Laurentien bij opening nieuwe vleugel Max Planck
Eyetracking, virtual reality, EEG. De nieuwe vleugel van het Max Planck Instituut herbergt verschillende technieken om taal te bestuderen. Paradepaardje is het lab op de tweede verdieping, voor genetisch onderzoek naar taal. Na twee jaar verbouwen opent prinses Laurentien vandaag de aangebouwde vleugel.
Postdoc Monique Flecken doet onderzoek naar verwachtingspatronen in taal. Ze wil weten of je al lezende actief voorspellingen doet over de woorden en zinsconstructies die nog gaan komen. Ze werkt met EEG-technieken die dat voorspellen in de hersenen waarnemen en in golven op het computerscherm in beeld brengen.
Komende maandag verwacht ze haar eerste proefpersoon. Flecken leidt glimlachend rond in haar lab, dat nog spierwit is en het chemische luchtje verspreidt van pas gelegde vloeren. Het lab waar Flecken haar onderzoek gaat doen, is de achterste in een lange gang met witte deuren en rode lampjes ernaast. Er is een lab voor eye-trackingonderzoek, een babylab, een virtual realitylab, meerdere EEG-labs, in totaal een lab of acht. De onderzoekers die er vanaf volgende week aan de slag gaan, hebben een heel andere achtergrond. Er zitten taalkundigen tussen, neurowetenschappers, psychologen, biologen. Maar allemaal bestuderen ze hetzelfde: taal.
Buisjes
Op de tweede verdieping zijn de ruimtes waar het nieuwste van het nieuwste plaatsvindt: genetisch onderzoek naar taal. Geneticus en directeur Simon Fisher staat aan de basis van dit onderzoek. Hij ontdekte het FOXP2-gen, het eerste gen waarvan bekend is dat het betrokken is bij taalontwikkeling. Daarvoor bestudeerde hij een Britse familie met een spraakstoornis. Fisher toonde aan dat de familieleden een mutatie hadden in het betreffende gen.
Sarah Graham en Pelagia Derizioti, onderzoekers in het nieuwe lab voor genenonderzoek, volgen eenzelfde methode. Ze laten buisjes zien waarin spuug zit van kinderen met taalstoornissen, zoals dyslexie. ‘We isoleren het DNA en kijken naar de volgorde van nucleotiden in het DNA-molecuul. Daarna vergelijken we dit DNA met dat van kinderen zonder taalstoornis.’
Het klinkt eenvoudiger dan het is, voegt Graham er snel aan toe. ‘De verschillen zijn zo klein dat je heel veel proefpersonen nodig hebt om een effect te kunnen zien.’
Graham –afkomstig uit Engeland – en Derizioti, uit Griekenland, zijn blij met de tecchnieken die hen in het nieuwe lab ter beschikking staan. Derizioti, die eerder al in Engeland onderzoek deed naar biologische aspecten van taal: ‘Dit is een eerste klaslab. We kunnen hier van veel verschillende methoden gebruik maken en we werken ook nog eens samen met wetenschappers van allerlei pluimage. Dat is uniek. In Oxford waren ik en vier collega’s de enigen die onderzoek deden naar taal, hier zijn we met een heel instituut. Ik denk dat wij de enigen zijn in de wereld die vanuit zo veel verschillende invalshoeken naar taal kijken.’ / Martine Zuidweg