Margot van Mulken stopt als decaan: ‘Ik wilde geen excuustruus zijn’

27 jan 2022

Eind deze maand neemt Margot van Mulken afscheid als decaan van de letterenfaculteit. De hoogleraar International Business Communication presteerde naar eigen zeggen het best onder druk. ‘Als de medezeggenschap tegen de plannen voor de herinrichting had gestemd, dan was ik opgestapt.’

Als decaan heeft ze zichzelf beter leren kennen, vertelt Margot van Mulken aan het begin van het gesprek. ‘Zo heb ik ontdekt dat ik het best functioneer onder hoogspanning.’

Sinds haar aanstelling als decaan in het najaar van 2014 is het een paar keer spannend geweest op de dertiende verdieping van het Erasmusgebouw. Met name in de maanden die voorafgingen aan de herinrichting van de letterenfaculteit. Wegens teruglopende studentenaantallen en te hoge werkdruk, waren destijds drastische maatregelen nodig.

Saamhorigheid

Het faculteitsbestuur kwam daarom met plannen voor verregaande vernieuwingen. De tien afdelingen van de faculteit moesten opgaan in drie departementen en in de bacheloropleidingen moesten minoren komen met een goede aansluiting op de arbeidsmarkt. En door een nieuw model van onderwijsuren verdelen zouden docenten nooit meer dan 70 procent van hun tijd aan onderwijs mogen spenderen.

‘Heel wat mensen, onder wie hoogleraren en medezeggenschapsleden, waren het niet eens met de plannen’, zegt Van Mulken die, als gebruikelijk, bedachtzaam maar in hoog tempo zinnen produceert. Af en toe herneemt de hoogleraar International Business Communication een woord of zin, omdat ze de oorspronkelijke formulering niet juist genoeg lijkt te vinden.

Uiteindelijk stemde de medezeggenschap in met twee van de drie voorgestelde veranderingen – alleen op de onderwijsuren moest het faculteitsbestuur zich nog even bezinnen – dat deel van het plan werd pas later ingevoerd. Maar de belangrijkste veranderingen – de minoren en de herinrichting van de faculteit – kregen groen licht. ‘In de letterenfaculteit zijn altijd veel eilandjes geweest. Vorige decanen die dat probeerden te veranderen, beten hun tanden stuk. Ik denk dat het ons gelukt is omdat we niet alleen de structuur van de faculteit hebben aangepakt, maar ook twee andere dingen. Juist het moeilijkste onderdeel – tien afdelingen terugbrengen naar drie – verliep eigenlijk het meest soepel.’

Margot van Mulken. Foto: Joeri Borst

Was dat een strategie: drie veranderingen voorstellen, wetende ze het wellicht niet allemaal zouden halen?

‘Achteraf lijkt dat misschien zo, maar dat was niet het geval.’

Op de beruchte gezamenlijke vergadering was de spanning te snijden. U had uw lot verbonden aan die herinrichting.

‘Als je als decaan iets probeert te veranderen en het lukt niet, dan loop je averij op. Dan was ik na mijn eerste termijn van vier jaar gestopt. Dat had ik geen probleem gevonden, het is ook niet zo dat ik me dan niet meer zou durven vertonen in de faculteit.’

Is de herinrichting inmiddels goed uitgekristalliseerd?

‘In de minoren kunnen studenten een denktank volgen of een opdracht uitvoeren bij zo’n 35 organisaties. Ze zijn daar enthousiast over, net als docenten en bedrijven. Nu zijn er dertien minoren, in de toekomst zullen het er wellicht minder zijn. Over die departementen ben ik ook heel tevreden.’

‘Ik durf niet te beweren dat werkdruk in onze faculteit nu geen rol meer speelt’

Is er inmiddels minder werkdruk in de letterenfaculteit?

‘Typerend voor geesteswetenschappen in Nederland is dat docenten zo gemotiveerd zijn, dat ze te veel cursussen willen geven. Maar dat levert ook veel werkdruk op. Om vakken die weinig studenten trekken levensvatbaar te houden, hebben we ze soms in een minor geplaatst, zodat ook studenten van andere opleidingen ze kunnen volgen. Op die manier wilden we óók de hoeveelheid onderwijs, en dus de werkdruk, verminderen. Dat was ambitieus, en ik durf niet te beweren dat werkdruk in onze faculteit nu geen rol meer speelt. Maar dankzij financiële injecties van het college van bestuur hebben we de afgelopen jaren zestien fte kunnen aanstellen. Ook dat brengt de werkdruk naar beneden.’

De medezeggenschap was bij de letterenfaculteit best kritisch. Ze gaven niet alleen input, maar stemden soms ook tegen een plan, zoals in het geval van de regeling omtrent onderwijsuren. Hoe was het om daarmee om te gaan?

‘Als ze niet kritisch zouden zijn, zou ik teleurgesteld zijn. De medezeggenschap moet een afspiegeling zijn van de faculteit, zowel wat betreft hoogleraren, docenten, studenten als ondersteunende diensten. Dat is gelukkig het geval bij ons. Moeilijker vind ik weerstand die niet georganiseerd is. Een aantal hoogleraren waren niet erg blij met dingen die wij wilden invoeren. Tijdens een hooglerarenoverleg waar we als bestuur op het matje geroepen werden, hebben we kunnen laten zien dat de plannen wel degelijk gedragen werden door veel hoogleraren. De contouren van het plan waren juist opgesteld door medewerkers, waaronder veel hoogleraren, van onze eigen faculteit.’

‘Naar de dwarsdenkers hebben we uiteraard ook geluisterd. Ik heb uitgelegd dat de medezeggenschap de plek is waar dingen besloten of afgeschoten kunnen worden. Sommigen hebben zich daarop verkiesbaar gesteld. En nog weer anderen hebben een bestuurlijke taak in het nieuwe systeem op zich genomen. Dat vind ik dus echt klasse.’

Het Erasmusgebouw. Foto: Dick van Aalst

Hoe kijkt het college van bestuur van de Radboud Universiteit naar de kleine opleidingen van de letterenfaculteit?

‘Het college ziet het belang van een goede letterenfaculteit. Na het advies van de commissie-Van Rijn (dat bepaalde dat geld moest worden overgeheveld van algemene naar technische universiteiten en van geestes- en sociale wetenschappen naar bètawetenschappen, red.) heeft het college ons gesteund. Dat snap ik wel, als je ziet hoeveel vici’s, Ammodo’s en ERC’s de afgelopen jaren naar onze faculteit zijn gegaan. Ons taalkundig onderzoek staat landelijk op één, in 2019 zelfs wereldwijd op één. Ook het cultuur- en geschiedkundig onderzoek van RICH (Radboud Insititute for Culture & History, red.) doet het geweldig. Dus je zal wel gek zijn om daaraan te willen sleutelen.’

‘Wij willen ook een nieuw gebouw op de campus’

Komt er een nieuwbouw van de letterenfaculteit op de campus?

‘Wij hopen van wel. Ik ben erg blij met de vernieuwde ingang van het Erasmusgebouw, maar in de gangen van dit gebouw kom je elkaar niet tegen, en dat is nodig voor nieuwe samenwerking en nieuwe initiatieven. Toen rechten en managementwetenschappen naar het Grotius- en het Elinor Ostromgebouw verhuisden, kregen ze honderden eerstejaars extra: de gebouwenbonus. Dat willen wij ook.’

Maar komt die nieuwbouw er ook?

‘Bij ieder gesprek met het college van bestuur vragen we of we al een feestje mogen vieren, maar iedere keer zeggen ze dat het nog in voorbereiding is.’

Bij uw aanstelling destijds was u de enige vrouwelijke decaan aan de Radboud Universiteit. Zevenenhalf jaar later zijn slechts twee van de zeven decanen vrouw.

‘Dat evenwicht wordt vast hersteld. Voor ik decaan werd, ergerde ik me aan al die maatregelen die benoemingen van vrouwen bevorderden. Ik wilde geen excuustruus zijn. Maar als decaan heb ik gemerkt dat commissies soms uit louter mannen bestaan. Dat moet je willen veranderen. Toen ik begon aan de letterenfaculteit, hadden we al bijna 40 procent vrouwelijke hoogleraren, nu is dat de helft. Ik begrijp dat dat een luxe is in vergelijking met andere faculteiten.’

Moet je als vrouwelijke bestuurder een andere stijl hebben?

‘Misschien wel. Ik heb gemerkt dat Lutgarde Buydens (voormalig decaan FNWI-faculteit, red.) en ik wat kordater zijn. Wij houden geen kaarten voor de borst en hebben een directe stijl. Misschien in navolging van Wilma de Koning (voormalig vicevoorzitter, red.) die ook direct communiceerde.’

‘Lutgarde Buydens en ik waren wat kordater dan mannelijke decanen’

‘Maar diversiteit is meer dan gender. Ik vind het jammer dat wij niet een ietwat rijkere schakering aan samenstelling personeel, studenten en bestuurders hebben. Ik doel niet alleen op huidskleur, maar ook of iemand uit een academisch milieu komt of niet, of intro- of extravert is. Dat is een taak voor mijn opvolger.’

Iemand in de faculteit typeerde u als iemand met een gedecideerde, licht-ironische stijl.

‘Veel mensen denken dat ik heel gedecideerd en zelfs monomaan ben. De werkelijkheid is een beetje anders: als ik voor een grote groep sta, sterf ik duizend doden. Maar als mensen gemerkt hebben dat ik dingen relativeer en als ze dat ironisch noemen, dan vind ik dat een mooi compliment.’

Wat gaat u doen na uw decanaat?

‘Eerst wil ik vooral even niets doen: ik heb zevenenhalf jaar “aan” gestaan en was 24/7 beschikbaar, of zo voelde het toch. Daarna ga ik aan mijn onderzoek werken. Verder heb ik niet echt een agenda, maar dat heeft me altijd wat gebracht.’

1 reactie

  1. Jacqueline Hulst schreef op 31 januari 2022 om 14:50

    In de categorie ‘suggestieve koppen’ scoort de kop boven dit artikel hoog. ‘Margot van Mulken stopt als decaan: “Ik wilde geen excuustruus zijn”. ‘ De oppervlakkige lezer zou kunnen denken dat dat de reden was om te stoppen. Bij nadere lezing blijkt deze uitspraak uit zijn verband te zijn gerukt: het ging om een opvatting die ze had voor ze decaan werd. Sterker nog, Van Mulken geeft duidelijk aan dat ze haar mening heeft herzien toen ze ontdekte hoe weinig vrouwen bestuurlijk actief waren. Dit interview is een mooie illustratie van het toch taaie proces van een meer evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen in bestuurlijke functies. Jammer dat de kop nu net het accent verkeerd legt. Als het dan toch om vrije associatie gaat, dan was: ‘vrouwelijke bestuurders zijn kordater’ ook een mooie geweest.

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!