Klimmen op de sociale ladder is een kunst

05 nov 2019

Hoogopgeleide ouders weten hoe ze hun kinderen moeten helpen bij hun huiswerk en zijn beter in staat hun kroost naar het vwo te pushen dan ouders met een laag opleidingsniveau. Kinderen uit een goed milieu hebben daardoor anno 2019 nog altijd meer kansen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt.

Studeer je aan de universiteit, dan is de kans groot dat je ouders ook academisch geschoold zijn. Het is nog altijd zo dat kinderen van hoogopgeleide, welgestelde ouders in Nederland betere kansen hebben. De Nijmeegse socioloog Margriet van Hek doet onderzoek naar onderwijs en ongelijkheid. Volgens haar zouden scholen meer kunnen doen om kinderen gelijke kansen te bieden voor de toekomst.

De overgang van de lagere naar de middelbare school is een bepalend moment in het leven van jonge pubers. Op dit kruispunt wordt besloten of ze naar vmbo/mavo, havo of vwo gaan. Volgens Van Hek toont onderzoek aan dat deze vroege differentiatie ongelijkheid in de hand werkt. ‘Hoe langer je alle leerlingen bij elkaar houdt, hoe meer je ongelijkheid in het onderwijs bestrijdt’, zegt ze.

In Nederland zijn kinderen meestal twaalf jaar als ze de basisschool verlaten. In Duitsland en Oostenrijk ligt het keuzemoment nog eerder, rond het tiende jaar. In de Verenigde Staten weten kinderen pas na de middelbare school hoe ze verder gaan.

‘Twaalf jaar is een redelijk jonge leeftijd om de kinderen uit elkaar te halen’, zegt ze. ‘Het voordeel van later differentiëren is: goed presterende leerlingen tillen de minder presterende leerlingen naar een hoger niveau. Als je ze langer bij elkaar houdt, profiteren de minder goed presterende leerlingen daarvan. Het klopt dat sterke leerlingen dan minder uitgedaagd worden, maar dat weegt niet op tegen de voordelen voor de rest.’

Schaduwonderwijs

Al met al is Nederland een land waarin je kansen voor een belangrijk deel worden bepaald door je inzet, doorzettingsvermogen en intelligentie. Toch bestaat ook hier een verband tussen het opleidingsniveau van ouders en onderwijsprestaties van kinderen. Volgens de Staat van het Onderwijs, het jaarlijkse rapport van de Onderwijsinspectie in Nederland, stromen kinderen van hoogopgeleide ouders vaker zonder vertraging door naar havo en vwo, terwijl kinderen van laagopgeleide ouders vaker blijven zitten of na een verwijzing uitstromen naar speciaal basisonderwijs of vmbo. Dat is volgens het onderwijsrapport deels te verklaren vanuit verschillen in aanleg van de kinderen – de genen, zeg maar.

Margriet van Hek

Er zijn echter ook andere verklaringen. Kinderen van hoogopgeleide ouders beschikken over hulpbronnen die andere kinderen niet hebben, in de eerste plaats van financiële aard. Hun ouders betalen sneller bijles voor hun kroost, zoals een extra cursus om bepaalde vakken op te krikken voor de Centrale Eindtoets of zogenaamd schaduwonderwijs (privaat bekostigd, aanvullend onderwijs, red.) op de middelbare school.

Niet alleen geld speelt een rol. ‘Bij hoger opgeleide ouders botst de thuiscultuur minder met de cultuur op school’, zegt Van Hek. ‘Dat betekent onder andere kennis. Hoogopgeleide ouders kunnen hun kinderen beter helpen met werkstukken, huiswerk en toetsen leren en hebben ook meer kennis over hoe het onderwijssysteem werkt.’

Tot slot zijn er de sociale contacten van de ouders. ‘Hoopopgeleide ouders kunnen hun kinderen makkelijker aan een goede stageplek helpen. En als hun kinderen moeite hebben met wiskunde, kennen ze wel iemand die hun kennis kan bijspijkeren.’

Schifting

Het onderzoeksrapport De Staat van het Onderwijs noemt ook het lerarentekort als een grote motor van ongelijkheid. Dat tekort is ongelijk verdeeld: scholen met meer allochtone en kansarme leerlingen hebben veel meer moeite leraren te vinden dan andere scholen. Een mogelijke verklaring is de werkdruk. Ondanks de betere randvoorwaarden op scholen met leerlingen die meer begeleiding nodig hebben – denk aan kleinere klassen of meer handen in de klas – is er meer ziekteverzuim en personeelsverloop dan op basisscholen met meer kinderen van hoger opgeleide ouders. Van Hek: ‘Door die schifting van docenten worden ook de verschillen tussen scholen groter.’

‘Hoogopgeleide ouders helpen hun kinderen aan een goede stageplek’

Docenten hebben op nog een andere manier invloed op de prestaties van kinderen. ‘Leerlingen van wie docenten hoge verwachtingen hebben, presteren beter. Die verwachtingen blijken weer samen te hangen met de sociaaleconomische status van de ouders.’

Dezelfde handboeken

Ook de ongelijkheid in de Nederlandse samenleving werkt door in het Nederlands onderwijs. Doordat wijken enigszins gesegregeerd zijn en ouders hun kind vaak naar de dichtstbijzijnde basisschool brengen, zitten kinderen uit meer of minder welgestelde wijken vaak op aparte scholen.

Ook op de middelbare scholen lijkt de ongelijkheid echter te groeien. ‘Vroeger waren er meer brede schoolgemeenschappen in Nederland’, zegt Van Hek. ‘Ik ben naar een school geweest waar mavo, havo en vwo naast elkaar zaten. Er komen meer aparte gymnasia en aparte vmbo-scholen, waardoor vwo’ers en vmbo’ers elkaar minder vaak tegenkomen in het onderwijs.’

Tegelijkertijd doet de Nederlandse overheid haar best om de verschillen tussen scholen zo klein mogelijkheid te houden. ‘Het onderwijs in Nederland is vrij gestandaardiseerd. Scholen moeten tot op zekere hoogte hetzelfde curriculum aanbieden en de verschillen in docentsalarissen zijn niet groot. In de Verenigde Staten zijn de verschillen tussen middelbare scholen veel groter.’

Stapelen

Dat er hier geen Amerikaanse verschillen zijn tussen scholen, wil niet zeggen dat alles goed loopt. Ook in schooladviezen is de ongelijkheid de laatste twintig jaar toegenomen. Neem de Centrale Eindtoets (opvolger van de Cito-toets, red.), in de jaren zestig ingevoerd vanuit het idee dat alle kinderen gelijke kansen moeten krijgen en dus langs dezelfde meetlat worden gelegd. Dat idee lijkt ondertussen verleden tijd, want inmiddels is het lerarenadvies even doorslaggevend voor de schoolkeuze als de Centrale Eindtoets.

Wat blijkt nu? Kinderen van hoogopgeleide ouders hebben meer kans op een vwo-advies van hun leraar dan kinderen van laagopgeleide ouders. ‘Dat effect is toegenomen en dat is een probleem’, zegt Van Hek. ‘Hoe dat komt? Misschien doordat hoogopgeleide ouders in de basisschool vaker druk zetten op de docent. Zij zeggen: “Jij geeft havo-advies, maar ik wil dat mijn kind naar het vwo gaat.”‘

Als kinderen met een lager advies van hun docent toch goed scoren op hun Centrale Eindtoets, wordt dat advies soms naar boven bijgesteld. Dat gebeurt in ongeveer een kwart van de gevallen, maar vaak pas nadat de aanmeldings- en plaatsingstrajecten bij het voortgezet onderwijs  voorbij zijn. Daarom lukt het leerlingen met een bijgesteld advies niet altijd een plaats te vinden op het geadviseerde niveau. Dit belemmert de ontwikkeling van leerlingen van laagopgeleide ouders.  Adviezen naar beneden bijstellen, gebeurt dan weer veel minder, wat in het voordeel speelt van kinderen van hoogopgeleide ouders.

‘Leerlingen van wie docenten hoge verwachtingen hebben, presteren beter’

Alles bij elkaar kan de overheid de ongelijkheid in de samenleving op verschillende manieren bestrijden via het onderwijs, zegt Van Hek.  Ze zet ze nog even op een rijtje. ‘Houd kinderen zo lang mogelijk bij elkaar. Zet in op het behoud van brede scholen. Zorg dat stapelen (door studie op studie te stapelen een steeds hoger onderwijsniveau bereiken, red.) gemakkelijk is. Onderzoek de gevolgen van de volgorde lerarenadvies-eindtoets en probeer mogelijke negatieve effecten tegen te gaan. En standaardiseer het onderwijs zoveel mogelijk, zodat er zo weinig mogelijk verschillen zijn tussen scholen. Nederland doet het niet slecht, maar kan zeker nog stappen zetten.’

1 reactie

  1. Brockbernd schreef op 19 februari 2022 om 20:27

    Ik ben duidelijk een kind dat, samen met een klein groepje, op de basisschool ‘anders ‘ was dan de rest en wij werden dan ook veel gepest door de ‘meute’.
    Wat een verademing was het om op 12 jarige leeftijd naar het Gymnasium te kunnen gaan. Waar ik mensen trof die meer op mij leken.
    Ik ben na m’n gymnasium B , als eerste generatie student aan geneeskunde begonnen. Ik wilde zo graag kinderarts worden, had op jonge leeftijd m’n vriendje verloren aan leukemie, maar daar liep ik tegen m’n grenzen aan, kreeg ook andere sociale interesses en ben gestopt.
    Direct een directie secretaresse opleiding gedaan om te kunnen werken. Geen spijt van gehad.
    Later nog PABO, opleiding voor remedial teacher en HBO master Special Educational Needs gehaald. Heb mezelf wel altijd uitgedaagd.
    Onze dochters hebben ook gymnasium gedaan en een universitaire studie afgerond. Zij hadden het voordeel van ouders die er meer vanaf wisten.
    Dus als oud leerling, maar ook als leerkracht, pleit ik juist voor vroegtijdig kleinschalig specialistisch onderwijs voor bepaalde leerlingen, naast ‘schoolfabrieken’ voor kinderen die juist baat hebben bij een verlengde brugklas periode.
    Leerlingen die in de klas gezien worden als ‘dom’ of ‘slimpie’ worden vaak gepest en gaan daardoor juist onderpresteren.
    Zij hebben baat bij categoriale VMBO of gymnasia. Zij kunnen daar floreren in klassen met gelijkgestemden.
    Zie ook https://www.nrc.nl/nieuws/2022/02/18/kun-je-de-onderkant-verheffen-door-de-bovenkant-de-pas-af-te-snijden-hoe-we-anders-zijn-gaan-denken-over-het-gymnasium-a4090605?utm_source=SIM&utm_medium=email&utm_campaign=nrc5om5&utm_content=&utm_term=20220219

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!