‘Kom je Refter?’ ‘Ik ben stad!’ Een nieuwe studententaal is geboren
Studenten gebruiken een nieuw soort ultrakorte zinnen. ‘Ik ben uni’, in plaats van ‘ik ben op de uni’. In eerste instantie lijkt de constructie grappig en losjes, maar er zijn wel degelijk (ongeschreven) grammaticaregels. ‘Ik fiets bios… Dat zegt niemand.’
‘Kom je Refter?’ Taalkundige Gert-Jan Schoenmakers hoorde het vanmorgen nog een student zeggen aan de telefoon. Onder de jongste bewoners van de campus is het inmiddels ingeburgerd taalgebruik. Korte zinnetjes waarin het lidwoord (de/het) en het voorzetsel (op/naar/in) zijn weggelaten. ‘Ik ga stad’ in plaats van ‘ik ga naar de stad’.
Samen met studente Chantal van den Berg deed hij eerder dit jaar een onderzoek naar deze nieuwe zinsconstructie, die ook zij steeds meer om haar heen hoorde – vooral toen ze erop begon te letten. Vragen die ze wilden beantwoorden waren onder meer: wie gebruikt deze taal nu precies en wat vinden mensen ervan?
Taalverloedering
Schoenmakers: ‘Mijn oudere collega’s op de universiteit kenden de constructie nog helemaal niet.’ Maar als ze ermee geconfronteerd werden, deed het hun pijn aan de oren. Taalverloedering!
Nieuw magazine
Dit verhaal staat in de nieuwe Vox, die vanaf deze week te vinden is in de bakken op de campus en waarin alles draait om de toga en de hiërarchie op de universiteit. Heeft de toga zijn langste tijd gehad? Je leest het in het nieuwe magazine.
Schoenmakers is universitair docent bij Taal & Communicatie aan de Universiteit Utrecht, tot vorig jaar was hij in dienst van de Radboud Universiteit. Van den Berg studeert filosofie in Nijmegen, maar volgde daarnaast de cursus Syntaxis bij taalwetenschap. Samen stelden ze een vragenlijst op die ze door 200 mensen lieten invullen. Jong, oud, student, niet-student, stedelijk, dorps.
De meeste deelnemers van boven de 35 jaar kenden ‘ik ga stad’ niet. Uit de antwoorden bleek dat respondenten naarmate ze meer bekend waren met de constructie, positiever reageerden. Dan vonden ze de constructie wel grappig of hip.
Gebruikers weten volgens Schoenmakers echt wel dat het weglaten van het lidwoord en een voorzetsel geen correct Nederlands is en dat je zulke constructies niet moet toepassen in een scriptie of in een mail aan je docent.
Betekenisarme werkwoorden
‘Ik ga stad’ is populair op WhatsApp, maar komt ook voor in gesproken taal. ‘Onder mijn medestudenten, van wie de meesten wat jonger zijn dan ik, hoor ik het nu bijna dagelijks’, zegt Van den Berg. ‘Er zitten wel degelijk grammaticale regels achter’, vult Schoenmakers aan. ‘Deze constructie wordt alleen gebruikt met betekenisarme werkwoorden als gaan, komen, zijn en blijven. Fietsen kan bijvoorbeeld al niet. Ik fiets bios… Dat zegt niemand.’
Betekenisarme werkwoorden? ‘Ja, neem het werkwoord gaan. Het enige wat je daarmee uitdrukt, is dat er een beweging richting een bepaald punt is. Maar als je fietsen zegt, dan zeg je tegelijkertijd dat er beweging is richting een bepaald punt, én dat dat op een bepaalde manier gebeurt, namelijk per fiets. Dus eigenlijk zeg je: ik ga daarheen en ik doe dat fietsend.’
Een gebruiker van de ultrakorte jongerentaal zal meteen zien dat ‘ik fiets uni’ niet kan, maar ‘ik ga uni’ wel. Dat gaat onbewust en intuïtief, aldus de onderzoekers.
‘Je laat zien: wij zijn een sociale groep met een eigen identiteit en onze ouders horen daar duidelijk niet bij’
Een andere, ongeschreven regel is dat bijna alle zelfstandig naamwoorden kunnen worden gebruikt – denk aan bios of strandje of UB of Appie – maar dat de deelnemers aan het gesprek wel moeten weten welke plek er wordt bedoeld. ‘Kom je stad?’ is geen verzoek om naar een willekeurige stad te komen, iedereen snapt dat het om Nijmegen centrum gaat. ‘Ik ben strandje’ slaat natuurlijk op het zand tussen de kribben aan de Waal. Je moet wel bij een incrowd horen om mee te kunnen praten.
Jongerentaal wordt altijd gebruikt door een bepaalde groep om zich af te scheiden van andere (oudere) categorieën, zegt Schoenmakers. ‘Dat je laat zien: wij zijn een sociale groep met een eigen identiteit en onze ouders horen daar duidelijk niet bij. Die praten dus ook anders dan wij.’
Versimpeling
Volgens Schoenmakers is het zeker mogelijk dat ‘ik ben stad’ zijn oorsprong vindt in straattaal, en door studenten is overgenomen. In de Surinaamse variant van het Nederlands worden ook vaak woordjes weggelaten uit zinnen, bijvoorbeeld ‘ik weet niet’ of ‘is goed’. De bevestiging ‘is goed’ wordt tegenwoordig overigens door iedereen gebruikt, die heeft ongemerkt zijn weg gevonden naar het standaard Nederlands.
Opmerkelijk is dat de constructie ‘ik ben stad’ ook in andere landen voorkomt. ‘Ich gehe Stadt’ wordt gebruikt door Berlijnse jongeren in een taalvariant die het Kiezdeutsch en ‘ik ga Antwerpen’ komt voor in de Citétaal (een dialect uit de omgeving Genk).
Een verklaring kan zijn, aldus de onderzoekers, dat het urban dialect, vooral gesproken in grote steden waar veel migranten wonen, zich op een universele manier ontwikkelt. Er ontstaat een vereenvoudigde versie van een taal die iedereen kan begrijpen.
‘Over generaties heen krijg je een versimpeling doordat de kinderen van migranten die de taal niet helemaal goed hebben aangeleerd die versie overnemen van hun ouders’, legt Van den Berg uit. ‘Sowieso pikken kinderen op wat ze om zich heen horen. Dus hoe meer mensen de oorspronkelijke taalregels niet volledig machtig zijn, hoe meer verschillende versies er verschijnen. Kinderen pikken er de juiste, oorspronkelijke vormen niet meer uit. Bij het Engels zie je bijvoorbeeld dat die taal na verloop van tijd is veranderd doordat er heel veel contact is geweest met andere talen. Naamvallen zijn nog amper aanwezig.’
Het woordje ‘het’
Hoe het Nederlands verandert, is niet te voorspellen. Dat kunnen taalkundigen alleen achteraf. Feit is dat taalevolutie van alle tijden is.
Het woordje het valt tegenwoordig al steeds vaker over de rand. Als persoonlijk voornaamwoord dus in de constructie ‘is goed’, maar ook als lidwoord bij een zinnetje als ‘ik ga naar werk’. Alleen oudere generaties lijken nog ‘ik ga naar het werk’ te zeggen, constateert Van den Berg.
Alleen het horen van die zin doet haar de wenkbrauwen al fronsen. ‘Studenten, waaronder ikzelf, vinden dat echt heel vreemd klinken.’
Luca schreef op 5 december 2024 om 11:50
De foto klopt niet helemaal. In het bijschrift staat dat deze in de Refter is genomen, maar de studenten zitten duidelijk in het Elinor Ostromgebouw.
Doetie Talsma schreef op 5 december 2024 om 11:56
Dank voor je opmerkzaamheid, we hebben het aangepast!
Roelof Langman schreef op 6 december 2024 om 09:13
Voor een sterke taalkundige analyse van dit verschijnsel zie “Kommst du Bahnhof oder haste Auto?” van een Duitse taalkundige, ik ben haar naam vergeten. Ontzettend goed en grappig boek
Oude jongere schreef op 6 december 2024 om 22:10
Ik mis een simpele oorsprong: het weglaten van “overbodige” woorden in spreektaal komt omdat het op WhatsApp al jaren wordt weggelaten. Het is sneller om te typen en omdat iedereen de uitdrukkingen kent wurmt het zich een weg de spreektaal in. Ik zie vaak genoeg appjes voorbijkomen van het kaliber “wie stad?” en “kom UB”.
Cyriel van Rossum schreef op 9 december 2024 om 17:45
Ik moet een beetje fronsen van de spelling ‘fronzen’…
Mathijs Noij schreef op 10 december 2024 om 10:52
En terecht! (aangepast)
Joanne schreef op 13 december 2024 om 09:57
Dit deden we in 2008 ook al, maar oké