Marloes en Guus deden vrijwilligerswerk in Kamp Moria: ‘Een groter contrast met ons eigen leven is er niet.’
Guus van den Elzen en Marloes Lugtenberg zouden volleybaltrainingen verzorgen in Kamp Moria, maar corona gooide roet in het eten. Toch hebben ze zich op een andere manier in kunnen zetten voor de bewoners van het Griekse vluchtelingenkamp. De ervaring maakte diepe indruk op beide volleyballers.
In april sprak Vox met volleyballers Guus van den Elzen (39) en Marloes Lugtenberg (25), vlak voordat ze namens vrijwilligersorganisatie Let’s Keep The Ball Flying voor anderhalve maand zouden vertrekken naar Kamp Moria (officieel: Registration and Identification Centre Lesvos). De twee, die elkaar kennen via studentenvolleybalvereniging NSVV Heyendaal, vlogen naar het Griekse eiland Lesbos om volleybaltrainingen te verzorgen aan vluchtelingen. Sinds vorige maand zijn ze weer terug in Nederland. Het doel van de reis: volleybal gebruiken om mensen met elkaar te verbinden en iets blijvends neer te zetten
Is het gelukt jullie doel te bereiken?
Marloes: ‘Niet helemaal. Toen we vertrokken uit Nederland gold er al een strenge lockdown in Griekenland, waarbij je alleen je huis mocht verlaten voor essentiële zaken zoals boodschappen doen, een rondje hardlopen of werk. Eenmaal daar moesten we na anderhalve week stoppen met de volleybaltrainingen. De besmettingen in het kamp liepen weer hard op en de leiding was bang voor een nieuwe uitbraak.’
Guus: ‘Toen hebben we maar de ‘gewone’ vrijwilligerstaken op ons genomen, zoals het helpen van de inwoners in hun dagelijks leven. Die taken hadden we naast het training geven al, maar nu werd het fulltime. Doordeweeks werkten we meestal tot een uur of half vijf en de meeste weekenden waren we vrij in het dorp waar we woonden met de andere vrijwilligers. In onze laatste week mochten we wel weer les geven, maar met 30 graden, de brandende zon en een niet al te best volleybalveld was het lastig nog mensen te motiveren.’
Hoe hebben jullie de sfeer in het kamp ervaren?
Guus: ‘Veel inwoners van het kamp voelen zich machteloos. Er zitten in Kamp Moria vluchtelingen die al meer dan drie jaar wachten op een antwoord op hun aanvraag. Dat lijkt mij geen manier van leven. Het is onmogelijk om aan je toekomst te denken als je dag in dag uit in onwetendheid zit of je die kans op een beter leven überhaupt gaat krijgen.’
En welke ervaring is jullie het meest bijgebleven?
Marloes: ‘In het kamp werd gewerkt met ‘police papers’. Dat waren documenten waarmee kampbewoners zich konden identificeren. Als vrijwilligers hadden wij de taak het kamp in kaart te brengen en daarvoor moesten we langs alle tenten om de bewoners te controleren op hun identiteit. Wat me het meest is bijgebleven was een man die kwaad werd toen we hem vroegen zich te identificeren. Want of hij nou in zijn tent lag, een bord eten wou halen of gewoon door het kamp liep: hij moest elke keer weer bewijzen dat hij was wie hij zei dat hij was. Kwaad dekt de lading eigenlijk niet echt. Deze man ervaarde op dat moment zoveel machteloosheid en frustratie. En hij was niet boos op ons, maar op het systeem. Ik zou willen zeggen dat ik me goed kan voorstellen hoe dat moet zijn, maar dat kan ik helemaal niet. Het is een ondenkbare situatie.’
‘Een jong gezin moest terug naar Irak, terwijl ik naar het veilige Nederland vloog’
Guus: ‘Dat contrast werd voor mij duidelijk vlak voordat ik terug naar Nederland zou vliegen. In het vrijwilligersdorp woonde een Irakees gezin wiens aanvraag voor een permanent verblijf al meerdere keren was afgewezen. Ik vloog terug naar het veilige Nederland en zij, een moeder met drie jonge kinderen, moesten de dag erna terug naar het land waaruit ze waren gevlucht. Een groter contrast is er voor mij niet.’
Jullie gaven in het vorige interview aan dat de media een verkeerd beeld schetsen van het kamp. Hoe kijken jullie hier nu naar?
Guus: ‘De media laten de menselijke kant van het verhaal niet zien. De mensen daar hebben al bijna niks, en toch proberen ze continu hun eten met je te delen. Of ze vragen of je een kop thee met ze komt drinken. Ze zijn ongelooflijk vriendelijk en gastvrij. Natuurlijk zijn er wel eens kleine opstootjes. Maar ik vind dat niet heel gek. Er is niks te doen in het kamp en je woont in een snikhete tent van drie bij zes meter die je deelt met zeven anderen.’
Marloes: ‘Toen in 2020 het kamp voor de tweede keer voor een groot gedeelte afbrandde, kregen we via de media in Nederland vooral het perspectief mee van de politie en het leger. Protesten waren uit de hand gelopen en er was traangas nodig om de agressieve protesteerders onder controle te krijgen. Maar in het kamp hoorden wij het verhaal van de andere kant. Dan zie je video’s van een vreedzaam protest waar kleine kinderen tussen lopen en het leger dat zonder enige aanleiding plotseling met traangas begint te schieten.’
Staan jullie anders in het leven dan voordat jullie naar Griekenland vlogen?
Guus: ‘Ik sta wat vaker stil bij hoe waardevol kleine dingen kunnen zijn. Wij Nederlanders hebben altijd haast, maar juist je tijd met iemand delen kan een wereld van verschil maken. Het hoeft niet altijd om geld of waardevolle spullen te gaan. Mensen in het kamp waren al blij als je ze een luisterend oor bood zodat ze hun verhaal kwijt konden, ook al was het maar vijf minuten.’
Marloes: ‘Te veel mensen leven met oogkleppen op en focussen alleen maar op hun eigen pad naar de toekomst. Ik denk dat je best wat vaker mag stilstaan bij wat je nu al hebt. Wees daar dankbaar voor en koester het, want het leven is lang niet voor iedereen zo vanzelfsprekend.’