Nieuwe campusdichter wil buiten de lijntjes kleuren
Vorige week werd Derk Wijkamp verkozen tot nieuwe campusdichter van de Radboud Universiteit. De bachelorstudent Bestuurskunde en Filosofie wil dicht bij zichzelf blijven in zijn poëzie. ‘Ik wil me komend jaar vooral als dichter blijven ontwikkelen.’
De nieuwe campusdichter is een unieke verschijning. Lange bakkebaarden, een wijd uitlopende zwarte broek, een overhemd met western details en een vriendelijke blik. De 21-jarige Derk Wijkamp, die afgelopen woensdag werd verkozen, vindt dat mensen vaker zichzelf mogen zijn én blijven.
Twee jaar geleden deed je ook mee aan de campusdichterverkiezing. Toen won je de publieksprijs en kreeg je de derde plaats van de jury. Wat heeft ervoor gezorgd dat je dit jaar weer meedeed?
‘Twee jaar geleden was de verkiezing online en stond ik op mijn zolderkamer een gedicht voor te dragen. Best wel ongemakkelijk. Ik vind het nu tenenkrommend om dat filmpje van twee jaar geleden terug te zien, maar het heeft er wel voor gezorgd dat ik ervaring heb opgedaan en mensen in de poëziewereld heb leren kennen. Doordat ik de publieksprijs won, kon ik het afgelopen jaar optreden bij literair festival buiten zinnen en spoken word-evenement SPRAAKWATER. Dit jaar deed ik mee omdat ik vind dat ik veel beter ben gaan schrijven.’
Je doet de bachelors Filosofie en Bestuurskunde, dit zijn twee compleet verschillende onderwerpen. In je gedichten komen ook veel contrasten voor. Is dat een bewuste keuze?
‘Ik focus niet graag op slechts één onderwerp. Tijdens het eerste jaar van Bestuurskunde verloor ik mijn interesse in de studie. Ik ben toen Filosofie ernaast gaan doen, waardoor ik ook weer plezier kreeg in Bestuurskunde. In mijn gedichten schrijf ik gewoon wat er in me opkomt, ik heb de contrasten er niet bewust in verwerkt. Wel probeer ik meerdere invalshoeken te combineren om een zo breed mogelijk publiek te inspireren en interesseren.’
Hoe ben je met dichten begonnen?
‘In de vierde klas van de havo had ik een hele leuke docente Nederlands. We hadden een klein blokje poëzie en ik had daar eigenlijk totaal geen verwachtingen van. Sterker nog, ik vond poëzie maar onzin. Toch merkte ik tijdens die lessen dat ik het leuk vond om gedichten te schrijven. Ik ben er toen nooit echt mee verder gegaan, tot ik twee jaar geleden voor het eerst meedeed aan de campusdichterverkiezing. Ik hou erg van muziek, vooral muziek waarin teksten ook betekenis hebben. Ik vind het leuk om die teksten te ontleden, want liedteksten zijn ook kleine gedichtjes. Ik ben dus veel meer via muziek dan via literatuur aan het dichten geraakt.’
Waar haal je de inspiratie voor je gedichten vandaan?
‘In het begin vooral uit muziek dus. Later ben ik veel meer de literatuur in gedoken en dichtbundels gaan lezen. Hans Dorrestijn is écht mijn favoriet. Jules Deelder, Remco Campert en Willem Wilmink lees ik ook graag. Het allermooiste gedicht dat ik ooit gelezen heb is ‘Lente’ van Hans Dorrestijn. Hij spoelt daarin de tijd terug vanuit de lente naar de winter, als een soort filmband die je terugdraait. In de lente zit de liefde hem tegen en daarom wil hij terug naar de winter, zodat alles bevriest en stil blijft staan. Het is vrij direct geschreven. Ik hou niet van lange gedichten die metaforisch zijn met extreem veel beeldspraak. Het moet rechttoe rechtaan zijn en het liefst ook met een beetje rijm erin.’
Schrijf jij je gedichten ook op die manier?
‘Ja, mijn gedichten zijn wel redelijk direct. Ze zijn nooit superlang, hebben geen ingewikkelde zinnen en ik probeer er meestal ook rijm in te verwerken.’
Je eerste gedicht als campusdichter is ‘Punk’, waar gaat dat over?
‘”Punk” was bedoeld als een oproep. De oproep om dicht bij jezelf te blijven en dat je best wel een beetje kleurrijk mag zijn als persoon.’
Wanneer is iemand dan kleurrijk?
‘Nu wordt het filosofisch. De maatschappij duwt je in een bepaalde richting: je gaat eerst naar school, dan ga je werken. De meest alternatieve of radicale types die je op de universiteit nog wel regelmatig ziet lopen, hebben vijfentwintig jaar later een heel degelijk bestaan opgebouwd. Ik hoop dat er mensen zijn die wel bij hun overtuigingen blijven en dus soms buiten de lijntjes kleuren in plaats van met de stroom mee te gaan.’
Hoe vind je naast twee studies tijd om te schrijven?
‘Ik moet er vooral de rust voor hebben en ervoor gaan zitten. Soms heb ik het druk en schrijf ik weken niet, soms schrijf ik twee gedichtjes op een dag. Als ik iets zie wat ik leuk vind of een gedachte heb die ik verder wil uitwerken, ga ik daarmee aan de slag. Het is vaak zo dat ik ’s nachts wanneer ik probeer te slapen nieuwe ideeën krijg omdat ik dan de rust heb om na te denken.’
Schrijf je die ideeën dan ook op?
‘Nee (lacht) en dan word ik de volgende ochtend wakker, ben ik het vergeten en denk ik: “Shit, had ik dat maar wel gedaan”. Als het écht heel goed is schrijf ik het wel op, maar vaak zijn het gewoon gedachtes die door mijn hoofd spoken.’
Je bent nu campusdichter, wat is jouw plan voor het komende jaar?
‘Ik hoop mezelf te ontwikkelen en meer te gaan schrijven. Nu heb ik een stok achter de deur, dus dat is eigenlijk wel heel fijn. Ik houd van optreden, dus ik hoop dat ik dat ook veel mag doen het komende jaar. Verder wil ik in mijn gedichten de universiteit en het studentenleven met elkaar verbinden. Tijdens je studie vorm je jezelf als mens. Ik wil dat mensen zich herkennen in wat ik schrijf en ze de boodschap meegeven dat je vooral moet doen waar je gelukkig van wordt.’
PUNK
De halsband, die jij als ketting placht te dragen,
telt vierentwintig metalen uiteinden
en is dezelfde kleur zwart als waarmee jij ’s ochtends
je lippen, vaak opzettelijk slordig,
trachtte in te tekenen.
Anarchie begint altijd bij jezelf.
Ik zie ze nog bewegen,
klamme zwarte kussentjes die van binnen glanzend roze waren
en spraken over onrecht en autoriteit.
Eens schreef je in je poesiealbum:
“Een land is zo rijk als haar armste inwoner
en zo vrij als het slot op de deur
van de tot wanhoop gedrevenen.”
Het was een leren bandje
waar de metalen uiteinden met secondelijm aan vast zaten
en dat langs de gehele omtrek van jouw hals
nauw aansloot op je huid,
je kon de riemsluiting aan de achterkant dan ook
tot het derde gaatje aantrekken
en het staafje er nog net doorheen drukken.
De mate van ongehoorzaamheid is af te meten aan,
en correspondeert recht evenredig met,
de moeite waarmee je kunt ademhalen.
Dat was zo’n vierentwintig jaar geleden,
een jaar per uiteinde is verstreken sinds ze in een Ikea-doos liggen.
Nu ga je ’s ochtends, met pastel roze lippenstift, naar je werk
en kom je ’s avonds thuis zonder iets te vertellen te hebben.
Heel soms draai je nog even stiekem de albums van
Stiff Little Fingers, Ideal of GBH,
om het roet van de vlam,
die ooit in je gebrand heeft, nog even te ruiken
en je hoopt
dat de studenten van het heden
zich wel aan hun beloftes weten te houden.