Lilas Fahham weet hoe het is om opnieuw te beginnen
Lilas Fahham (29) had nooit gedacht dat ze als vluchteling naar Europa zou komen. Nu woont ze op een flatje in Groningen en werkt op de campus in Nijmegen. Ze onderzoekt het verband tussen mentale gezondheid van Syrische vluchtelingen en hun deelname aan de arbeidsmarkt.
Haar moeder in Aleppo kent de Nederlandse woorden ‘gemeente’ en ‘belastingkantoor’ nu ook. Ze bellen elkaar dagelijks via Whatsapp, soms twee keer per dag, als het internet in Syrië het toelaat. Als Lilas Fahham dan vertelt waar ze mee bezig is, komt er een mix aan Arabische en Nederlandse woorden voorbij. ‘Ik ben heel close met mijn moeder. Ze weet precies wat ik doe en wat er in me omgaat.’
De laatste keer dat ze elkaar in de armen sloten was in de zomer van 2015, in Turkije. Fahham reisde vanuit Nederland, haar moeder kwam vanuit Aleppo, waar ze werkt als kinderarts. ‘Natuurlijk zou ik graag willen dat ze hier bij me is. Maar het is voor haar niet gemakkelijk om te vertrekken. Het ergste van de oorlog is voorbij, zij en mijn stiefvader hebben hun huis nog, ze zijn gewend aan een nieuwe manier van leven.’ Fahham pauzeert even, voegt er dan aan toe: ‘Het zal voor hen ook moeilijker zijn om hier een verblijfsvergunning te krijgen.’
‘Je leeft je leven, je doet je best, je studeert. En dan is het opeens oorlog in je land’
Lilas Fahham praat snel. Haar vingers tikken op de tafel in een van de glazen binnenruimtes in het Elinor Ostromgebouw. De lange zwarte haren zijn opgebonden. Ze wisselt Nederlandse zinnen af met Engelse. Engels is nu eenmaal de taal van de wetenschap. Daarbij: het Engels is haar vertrouwd. Ze groeide op in het westen van Engeland, waar haar beide ouders zich verder specialiseerden als artsen. Op haar zesde keerde het gezin terug naar Syrië.
Jordanië
Als tiener en later als student heeft ze nooit één moment gedacht dat ze op een dag ergens asiel zou moeten aanvragen. ‘Je leeft je leven, je doet je best, je studeert. En dan is het opeens oorlog in je land. Niemand verwachtte dit. Ikzelf had nooit verwacht dat ik op deze manier naar Europa zou komen. Als student misschien of als toerist, maar niet als vluchteling.’
Inmiddels weet ze dat het leven van de ene op de andere dag van koers kan veranderen als een zeilboot in een windvlaag. Maar het duurde lang voor ze kon accepteren dat er geen weg meer terug was. Oorlog in Syrië? Wacht maar, morgen is het over. Of anders toch zeker overmorgen.
Ze studeerde voor haar master in Jordanië toen de oorlog uitbrak. Haar bachelor op het gebied van voeding aan de Kalamoon Universiteit in het zuidwesten van Syrië, had ze een jaar eerder afgerond. ‘Ik had het geluk dat ik niet in het land was en wat te doen had. Ik dacht: als ik over twee jaar mijn masterdiploma heb, zal het toch echt voorbij zijn.’ Ze woonde een tijdje in Libanon, waar haar vader en stiefmoeder heen waren gevlucht. En toen kwam die hele vluchtelingenstroom op gang. Fahham liet zich meevoeren: ‘I just came along.’
Afval
In december 2014 kwam ze aan in het azc van Delfzijl. Stomverbaasd dat het overal zo opgeruimd was. ‘Ik zag hoe schoon de wegen waren, ik zag mensen hun afval weggooien in de vuilnisbak en zelfs afval scheiden. Ik werd er helemaal blij van: hier doe ik het papier in, hier het plastic, hier het restafval. I loved that! In Syrië gaat alles bij elkaar, als je je afval al in een afvalbak gooit en niet op straat. Automobilisten gooien hun rotzooi net zo makkelijk het raam uit; je krijgt er toch geen boete voor. Daar heb ik me altijd aan geërgerd.’
Weinig Syriërs zijn er tot nu toe in geslaagd om in Nederland betaald werk te vinden: 12 procent, bleek onlangs uit cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Een groot deel van de Syriërs kampt met psychische problemen: ze zijn nerveus, somber en neerslachtig.
Fahham doet sinds 1 maart bij managementwetenschappen onderzoek naar de relatie tussen mentale gezondheid en arbeidsmarktparticipatie van Syriërs in Nederland. Ze interviewt deskundigen over de vraag hoe deze groep het beste vooruit kan worden geholpen. Haar kennis van de taal en de cultuur komt daarbij goed van pas. ‘Ik kan een insider-view geven. Praten over je gevoelens doe je in onze cultuur bijvoorbeeld niet, zeker niet met mensen die geen familie zijn.’
‘In acht uur ben je aan de andere kant van de wereld’
Ze wil graag verder in de wetenschap. Vooral als het onderzoek zo’n duidelijk maatschappelijk belang dient. En dan mag het ook gaan om andere migranten dan alleen Syriërs. ‘Ik vind het heel interessant om onderzoek te doen naar nieuwe migratiegroepen. Hoe vergaat het ze in hun nieuwe omgeving, hoe is het met hun gezondheid, met hun deelname aan de samenleving? De wereld wordt steeds kleiner. Vroeger deden mensen er jaren over om van de ene naar de andere plaats te reizen. Nu neem je het vliegtuig en ben je in acht uur aan de andere kant van de wereld.’
Dan sta je daar, aan die andere kant. Je hebt tijd nodig om de feiten te accepteren, weet ze inmiddels. ‘Toen de oorlog begon, stopten veel van ons met hun bezigheden. We dachten; als dit is afgelopen, pakken we ons leven wel weer op.’ Intussen volgde ze een master Population Studies aan de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Ik leefde maar half. Ging er niet op uit, ik studeerde alleen maar. Ik was steeds van alles aan het uitstellen. Als mijn master is afgerond, dacht ik, begin ik wel aan mijn nieuwe leven. Tot ik me realiseerde dat langer wachten zinloos was. Ik moest mijn leven weer oppakken. Ik was toen al een jaar of twee in Nederland.’
Koeien
Ze woont met katten Sami en Marley op een flatje in Groningen. Haar broer is verhuisd naar Zweden, haar vader woont vlakbij. Hij is met zijn vrouw en hun dochter in Hoogeveen beland. ‘Ik ga er regelmatig heen voor een goede Syrische maaltijd. Hij haalt me op van de trein en dan koken hij en mijn stiefmoeder voor me. Heerlijk!’
Ze geniet van het uitzicht vanuit de trein, als ze terug naar Groningen reist. ‘Ik houd van het groen en dat alles zo plat is. Je kunt echt de horizon zien.’ En dan al die boerderijtjes met die grappige koeien er omheen. ‘Wij noemen ze in Syrië “verwende koeien”. We hebben een speciaal soort boter, waarbij reclame wordt gemaakt met de woorden “Deze boter is van Nederlandse koeien” en dan laten ze in het spotje koeien zien die lui in het gras liggen of samen in de wei spelen. Dus toen ik hier kwam wilde ik die koeien wel eens met eigen ogen zien.’ Ze lacht: ‘En het klopt helemaal!’
Vind je dat nou geen mooi woord, vraagt ze terwijl ze de gangen van het Elinor Ostromgebouw doorkruist. ‘Rus-tig.’ En ze herhaalt het woord nog eens. ‘In het Arabisch of Engels is het alleen maar een woord, in het Nederlands straalt het ook echt rust uit.’ De term heeft een extra lading voor haar, omdat ze zich de eerste periode in Nederland verre van rustig voelde. ‘Ik was continu gestrest. Had het gevoel dat ik alles goed moest doen. Ik weet nog dat ik bij de kassa van de supermarkt stond. Ik had afgerekend en moest mijn boodschappen nog inpakken. Ik was me enorm aan het haasten, want ik vond dat ik de mensen achter mij niet mocht laten wachten. Maar de klanten in de rij keken me aan met een blik van ‘neem je tijd’. De kassière zei ook: “Rustig maar, het is goed.”‘
‘I became more relaxed in the Netherlands’
Misschien heeft het te maken met het feit dat ze vluchteling is of buitenlander en het gevoel had dat ze zich extra moest bewijzen. Maar ze heeft ook moeten afrekenen met de Syrische norm dat je niemand tot last mag zijn. ‘Dat is een extra stressfactor, ook voor mij. Je bent altijd bang dat je iemand voor de voeten loopt. Pas hier heb ik dat afgeleerd.’ Ze denkt na, zegt dan: ‘I became more relaxed in the Netherlands.’
Plek
Een nieuw leven opbouwen, meedoen met de mainstream, daarbij hoort een baan. Vind die maar eens als niemand weet wat je diploma en je werkervaring waard zijn. Hier een baan zoeken is voor Syriërs heel wat anders dan een baan zoeken in het land van herkomst, vertelt Fahham. ‘In Syrië kennen ze de taal, ze kennen de arbeidsmarkt, ze weten hoe de dingen werken, ze kennen de mensen, ze hebben de diploma’s waar iedereen mee werkt.’
Je moet er hard voor werken, heeft ze zelf ook ervaren. ‘Netwerken, praten met mensen, laten zien wat je te bieden hebt.’ Stichting voor vluchtelingstudenten UAF adviseerde haar een carrièrebeurs te bezoeken. Daar ontmoette ze mensen die haar in contact brachten met de GGD Groningen, die een werkervaringsplek creëerde. Ze werkte er een half jaar als junior epidemiologisch onderzoeker. Via haar nieuwe netwerk hoorde ze daarna over de pilot Vluchtelingen in de wetenschap. Nu heeft ze een eenjarige aanstelling bij managementwetenschappen aan de Radboud Universiteit. Ze is er blij mee. Hoopt op een promotieplek daarna.
Ze scrolt naar een foto van Sami en Marley, zwart-witte vlekken op de bank. Ze heeft altijd katten gehad. Toen ze in Jordanië ging studeren, vond ze een aardige vrouw die wel voor haar kat wilde zorgen. Daarna heeft ze het beestje nooit meer gezien. Ze durft ook niet te informeren. Hoe kan ze nou naar haar kat vragen als de kinderen van deze vrouw misschien niet meer in leven zijn?