Meten is (z)weten: technologie in de handbalzaal
Tophandballer en student Danique Boonkamp komt met behulp van apps, camerasystemen en hartslagmeters steeds meer over zichzelf te weten. Hoe draagt dit bij aan haar sportprestatie?
In de handbalzaal op Papendal klinkt het gepiep van schoenen. De luide aanwijzingen van de coach aan zijn atleten galmen door de zaal, terwijl de speelsters om en om op het doel af sprinten, vanaf de halve cirkel een sprong voorwaarts maken en vlak voordat zij de grond raken de bal met volle kracht richting doel smijten.
Het Centrum voor Topsport en Onderwijs (CTO) is een initiatief van de nationale sportkoepel NOC*NSF. Het biedt topsporters vanaf vijftien jaar de mogelijkheid om studie of school te combineren met hun sport. Papendal is een van de vier CTO-locaties in Nederland en biedt plek aan 350 jonge topsporters. Zij hebben een kamer op Papendal. Vijf van hen studeren aan de Radboud Universiteit, onder wie Danique Boonkamp. Zij woont sinds haar vijftiende op Papendal en ging vóór haar studie naar de middelbare school in Arnhem.
Papendal is het kloppend hart van de Nederlandse Olympische sport. Wie het terrein oprijdt, kan het digitale aftelbord bij de ingang niet missen. ‘Nog 51 dagen tot Rio’, staat er deze zomerse woensdagochtend te lezen. In de bossen bij Arnhem bereiden zich zo’n honderd Nederlandse Olympiërs voor op het grootste sportevenement ter wereld, plus tientallen paralympiërs die in september naar Brazilië afreizen.
Voor Danique Boonkamp (19) zijn de Spelen in Rio nog wat te hoog gegrepen. Maar in de handbalzaal wordt wel degelijk serieuze topsport bedreven: het merendeel van de meiden maakt deel uit van Jong Oranje. Al vier jaar woont Danique op Papendal, waar ze ingeschreven staat bij het Centrum voor Topsport en Onderwijs (CTO, zie kader). Af en toe, als het programma het toestaat, gaat Danique naar Nijmegen. Want ze is ook student pedagogische wetenschappen aan de Radboud Universiteit.
‘Die colleges schieten er inderdaad vaak bij in’, vertelt ze na de training. ‘Toch is een opleiding wel belangrijk. Handballen doe je niet voor de rest van je leven. Maar op dit moment staat de sport op één.’
Control room
En waar kan je dan beter wonen dan op Papendal, waar naast sporters ook veel wetenschappers rondlopen, die de sporter bij de hand nemen? In een soort control room, naast de tribune, zit Sophie Hamers tijdens de handbaltraining achter twee computers. Ze staart op een van haar schermen naar een tweedimensionaal handbalveld, waarop kleine cirkeltjes over het veld bewegen. ‘Die rondjes, dat zijn de speelsters. Ik volg nu live hoe zij over het veld bewegen.’
Hamers is masterstudent Sport Science aan de Rijksuniversiteit Groningen en stagiair op Papendal. Ze verzamelt data over de training. Het programma dat ze gebruikt, brengt de exacte locatie van spelers op het veld in kaart. ‘Dat is handig, want de trainer kan zo precies het positiespel overzien.’
De positie van elke speelster wordt geregistreerd met een meethesje. Daarnaast dragen de speelsters allemaal een hartslagmeter. Kort na de training, als hun zweet nauwelijks is opgedroogd, krijgen Boonkamp en haar trainingsgenoten van Hamers een mailtje. Daarin staat allerlei informatie, zoals de afgelegde afstand, het aantal sprints dat ze hebben getrokken en hoe hoog de hartslag tijdens de training was. Ook de teamgemiddelden worden rondgestuurd, zodat de speelsters hun prestatie kunnen afzetten tegen de rest.
‘Interessant om te zien’, zegt Boonkamp. ‘Maar vooral voor onze trainer is het heel waardevol. Hij kan precies zien hoe zwaar de training voor elke speelster was. Moesten we allemaal heel diep gaan, dan kan hij de training van de volgende dag daarop aanpassen. Ook onze individuele krachttrainingen worden aangepast op fysieke metingen.’
De trainer heeft op Papendal meer tot zijn beschikking: de zaal is namelijk ook uitgerust met verschillende camera’s, zodat de trainer elk moment van de training later terug kan bekijken. Een van de camera’s in de zaal staat continu op het doel gericht, en het beeld daarvan wordt met een kleine vertraging op een tv afgespeeld die naar het veld gericht staat. Na een aanvallende actie hoeft een speelster alleen maar opzij te kijken en ziet ze haar actie direct terug.
‘Al het eten is hier supergezond. Dat is wel anders dan ik gewend was van thuis.’
Meten is weten
In de zaal worden de sportprestaties van Boonkamp en haar medespeelsters goed in de gaten gehouden. Maar ook daarbuiten geldt: meten is weten. Boonkamp eet elke dag drie keer in het Topsportrestaurant van Papendal. Van elke shake, appel, sandwich of warme maaltijd die zij laat scannen bij de kassa, worden de voedingswaarden geregistreerd. Via een gloednieuwe app die Papendal heeft laten ontwikkelen, kunnen de sporters precies bijhouden hoe veel mineralen, vitamines en voedingsstoffen zij binnen hebben gekregen.
‘Het is voor ons verplicht om in de kantine te eten’, zegt Boonkamp. ‘Om de zoveel weken gaan we langs bij een diëtist die ons lichaamsgewicht in de gaten houdt. Zijn we te zwaar of te licht? Dan krijgen we een voedingsschemaatje mee.’ Dat is natuurlijk prettig voor een topsporter – alles voor de prestatie. Maar: ‘Al het eten is hier supergezond. Geen sausjes, geen vettigheid. Dat is wel anders dan ik gewend was van thuis.’
Voor Boonkamp loopt haar tijd op Papendal ten einde. Ze heeft een contract aangeboden gekregen in Melsungen, in het midden van Duitsland. ‘De club waar ik ga spelen is dit jaar gedegradeerd naar de derde Bundesliga, maar wil volgend jaar direct terug naar de tweede divisie. Ik moet daarbij gaan helpen.’ Daardoor wordt het wel moeilijker om door te gaan met haar studie in Nijmegen. ‘Maar ik ga het in ieder geval proberen. Gelukkig worden steeds meer colleges online gezet.’
Dit artikel verscheen eerder in Vox #2.