‘Knettergek’, ‘idioot’ en ’tribunalen’: wat mag een lid van de Tweede Kamer zeggen?
De Tweede Kamer discussieerde gisteren over gedrag en omgangsvormen in debatten. Historica Carla Hoetink ziet parallellen in de parlementaire geschiedenis. ‘Wat Forum nu doet, deden de communisten in de jaren dertig.’
‘Knettergek’, ‘idioot’ en ’tribunalen’; de Tweede Kamer worstelt met de uitlatingen en het taalgebruik van de eigen leden. Gisteren werd er gedebatteerd over de toon van het debat. Besluiten werden er nog niet genomen. De Kamerleden zijn het oneens of er woorden moeten worden verboden.
Opvallende afwezige in het debat over omgangsvormen was Geert Wilders, die vindt dat zijn vrijheid van meningsuiting wordt ingeperkt en stelt dat Nederland een dictatuur is. Gideon van Meijeren van Forum voor Democratie kwam alleen voor zijn eigen spreektijd naar het debat.
De verruwing van het taalgebruik in het parlement staat al jaren op de agenda. Historici Carla Hoetink en Peter Bootsma schreven er in 2006 het boek Over Lijken. Ontoelaatbaar taalgebruik in de Tweede Kamer over.
Het huidige debat zou een prima nieuw hoofdstuk van het boek zijn, stelt Hoetink vast. Ze ziet twee fenomenen die nu al bijna twintig jaar spelen. Aan de ene kant discussie over het fatsoen en gedrag van de parlementariërs, aan de andere kant de aanval op de democratische rechtsstaat en zijn instituties.
Communisten
In de jaren dertig van de vorige eeuw werd dit debat op een vergelijkbare manier gevoerd, vertelt Hoetink. ‘De democratie was toen nog erg jong. De communisten zaten vanaf 1918 in het parlement. En samen met de revolutionair socialisten vielen zij het instituut van de Tweede Kamer aan. Ze gaven aan dat deze liberale democratie de hunne niet was. Ook werd er over een kartel gepraat. Los van hun ideologische verschillen, ging het om dezelfde afwijzing van de bestaande politiek als je nu bij Forum voor Democratie ziet.’
‘Kamervoorzitter Dolman zei dat je niet verder kan discussiëren als je iemand van leugens beticht’
Onder het mom ‘ik zeg wat ik denk’ is het taalgebruik volgens Hoetink sinds de opkomst van Fortuyn op een glijdende schaal terechtgekomen. ‘Je ziet nu het risico dat verruwing van taalgebruik op termijn leidt tot ondermijning van de politiek als zodanig.’
Liegen
Als voorbeeld haalt Hoetink de beschuldiging van liegen aan. In het verleden trad de Kamervoorzitter streng op tegen dergelijke uitlatingen. Niet omdat het woord zelf zo kwalijk is, maar vanwege de zeggingskracht van deze kwalificatie. Hoetink: ‘Kamervoorzitter Dolman (1979-1989, red.) zei dat je niet verder kan discussiëren als je iemand zonder meer van leugens beticht. Dat zet de deur open naar de suggestie dat er te kwader trouw wordt gehandeld.’
Toen PvdA-Kamerlid Marcel van Dam in 1980 niet van leugens mocht spreken, verzon hij als alternatief: ‘Het tegendeel van de waarheid heb ik zelden pregnanter onder woorden gebracht gezien.’ Dat stond de voorzitter wel toe.
Knettergek
Huidig Kamervoorzitter Bergkamp heeft nu aangekondigd dat ze strenger zal gaan optreden bij het “ongeoorloofd op de persoon spelen.” Daarbij noemt zij kwalificaties als “(knetter)gek” of “idioot” als voorbeelden van beledigingen om bij in te grijpen. Mogelijk zullen hierop weer nieuwe eufemismen worden verzonnen.
Hoetink verwacht dan ook dat de voorzitter het nog druk kan krijgen als de Kamer besluit de teugels op dit vlak aan te trekken. ‘De manier om in te grijpen is nu om iemand te waarschuwen en te vragen een uitlating terug te nemen. Doet een Kamerlid dat niet, dan kan de voorzitter deze het woord ontnemen. De uiterste maatregel is zelfs om iemand een dag lang de toegang tot de Kamer te ontzeggen. Dat laatste is echter een zware maatregel, waar een voorzitter niet lichtvaardig mee zal omspringen; het is al bijna 70 jaar niet meer voorgekomen. Meestal haalt de korte discussie over een uitspraak wel de angel eruit.’
Vrijheid van meningsuiting
De Tweede Kamer worstelt in de kern met de balans tussen de debatregels en de vrijheid van meningsuiting, legt de historica uit. ‘Je merkt nu toch dat die vrijheid niet onbegrensd is. Politici hebben een symboolfunctie. Zodra ze uitlatingen doen die twijfel zaaien over bijvoorbeeld de geldigheid van wetten of van uitspraken van rechters kan dat worden overgenomen door burgers. Je moet misstanden kunnen benoemen, kijk maar naar de toeslagenaffaire, maar het is fundamenteel iets anders als je de rechtstaat gaat afwijzen en over tribunalen gaat spreken.’
‘Woorden doen ertoe’, aldus Hoetink. ‘Zolang je daar in het openbaar tegen opkomt en dat controleerbaar en transparant gebeurt, bewijs je de democratie een grotere dienst dan wanneer je achter de schermen afspraken maakt om bepaalde politici uit te sluiten, te stigmatiseren of te negeren.’