Het nieuwste IPCC-rapport laat er geen misverstanden over bestaan: we moeten aan de bak om de klimaatopwarming enigszins binnen de perken te houden. Klimaatwetenschapper Heleen de Coninck, die meeschreef aan het rapport, en managementwetenschapper Vincent de Gooyert leggen uit wat ons te doen staat.
De opwarming van de aarde beperken tot 1,5 graad wordt een herculesopgave, maar het kan nog wel. Dat is de hoofdboodschap van het rapport van VN-klimaatpanel IPCC dat gisteren verscheen. Gaan we door op de huidige voet, dan is het in 2100 3,2 graden warmer dan in de periode 1850-1900, vóór de Industriële Revolutie. Klimaat- en innovatiewetenschapper Heleen de Coninck, sinds 2020 hoogleraar in Eindhoven maar ook nog verbonden aan de Radboud Universiteit, was een van de honderden auteurs van het IPCC-rapport.
Aan welk deel schreef u mee?
‘Aan het hoofdstuk over innovatie, over de vraag hoe je de transitie naar een klimaatvriendelijkere wereld voor elkaar kunt krijgen. Met technologie en innovatie alléén kom je er niet, benadrukken wij. Het gaat om een combinatie van technologie én maatschappij. Uiteindelijk draait het om wat mensen doen.’
Wat is het belangrijkste dat volgens jullie nu moet gebeuren?
‘Niet één ding, het is juist belangrijk dat er heel veel dingen tegelijk gebeuren. Én CO2-vrije energiesystemen, én een ander landgebruik, én groenere transportmethodes, én herplanten van bossen, enzovoorts. Het moet bovendien allemaal heel snel, het komende decennium is cruciaal.’
Dat klinkt wel erg hoog gegrepen. Denkt u dat dat haalbaar is?
‘Ik heb geen kéus. Alleen op deze manier blijft de opwarming binnen de perken. Maar mijn hoop is ook gebaseerd op onderzoek, dat laat zien dat het sneller kan gaan dan je denkt. Een hele hoop technieken zijn de laatste jaren financieel haalbaar geworden. Zonne- en windenergie, bijvoorbeeld, of elektrisch vervoer. Dat kan een zelfversterkend effect op gang brengen dat de huidige modellen nog wat onderschatten.’
‘Het mes snijdt aan twee kanten’
‘Dat geldt ook voor consumentengedrag. Door veel minder vlees en zuivel te eten kan het landgebruik voor landbouw mogelijk enkele tientallen procenten omlaag. Dat land kan dan vervolgens gebruikt worden voor herbebossing of natuur – biodiversiteit staat immers óók onder druk. Maar ook voor het telen van gewassen voor bio-energie en biomaterialen. Voedsel, natuur en energie zijn dus verbonden via landgebruik. Bovendien is meer plantaardig voedsel ook goed voor de gezondheid. Het mes snijdt aan twee kanten.’
Dat gebeurt niet vanzelf.
‘Nee. Je hebt al een voorhoede van vegetariërs en veganisten, maar het wordt pas substantieel als sociale normen verschuiven. Dat dat kan, zie je wel als je naar rookgedrag kijkt. We roken al lang niet meer binnen en op openbare plekken buiten is het ook steeds meer not done. Zoiets voor elkaar te krijgen vraagt om een nadrukkelijke rol van de overheid. Die kan kosten verhogen, alternatieven bevorderen, dingen verbieden, of een campagne starten om mensen minder vlees te laten eten. De overheid heeft daar tot nu toe nauwelijks op ingezet.’
Koolstof uit de atmosfeer halen – de oplossing?
Om binnen de 1,5-graadgrens te blijven, moet er meer gebeuren dan ooit, zegt ook Vincent de Gooyert. ‘Maar het is nog steeds haalbaar. Er gebeurt momenteel ook meer dan ooit.’ De Gooyert is expert op het gebied van het afvangen en opslaan van CO2, de zogeheten carbon capture and storage (CCS). Dat moet volgens het IPCC, naast veel andere technologieën, een belangrijke rol krijgen in het tegengaan van de opwarming. Vanaf 2050 zijn namelijk negatieve CO2-emmissies nodig, wat betekent dat er CO2 uit de atmosfeer gehaald moet worden.
Momenteel gebeurt dat echter nauwelijks, en dat heeft meerdere oorzaken, legt de universitair hoofddocent uit. Een daarvan is dat CCS een containerbegrip is voor veel verschillende technieken. De ene is duurzamer dan de andere, maar dat verschil is voor veel beleidsmakers nog onvoldoende duidelijk, zegt hij. ‘Je kunt CCS bijvoorbeeld inzetten om nieuwe CO2-emmissies te voorkomen, als filter bij elektriciteitscentrales. Maar je kunt er ook netto koolstof mee uit de atmosfeer halen, bijvoorbeeld door de CO2 op te vangen die vrijkomt bij het verbranden van biomassa. Die planten hebben in een eerder stadium immers al CO2 al uit de lucht gehaald om te groeien.’
Een ander probleem rond CCS is dat partijen nu naar elkaar blijven wijzen. De industrie ziet op tegen de kosten om bijvoorbeeld CO2-filters te installeren en wil subsidie. Politici zijn bang dat daar te weinig draagvlak voor is en dat ze dan niet herkozen zullen worden. Burgers op hun beurt hebben er weinig vertrouwen in dat de industrie klimaat belangrijk vindt.
Er is daarom een nieuw narratief nodig, denkt De Gooyert. ‘Het kan helpen als iedereen merkt dat het geen zero sum game is, maar dat we er allemaal op vooruit gaan met duurzame technieken. CCS kan daarbij een verbindende factor zijn. Het kan helpen de klimaatdoelen te behalen en biedt tegelijkertijd ook perspectief voor de industrie. Om CO2 onder de grond op te slaan is bijvoorbeeld ook techniek nodig, die zij kunnen leveren.’