School Improvement.

Hoe hoger het percentage meisjes op school, hoe productiever de leeromgeving

Haar verklaring? ‘Lezen is over het algemeen een activiteit waar meisjes meer plezier in hebben dan jongens. Lezen wordt ook vaker gezien als iets voor meisjes. Dat maakt waarschijnlijk dat meisjes over het algemeen gemotiveerder zijn als ze moeten lezen dan jongens. En als jongens tussen veel gemotiveerde medeleerlingen zitten, dan gaan ze zelf ook serieuzer aan de slag.’ Hoe hoger het percentage meisjes op school, hoe productiever de leeromgeving dus is. En dat stimuleert.

Samen vakken volgen

Het is dus zaak om de verdeling jongens en meisjes op school in de gaten te houden. Koffers vol meisjes tover je niet zomaar te voorschijn, maar wat je wel kunt doen, zegt Van Hek, is zorgen dat de meisjes en de jongens elkaar vaak in de klas ontmoeten. ‘Een vmbo-profiel op het gebied van zorg en welzijn – dat veel meisjes kiezen – heeft normaal gesproken weinig overlap met een profiel waarbij de nadruk ligt op bouw en vervoer – vaker de keuze van jongens. Maar laat ze in elk geval zoveel mogelijk samen vakken volgen zoals Engels, geschiedenis en economie’, suggereert Van Hek, die in Nijmegen promoveerde en inmiddels aan de Universiteit Utrecht werkt.