Juristen gaan geld halen bij bedrijven
Wat doe je als al die dikke onderzoeksbeurzen aan je voorbij gaan? Precies, je bedenkt een plan om via een andere weg geld voor onderzoek binnen te halen. De rechtenfaculteit gaat actiever bedrijven en overheden benaderen om bij te dragen, de rest haalt ze uit de pot algemene middelen (eerste geldstroom).
De nieuwe decaan van de rechtenfaculteit is ambitieus. Hij wil meer promovendi aanstellen. En niet een paar meer. De faculteit streeft naar een verdubbeling. ‘Nu hebben we jaarlijks gemiddeld tien promoties. Ik heb er liever twintig’, zegt Steven Bartels. Behalve goede onderzoeksvoorstellen en voldoende begeleiders is daar veel onderzoeksgeld voor nodig. Kom daar maar eens aan in een wereld waar internationaal onderzoek en Engelstalige onderzoeksvoorstellen de toon zetten.
‘Wij zijn gespecialiseerd in het Nederlands recht. Dan ligt het niet voor de hand om in het Engels te publiceren. Bij sommige vakken, migratierecht, Europees recht en internationaal recht, past dat wel, maar het merendeel van wat wij doen is behoorlijk nationaal. Een vak als het Nederlands erfrecht kún je niet eens vertalen in het Engels. En als mijn collega Paul Bovend’Eert een onderzoek publiceert over de kabinetsformatie van 2012, dan heb je het over Nederlands staatsrecht. Dat laat zich niet zomaar vertalen naar een ander land.’
Grote spelers
De juristen mogen met het Grotius een gebouw van allure hebben, de vele miljoenen aan onderzoeksgelden uit Brussel en Den Haag gaan aan hen voorbij. Ook de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), die het Nederlandse overheidsgeld voor onderzoek verdeelt, eist dat voorstellen in het Engels worden ingediend.
Vandaar het nieuwe plan van de faculteit: meer bedrijven en overheden aanspreken op hun bereidheid financieel bij te dragen aan onderzoek. Liefst grote spelers in de markt, zoals pensioenfondsen en grote advocaten- en notariskantoren. ‘We denken aan partijen die veel belang hebben bij kennis over mogelijke oplossingen van problemen waar ze voortdurend tegenaan lopen. We werken nauw samen met de praktijk, daardoor weten we welke onderwerpen leven.’
Hij noemt als voorbeeld van zo’n onderwerp de vele faillissementen vandaag de dag waarbij een bedrijf de ene dag failliet gaat, de werknemers ontslaat en de volgende dag weer verder gaat. ‘Daar worden, begrijpelijk, vraagtekens bij geplaatst. Terwijl, het bedrijf had het ook niet gered als alles bij het oude was gebleven. Je moet dus een balans zien te vinden tussen aan de ene kant het maatschappelijk belang van de doorstart van een bedrijf en aan de andere kant bescherming van werknemers. De vraag die voor ons dan interessant is: wat zijn de juridische instrumenten om die balans goed te krijgen?’
Om hier alvast zicht op te krijgen hebben onderzoekers van de faculteit in opdracht van het Ministerie van Justitie gekeken hoe andere landen dat aanpakken; welke regelingen houden zij er op na in dit soort gevallen?
Alsjeblieft
Maar bedrijven en overheden komen niet zomaar met onderzoeksgeld over de brug, is Bartels’ ervaring. Vandaar het plan om als faculteit zelf ook steeds de helft van het benodigde bedrag bij te lappen. Dat geld wil ze halen uit de eerste geldstroom: de pot die de faculteit krijgt op basis van de aantallen studenten en die ook is bedoeld voor onderwijs en aanverwante zaken. ’Je krijgt het niet voor elkaar als je zegt ‘wij willen dit onderzoeken, willen jullie daar alsjeblieft geld insteken’? Daarom zeggen wij voortaan: we willen zelf investeren in dit onderzoek, willen jullie ook mee investeren?’
Of dat erbij lappen uit de eerste geldstroom dan niet ten koste gaat van het onderwijs, is de vraag. Juist niet, zegt Bartels. ‘Investeren in onderzoek is óók investeren in onderwijs. We willen studenten onderwijs geven over actuele vraagstukken en dat doen we op deze manier. Dus dat onderzoek is ook een trigger om je onderwijs te vernieuwen. Daarbij besteden promovendi bij ons altijd een kwart van hun tijd aan onderwijs. Dus elke promovendus extra, betekent meer onderwijs.’ / Martine Zuidweg