Marga Klompé (1912-1986), een biografie
Vijfentwintig jaar geleden overleed Marga Klompé (1912-1986). Moest men haar in drie woorden kenschetsen, dan zouden die volgens haar biograaf zijn: vrouw – politica – katholiek. Klompé werd in 1956 de eerste vrouwelijke minister van Nederland. Daarnaast was ze actief in de katholieke kerk. Gerard Mostert schreef een biografie, tevens proefschrift, over haar. Hij maakte daarmee het werk van zijn in 2005 overleden vrouw, historica Anneke Linders, af. Mostert promoveert op vrijdag 28 oktober aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Marga Klompé werd in 1912 in Arnhem geboren. In 1932 werd zij lerares scheikunde aan het Mater Dei-college in Nijmegen. In 1941 promoveerde ze aan de Universiteit Utrecht. Tijdens de oorlog was zij actief in het verzet in en om Arnhem; daar maakte zij ook de mislukte operatie Market Garden mee. Na de oorlog was Klompé betrokken bij de Verenigde Naties (1948-1954), de Raad van Europa (1949-1956) en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (1952-1956).
Bijstandswet
In 1948 kwam Klompé voor de KVP in de Tweede Kamer, een ambt dat ze met gemengde gevoelens accepteerde. Weliswaar had Klompé politieke ambitie, aldus Mostert, maar tegelijkertijd kon ze onzeker zijn en zag ze op tegen de verantwoordelijkheid. Ze beschouwde haar werk echter als een roeping – en dus deed ze het zo goed ze kon, wat ook in de lijn van haar karakter lag.
In 1956 werd Klompé minister van Maatschappelijk Werk. In die hoedanigheid kreeg ze in de jaren daarna onder meer te maken met de opvang van Hongaarse vluchtelingen, met de opheffing van de zogenaamde gezinsoorden ’ter bestrijding van onmaatschappelijkheid’, met de komst van Ambonezen naar Nederland, met woonwagenbewoners en met repatrianten uit Indonesië.
Haar belangrijkste wapenfeit als Minister van Maatschappelijk Werk dateert van 1963: toen schreef ze de Algemene Bijstandswet op haar naam. Met die wet kwam de zorg voor armen primair bij de overheid te liggen; daarvoor was armenzorg een zaak van kerken en particulier initiatief.
Kus(sen) van Van het Reve
Als minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, van 1967 tot 1971, maakte Klompé de roerigste van de roerige jaren zestig mee. Beroemd is nog altijd de kus die Gerard Kornelis van het Reve haar gaf, toen hij in 1969 uit haar handen de P.C. Hooft-prijs kreeg; een kus waarvan Mostert overigens beschrijft dat het om ’twee ferme kussen op beide wangen’ ging.
In 1971 beëindigde Klompé haar politieke carrière en werd zij, opnieuw als eerste Nederlandse vrouw, minister van Staat.
De ‘vrouwelijke inbreng’
Marga Klompé. Een biografie beschrijft het leven van een vrouw die posities bekleedde die voorheen voor vrouwen onbereikbaar waren. Mostert gaat in zijn studie onder andere in op de vraag aan welke voorwaarden een vrouw in de jaren veertig en vijftig moest voldoen om een succesvolle politieke carrière op te bouwen. Ook bespreekt hij of en, zo ja, hoe Klompés vrouw-zijn een rol speelde in haar politieke werk.
Klompé zelf zou waarschijnlijk van de vraag alleen al gegruwd hebben: zij wilde uitsluitend beoordeeld worden op haar capaciteiten en kon zich niets voorstellen bij een typisch vrouwelijke inbreng. Niettemin is duidelijk dat haar politieke carrière voor een belangrijk deel stoelt op haar werk voor vrouwelijke vrijwilligersorganisaties, in en na de oorlog.
Wat haar denken over vrouwelijkheid betreft, hinkte Klompé volgens haar biograaf op twee gedachten. De ene keer sprak ze over mannen en vrouwen als verschillend, maar gelijkwaardig en elkaar in hun verschillen aanvullend; de andere keer stelde ze dat vrouwen en mannen gelijk waren en dat sekseverschillen geen enkele rol speelden in bijvoorbeeld politieke werkzaamheden. Zo zei ze in 1956, bij haar aanstelling als minister, tegen journalisten dat een eventuele poederdoos in de bureaula het enige verschil was tussen haar en een mannelijke collega. Duidelijk is, aldus Mostert, dat Klompé al in 1956 de vragen naar haar ‘vrouwelijke inbreng’ in de politiek zat was.
Katholiek
Hoewel Klompé gelovig was en dat zeker niet onder stoelen of banken stak, meende zij dat haar geloof evenmin als haar vrouwelijkheid een beslissende rol speelde in haar politieke werk. Dat hoorde ook niet: ze was er dan ook op tegen dat bisschoppen zich inlieten met partijpolitiek, zoals in 1954 gebeurde met het bisschoppelijk mandement, een ‘herderlijk schrijven’ dat de (politieke) eenheid van de katholieken moest bevorderen en daartoe lidmaatschap van bijvoorbeeld de PvdA of een liberale partij sterk afried.
Nadat Klompé haar politieke carrière in 1971 beëindigd had, zette zij zich in voor de katholieke kerk en de oecumene. Ze was iemand die de vernieuwingen in de katholieke kerk, na het Tweede Vaticaans Concilie, van harte omarmde. De kerk dichter bij de gelovigen en meer oog voor armen en onderdrukten, waren thema’s die haar aanspraken en waar zij uitdrukking aan gaf in haar werk voor allerlei kerkelijke en niet-kerkelijke instellingen en commissies.
Bijzondere totstandkoming
Gerard Mostert (Batavia, 1941) is geen historicus: hij studeerde Nederlands, theologie en Uitvoerend musicus koordirectie aan het conservatorium in Groningen, waar hij later ook les gaf. Nadat zijn vrouw, de historica Anneke Linders, in 2005 gestorven was, zette hij haar onderzoek naar Marga Klompé voort. Overigens was hij bij dat onderzoek van meet af aan nauw betrokken als ‘onderzoeksassistent’. In 2008 werd het onderzoek omgezet naar een promotieonderzoek, dat is begeleid vanuit het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Marga Klompé (1912 – 1986). Een biografie
Promotie de heer G.J. Mostert, vrijdag 28 oktober 2011 om 15.30 uur precies, Radboud Universiteit Nijmegen
Promotor: mevrouw prof. dr. C.C. van Baalen
Copromotor: mevrouw dr. J.C.A.P. Ribberink (VU)
Een handelseditie van het boek verschijnt bij uitgeverij Boom, Amsterdam. Verkoopprijs € 34,50