Kabinet morrelt aan promotiebonus
Universiteiten krijgen niet langer een vast bedrag per proefschrift. Er komt een einde aan de zogeheten promotiebonus, verkondigen minister Jet Bussemaker en staatssecretaris Sander Dekker vandaag. Maar verregaande maatregelen blijven uit. ‘Laten we hopen dat er nog echte nieuwe stappen volgen.’
Bart Verheijen en Dorian Schaap, namens PON (Promovendi Overleg Nijmegen) lid van de Ondernemingsraad van de Radboud Universiteit, waren blij verrast toen ze vanochtend de voorpagina van de Volkskrant zagen: ‘Kabinet pakt promotiefabriek aan’. Verheijen: ‘We zijn blij met dit geluid en dit inzicht’. Schaap: ‘Het kabinet ziet in dat het in de wetenschap nu te veel om kwantiteit gaat, dat het erom gaat er zo veel mogelijk promovendi doorheen te jassen en dat daar wat aan moet veranderen.’
Het Volkskrant-artikel vermeldt het einde van de zogeheten promotiebonus, die minister Jet Bussemaker en staatssecretaris Sander Dekker vandaag ook in andere media aankondigen. Per promotie krijgen universiteiten momenteel een flink bedrag: 90 duizend euro. Omdat er steeds meer promovendi zijn, leunt de financiering van universiteiten ook steeds zwaarder op de hoeveelheid promoties.
Daar gaan minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker een einde aan maken. In 2015 bestaat het universitaire budget voor 24,1 procent uit de promotiebonus en dat vinden ze te veel. Het zou hooguit twintig procent mogen zijn. De bonus verdwijnt niet, maar wordt lager. Ietsje lager. Van de promotiebonus gaat om te beginnen 5 procent af, stellen Bussemaker en Dekker.
Tja, reageert Schaap. ‘Waar hebben we het dan eigenlijk over?’ Maar de beide promovendi willen niet somberen nu het kabinet eindelijk lijkt af te rekenen met de standaardvergoeding voor promoties. Verheijen: ‘Laten we maar hopen dat er nog echte nieuwe stappen volgen. Dat haar ambtenaren nu hard aan het werk zijn om dit uit te werken in concreet beleid.’
De nieuwe maatregel van Bussemaker en Dekker staat in Wetenschapsvisie 2025: keuzes voor de toekomst, een lijvig document waarin de bewindslieden hun blik op de Nederlandse wetenschap geven. Ze prijzen de prestaties van de Nederlandse wetenschap, maar willen de koers toch bijstellen. Er komt een Nationale Wetenschapsagenda. Zo’n agenda past volgens het kabinet in een internationale trend ‘dat er onder regie van de overheid speerpunten worden gekozen waarop onderzoekers en maatschappelijke partners samenwerken’.
Er komt dus meer nadruk op de maatschappelijke relevantie van wetenschap. De stok achter de deur is onderzoeksfinancierder NWO, die een groot deel van het wetenschapsbudget over de universiteiten verdeelt en die meer nadruk moet gaan leggen op de maatschappelijke opbrengst (‘valorisatie’) van de wetenschap. / HOP, Martine Zuidweg