Journalist doet weinig met debatcultuur
Communicatiewetenschapper Malou Willemars onderzocht hoe journalisten omgaan met de veranderingen in het publieke debat. En concludeert dat het gros doet wat het altijd al deed: nieuws verschaffen.
Oud-journalist Kees Buijs had ons al gewaarschuwd in zijn proefschrift over regio-journalistiek: journalisten zijn geen prototype vernieuwers. Nu verschijnt bij communicatiewetenschap opnieuw een proefschrift waaruit blijkt hoe behoudend het gros van de journalisten is.
Terwijl internet en de sociale media maken dat iedereen kan deelnemen aan een publiek debat, zien veel journalisten geen nieuwe taak voor zichzelf weggelegd. ‘Ze zijn eigenlijk volop bezig met nieuwe dingen, nieuwe vormen, nieuwe concurrenten, maar ik merk dat ze desondanks aan oudere journalistieke waarden vasthouden: een afstandelijke positie buiten het debat, waarbij het not done is om meer te doen dan het debat verslaan en er een podium voor bieden.’
Faceboekgroepen
Neem de Zwarte-Piet-discussie. Dertig jaar geleden zouden vertegenwoordigers van belangengroepen met opinies komen en daar zou het dan bij blijven. Tegenwoordig debatteert iedereen mee via facebookgroepen, twitterdiscussies en online websites, gewoon thuis met het mobieltje op de bank. ‘Dat maakt het debat groter en moeilijker grijpbaar. Ik zie daar journalisten mee worstelen. Ze vinden het maar lastig als zo’n debat explodeert.’
Dagblad De Telegraaf mengde zich onlangs in het Zwarte Pieten-debat met de kop “Ophouden met die flauwekul. Schijnheilig!” op de voorpagina. Maar dat lijkt Willemars niet productief. ‘Journalisten moeten niet denken dat ze onder controle hebben waar mensen het over hebben. Het debat gaat op een andere plek heus wel door.’ Wat een krant hier wel kan doen, oppert Willemars, is besluiten er tijdelijk niet meer over te berichten ‘en de lezer daar dan ook van op de hoogte stellen, in de trant van: we doen even niks, tot er iets nieuws gebeurt’. Of: het debat analyseren. ‘Bij grote debatten kun je best zo nu en dan stelling nemen: terugzien op het debat en kijken of het vruchtbaar is geweest of niet.’ Maar de meeste journalisten zien het niet als hun taak om een debat in goede banen te leiden, vertelden ze Willemars. ‘Ze proberen alle meningen een podium te bieden, maar reflecteren niet op het debat.’
Robots
Willemars voerde diepte-interviews met 28 journalisten, zowel starters als ervaren journalisten. Daarnaast bestudeerde ze hoe krantenartikelen, televisie-items en webposts van zeven media (het AD, de Volkskrant, Nova, Netwerk, Spits, De Pers en Joop) omgingen met netelige kwesties als embryoselectie en de vervolging van Geert Wilders.
Ongeveer een kwart van de groep die ze sprak, experimenteert wél met nieuwe rollen. Zij vinden een eigen actieve bijdrage aan het debat wel belangrijk. Terecht, vindt Willemars, want ‘met alleen informatie geven kom je er niet meer. Feitjes bij elkaar zetten kun je tegenwoordig ook door robots laten doen’.
Ze vermoedt dat het trendsetters zijn, die dat ook doen vanuit een overlevingsdrang nu traditionele media terrein verliezen. ‘Journalisten zijn steeds meer een personal brand aan het worden. Door hun persoonlijke indrukken te geven via twitter, blogs en columns en zich in het debat te mengen, treden ze in de spotlights. Dat kan helpen bij het verwerven van nieuwe opdrachten.’/ Martine Zuidweg
Malou Willemars promoveert dinsdag 25 november om 12.30 uur in de Aula.
propaganda schreef op 17 november 2014 om 18:20
Het probleem is echter dat wanneer journalisten zich in debatten gaan mengen, er geen onpartijdig overzicht is van het geheel. Wat Willemars hier aanmoedigt is simpelweg slechte journalistiek, en riekt van de “Als er geen nieuws is verzinnen we het zelf wel!” mentaliteit.