Het nu tien jaar bestaande Honours Programma is ‘niet meer weg te denken van de universiteit’. Aldus de bevinding van een externe evaluatie. Kritiek is er ook: de instroom in de master moet omhoog en de verschillende onderdelen tonen te weinig samenhang. Het Honours Programma voor extra gemotiveerde studenten is bijzonder en zo ook de vorm van evaluatie vorig jaar: een aantal universiteiten beoordeelt elkaar in groepjes van twee: Nijmegen wierp een blik op Utrecht en vice versa. Het zogeheten Sirius Programma zorgt dat alles in goede banen loopt. De frisse blik uit Utrecht levert positief commentaar op. De verankering van de diverse programma’s in de Nijmeegse universiteit is prima geregeld. ‘Niet meer weg te denken’, schrijft de commissie. In de bachelorfase namen vorig jaar 304 studenten deel aan een van de negen disciplinaire programma’s en één interdisciplinair programma. Die instroom van negen procent van alle studenten noemt de commissie in orde, maar het aantal aanmeldingen moet omhoog. Veertien procent van de bachelorstudenten in Nijmegen solliciteert om mee te doen, onder het streefpercentage van 17,5. In een reactie zegt de universiteit niet te verwachten dit percentage nog verder op te kunnen krikken. Het rapport legt zich niet neer bij de terughoudendheid van Nijmegen. Waarom niet een grotere groep studenten aanschrijven om mee te doen? Nu ontvangt een kwart van de beste studenten per opleiding een brief om zich in te schrijven, maar de commissie denkt dat er andere wegen zijn om naar gemotiveerde studenten te zoeken. De universiteit wordt opgeroepen om samen met studenten uit te vogelen hoe dit moet. Lof In de masterfase – met in Nijmegen drie interdisciplinaire programma’s – wordt het streefcijfer van 150 niet gehaald: de inschrijving stokte vorig jaar bij 97. De commissie heeft lof voor de manier waarop Nijmegen samenwerkt met buitenlandse universiteiten. Er zijn hiervoor nu zes programma’s, een aantal dat wordt verdubbeld en op termijn tot het gewenste streefcijfer leidt, is de gedachte. Ook van de uitbouw van samenwerking met Penn State University wordt veel verwacht. Het rapport wijdt een kritische passage aan wat ze noemen de ‘ketenbenadering’. Voor bollebozen zijn er in Nijmegen nu twee pre university colleges, naast een dit jaar ingevoerd programma voor eerstejaars en de reeks programma’s in de rest van de studie. Te weinig lijn, zo luidt de kritiek. Frans Janssen, beleidsmedewerker voor het Honours Programma in Nijmegen, zegt dat er met de pre university colleges gesprekken gaan komen. Het commentaar op delen van het programma neemt volgens hem niet weg dat de lof overheerst. De commissie heeft het met zoveel woorden niet gezegd, maar Janssen durft de conclusie wel voor zijn rekening te nemen: ‘We fietsen vooraan in de kopgroep.’ / Paul van den Broek