Mats en Mannick studeren niet voor het geld
Wie een kunst- en cultuurstudie volgt, zal na zijn afstuderen goed moeten zoeken naar een (betaalde) baan. En dat terwijl tandheelkundestudenten zonder problemen een startsalaris krijgen van 5.000 euro. De Keuzegids zette de grote inkomensverschillen onlangs op een rijtje. Maar hoe belangrijk vinden studenten dit perspectief op de arbeidsmarkt eigenlijk? 'Studenten die voor het geld kiezen, vallen snel genoeg door de mand.'
Bij creperende mensen denk je niet meteen aan universitair geschoold personeel. Toch is dat precies de link die de Keuzegids legde in zijn onlangs verschenen voorlichtingsgids over universiteiten. In de zogenaamde ‘crepeerindex’ zet de Keuzegids studies op een rij waar geen droog brood mee te verdienen is. Specifiek gaat het om de studies met de hoogste percentages afgestudeerden die anderhalf jaar na afstuderen minder dan 900 euro bruto op hun salarisstrookje zien staan.
Mats Janssen (20) haalt zijn schouders erover op. Hij is derdejaarsstudent Culturele antropologie en ontwikkelingssociologie, een van de studies die op de crepeerindex prijken. ‘Op het vwo deden wij een project over ontwikkelingshulp. Dat vond ik interessant.’ Janssen, kind van twee juristen, ging ook nog even langs bij voorlichtingsactiviteiten van andere studies, maar had zijn keuze eigenlijk al gemaakt. ‘Ik besloot de studie te kiezen waarvoor ik écht gemotiveerd was. Dat was in mijn geval niet rechten maar culturele antropologie.’
Is hij dan helemaal niet bezig met zijn toekomstige carrière? ‘Natuurlijk hoop ik later op een leuke baan, maar ik maak me daar totaal geen zorgen om. Zo erg is het heus niet gesteld met die baankansen. Je moet als student wel zorgen dat je jezelf laat zien. Ik doe een minor beleidskunde en wil een andere master gaan doen, zodat ik mezelf breed in de arbeidsmarkt zet.’ De meeste antropologen vinden uiteindelijk wel een baan, zegt Janssen. ‘Dat je niet in het eerste jaar na afstuderen meteen veel geld verdient, is jammer. Maar als je daardoor later een leuke baan vindt, is het de moeite waard.’
Wat zijn de motieven achter een studiekeuze?
De jaarlijkse Startmonitor vraagt ieder jaar aan eerstejaarsstudenten wat hun belangrijkste motieven waren om voor hun studie te kiezen, waarbij meerdere antwoorden mogelijk zijn. Het meest genoemde antwoord – met afstand – is dat ze de studie inhoudelijk interessant vinden (94 procent). Op twee staat de aansluiting op iemands capaciteiten (76 procent) Daarna volgen de brede beroepsmogelijkheden (60 procent) en de baankansen (42 procent). 29 procent heeft ook voor zijn of haar studie gekozen voor het hoge salaris. Opvallend is dat de arbeids- en salarisgerelateerde motieven om voor een studie te kiezen sinds het hoogtepunt van de financiële crisis steeds onbelangrijker worden. Blijkbaar hebben studenten weer steeds vaker het vertrouwen dat het op de banenmarkt wel goed komt.
Wie de cijfers uit de Keuzegids erbij haalt, ziet dat de woorden van Janssen best wel eens kunnen kloppen. Culturele antropologie staat dan wel tussen de ‘crepeerstudies’, toch is het niet zo dat de meerderheid er geen baan mee kan vinden. Oké, het gemiddelde salaris na anderhalf jaar bedraagt 1.730 euro bruto. Dat is geen vetpot, maar ook geen hongerloon – laat staan dat de alumnus gevaar loopt te creperen. 15 procent van de oud-studenten zit onder de gewraakte 900 euro bruto.
Leenstelsel
Hoogleraar Toon van Meijl is blij met studenten zoals Mats, die zich niet enkel laten leiden door ranglijstjes en statistieken. De hoogleraar Culturele antropologie heeft het de afgelopen jaren steeds drukker zien worden bij voorlichtingsactiviteiten van de universiteit. Zeker nu de basisbeurs plaats heeft gemaakt voor een leenstelsel, neemt het belang van een goede eerste studiekeuze toe. ‘Studenten lenen voor hun opleiding. Daardoor wordt academisch onderwijs een investering die moet renderen. De vraag wat de student later gaat verdienen, wordt zo vanzelf relevant.’ Dat vindt Van Meijl een zorgelijke ontwikkeling. ‘De manier waarop de Keuzegids de crepeerindex presenteerde, vind ik kwalijk. Ze wekken de verwachting dat je op de universiteit een beroep leert, maar in de meeste gevallen is dat niet zo. Behalve bij tandheelkunde. Bij negen van de tien studies is het toekomstige beroep niet zo concreet.’
‘De crepeerindex is verschrikkelijk en misplaatst’
Van Meijl krijgt in zijn kritiek op de crepeerindex bijval van Jolanda van den Broek, hoofd onderwijsmarketing van de Radboud Universiteit. Zij noemt de index ‘verschrikkelijk en misplaatst’. ‘Je moet de verhalen achter de cijfers weten om deze te kunnen interpreteren. Het zegt eigenlijk heel weinig als 15 procent weinig verdient. Als een paar studenten van een kleinere studie besluiten op wereldreis te gaan, kom je al gauw op zo’n percentage.’
Volgens Van den Broek is het een trend dat scholieren zich steeds beter laten voorlichten over hun studiekeuze. De universiteit speelt daarop in door veel aanwezig te zijn op middelbare scholen en scholieren uit te nodigen. Ook de populariteit van open dagen groeit. ‘Studenten komen daar vaak met hun ouders naartoe, die als een soort mentor optreden. Dat was vroeger toch wel anders.’ Op de open dag wordt duidelijk gecommuniceerd over baankansen en toekomstige beroepen. Niet met de bedoeling om af te schrikken. ‘Als je hart bij een bepaalde studie ligt,’ zegt Van den Broek, ‘is dat altijd een goede keuze. Ook als je daar uiteindelijk iets minder mee verdient.’
Ouders
Edwin van Meerkerk is als universitair docent betrokken bij de wervingsactiviteiten van zijn opleiding Algemene cultuurwetenschappen (ACW) – die bovenaan de crepeerindex staat. Hij ziet het, net als collega Van Meijl en onderwijsmarketeer Van den Broek, steeds drukker worden op voorlichtingsdagen. ‘Vaak zijn het de ouders die vragen stellen over baankansen en het toekomstig salaris.’ Toch denkt Van Meerkerk niet dat het financiële toekomstplaatje veel belangrijker is geworden. ‘Zeker niet bij de studenten die wél ACW gaan studeren. Zij kiezen niet voor het geld, want dan waren ze een andere studie gaan doen.’
Waar volgens Van Meerkerk studenten zich bewust of onbewust veel meer door laten sturen is hun idee over het nut van een studie. ‘Alle geesteswetenschappen hebben te maken met een slecht imago: namelijk dat het een soort hobbystudies zijn. Dat stereotype kleeft ook aan ACW.’ Die collectieve beeldvorming over de letteren is doorgeslagen. Kinderen krijgen er op de middelbare school al mee te maken. Van Meerkerk: ‘Op de middelbare school is het zo dat de leerlingen met hoge cijfers niet naar het profiel cultuur en maatschappij gaan. Laatst hoorde ik het verhaal van iemand wiens zoon goede cijfers haalde en naar cultuur en maatschappij wilde. Hij is een echte alfa, maar moest stampij maken om dat profiel te mógen kiezen.’
‘In Nederland word je gedwongen op jonge leeftijd te kiezen’
Hoogleraar Toon van Meijl van Culturele antropologie ziet met lede ogen aan hoe scholieren al op jonge leeftijd worden gedwongen keuzes te maken. ‘We zijn te ver doorgeslagen in het benadrukken hoe belangrijk het is om de juiste keuze te maken. Dat die later gigantische gevolgen zal hebben.’ Het kan anders: ‘In de Verenigde Staten word je veel langer, veel breder opgeleid. Je hoeft pas later te kiezen. In Nederland word je gedwongen op jonge leeftijd al te kiezen, terwijl je carrière nooit volgens de uitgestippelde route zal verlopen. Alsof je op je veertiende al weet wat je op je veertigste zal doen.’
Studenten merken veel van die collectieve beeldvorming. Mannick Wolters (23) volgt nu de universitaire lerarenopleiding, maar deed daarvoor een bachelor en master bij ACW. ‘Ik werd het beu om me op verjaardagen steeds te moeten verdedigen voor mijn studiekeuze. “Daar heb je toch niets aan?” vroegen mensen altijd. Dan ben je blij als je weer onder medestudenten bent.’ Niettemin is de banenmarkt onder kunststudenten een gespreksonderwerp. Wolters: ‘Mijn studievrienden zijn het er over eens dat het wel goedkomt op de arbeidsmarkt. Je hebt toch een universitair diploma binnen. Wel zijn de tijden van vaste contracten in onze sector wel voorbij: het aanbod bestaat uit tijdelijke banen van enkele maanden en freelance werkzaamheden.’
Startsalaris
De andere kant van de medaille bestaat ook: studies die (op)leiden tot een bijna gegarandeerde welvaart. Studenten die een technische opleiding volgen, worden vaak al tijdens hun studie benaderd door recruiters of potentiële werkgevers. Thijs Nieuwdorp (23) is er zo een. De bachelorstudent Kunstmatige intelligentie krijgt af en toe een berichtje via LinkedIn of hij niet eens naar een bepaalde vacature wil kijken. ‘Meestal antwoord ik dat ik eerst maar eens mijn bachelor moet afronden’, zegt Nieuwdorp. Wel werkt de student al drie jaar een dag in de week bij softwareontwikkelaar Topicus – een hip, klein bedrijfje in Deventer. ‘Ze doen veel tests op de software die ze ontwikkelen’, vertelt Nieuwdorp. ‘Voorheen kostte dat veel werk, maar ik heb dat allemaal geautomatiseerd. Nu is het één druk op de knop.’ Lachend: ‘Ze zijn wel blij met me, ja. Ik mag zelf bepalen welke dag ik kom werken. Een ideale baan voor naast de studie.’ Toch doet Nieuwdorp zijn studie niet voor het toekomstige salaris. ‘Het is heus mooi meegenomen, hoor. Ik vind het belangrijk om later een baan te vinden die leuk is én goed verdient. Maar ik vind Kunstmatige intelligentie bovenal gewoon heel interessant.’
Het gemiddelde startsalaris van een tandarts bedraagt 5.300 euro bruto
Tandheelkunde is het meest extreme voorbeeld als het gaat om hoge toekomstige salarissen. Als de Keuzegids naast een crepeerindex ook een ‘floreerindex’ had gemaakt, had deze studie met stip bovenaan gestaan. Het gemiddelde startsalaris van een tandarts bedraagt 5.300 euro bruto. Voor Miranda Aarts speelde geld geen rol in haar keuze voor tandheelkunde. ‘Bij een enkele medestudent van mij was dit wel een factor. Maar je valt snel genoeg door de mand’, zegt ze. ‘Je hebt zo veel verschillende kwaliteiten nodig om tandarts te kunnen worden. Bovendien vergt de studie de nodige inzet: zes jaar lang dertig tot veertig uur per week onderwijs met veel praktijklessen. Dat houd je moeilijk vol met alleen geld als motivatie.’
Sommige tandheelkundestudenten hebben in de laatste jaren van hun studie al een baan bij een praktijk: die werken op zaterdag en studeren doordeweeks. ‘Je kunt je afvragen waarom ze dat doen’, zegt opleidingsdirecteur Nico Creugers. ‘Hun studieschuld hebben ze zo afbetaald als ze klaar zijn. Maar ach, als ze het toch leuk vinden?’
Verbouwing
‘Als beginnend tandarts kom je in een gespreid bedje terecht’, zegt Creugers. Door de schaarste aan tandartsen is de baangarantie bijna 100 procent. Miranda Aarts vindt het niet onterecht dat studenten meteen veel geld verdienen. ‘Tandheelkunde is een zware studie en als tandarts zie je wel veertig patiënten per dag.’ Toch heeft ook een carrière als tandarts – ondanks de financiële gemakken – een keerzijde. Aarts wijst op de beperkte mogelijkheden om door te groeien. Creugers ziet dat luxeprobleem ook bij vakgenoten. ‘Op een gegeven moment hebben veel mensen toch behoefte aan verandering. Vooral tandartsen rond de 45 jaar willen het roer nog wel eens omgooien. Die gaan hun praktijk flink verbouwen, of beginnen aan een tweede studie. Bedrijfskunde bijvoorbeeld, waarmee ze een leidinggevende functie kunnen bekleden in een grote praktijk.’
Maar Creugers ziet ook collega’s die opeens kunstgeschiedenis gaan studeren. Ironisch genoeg is dit vakgebied volgens de Keuzegids een van de slechts betaalde vakgebieden voor academici. Maar dat is dan ook niet de drijfveer van de bijstuderende tandartsen. ‘Inderdaad,’ zegt Creugers, ‘dat is puur voor de hobby. Voor het geld hoeven ze het niet te doen.’
Dit verhaal verscheen eerder in V0x #6, die je hier online kunt lezen.