Nieuwe decaan letterenfaculteit wil dat mensen zich niet over de kop werken
Teams die onderwijs- en onderzoekstaken onder elkaar verdelen. Dat is de ideale wereld van Paula Fikkert, de nieuwe decaan van de Faculteit der Letteren. Ook pleit ze voor het behoud van de kleine talenstudies in Nijmegen. ‘Die horen nu eenmaal bij een letterenfaculteit.’
Een kwarteeuw geleden had Paula Fikkert naar eigen zeggen nooit gedacht dat ze vandaag nog steeds in Nijmegen zou werken. ‘Het bevalt me hier kennelijk goed’, zegt de hoogleraar Eerste Taalverwerving en Fonologie in haar kamer op de dertiende verdieping van het Erasmusgebouw.
Studeren deed Fikkert in Groningen, promoveren in Leiden. Voor ze in Nijmegen startte, werkte ze vijf jaar in de Duitse stad Konstanz. Ook was ze een tijdje gasthoogleraar aan de universiteit van Oxford. ‘Maar Nijmegen was altijd mijn thuisbasis.’
Vacature
Sinds 1 maart is Fikkert decaan van de faculteit waar ze inmiddels 25 jaar werkt. Daarvoor was ze onder andere voorzitter van de universiteitsbrede commissie Erkennen en Waarderen. ‘De ideeën die we daar hebben verzameld, wil ik graag implementeren in de faculteit. Daar voel ik me inmiddels senior genoeg voor.’
U bent hoogleraar Nederlands, hoe goed kent u de rest van de faculteit?
‘Als voormalig onderzoeksdirecteur ken ik het Centre for Language Studies en de talen natuurlijk heel goed. In het Departement Taal en Communicatie heb ik veel colleges gegeven. Omdat ik hier al zo lang rondloop, ken ik ook best veel mensen van andere afdelingen. Alleen met het Radboud Institute for Culture and History ben ik wat minder bekend, maar daar komt binnenkort vast verandering in.’
U komt niet in een gespreid bedje terecht: de letterenfaculteit zit op dit moment zonder directeur bedrijfsvoering.
‘De vacature voor een nieuwe directeur is recent gesloten, we gaan binnenkort in gesprek met kandidaten. De taken van de directeur bedrijfsvoering worden tijdelijk overgenomen door andere mensen. Sommige medewerkers hebben het daardoor wat drukker, maar ik hoop dat we snel weer op volle kracht zijn. We hoeven ons geen zorgen te maken dat er dingen niet goed gaan.’
Hoe staan jullie er op financieel vlak voor? De Faculteit der Managementwetenschappen kent op dat vlak grote problemen.
‘Bij ons gaat het financieel niet slecht. Er komen wel uitdagingen aan, maar niets om ons heel grote zorgen over te maken. Zelfs niet nu we even zonder hoofd financiën zitten.’
Hoe gaat het met de nieuwbouw voor de geesteswetenschappen op de plek van het Spinozagebouw, die in 2027 klaar moet zijn?
‘Voor zover ik weet loopt alles op schema. We hebben flink inspraak over de werkplekken, daarbij nemen we een voorbeeld aan het Maria Montessorigebouw. Eerst zouden het allemaal flexplekken worden, maar dat is uiteindelijk niet het geval. Sommige mensen zullen overigens wel op flexplekken komen te zitten, maar dat lijkt me oké.’
Een jaar geleden was er plots ophef over de kleine talenstudies. In het Sectorplan Talen werd benoemd dat te weinig studenten voor een talenopleiding kozen, waardoor het tekort aan leraren voor Frans en Duits groeit. Hierdoor neemt de kwaliteit van het talenonderwijs dan weer af, met een kleinere instroom tot gevolg. Zo ontstaat er een vicieuze cirkel. Moeten de opleidingen Frans en Duits een landelijk programma worden? En wat moet er gebeuren met de studie Nederlands?
‘De Sectorplannen, waarin universiteiten samen afspreken wat ze gaan doen, zijn bedoeld als een verbeteroperatie, er is ook extra geld mee gemoeid. Alles wat we doen moet in dat licht gezien worden. Voor de studie Nederlands hoeven we geen gemeenschappelijk onderwijs in te richten met andere universiteiten. Voor interessante projecten kunnen we studenten van verschillende universiteiten samenbrengen, maar het moet wel een meerwaarde hebben.’
‘De opleidingen Frans en Duits zullen landelijk moeten samenwerken’
‘Gezien de schaarste van het aantal studenten zijn de opleidingen Frans en Duits op dit moment financieel en kwalitatief niet meer houdbaar, zij zullen landelijk moeten samenwerken. We onderzoeken hoe we zo constructief mogelijk kunnen samenwerken zonder onze eigen smoel te verliezen.’
Moet het profiel van de Nijmeegse opleidingen Duits en Frans op de schop?
‘Nee, we gaan uit van onze eigen sterkte. Er wordt nu gekeken wat het beste is voor de faculteit en voor studenten. Het aanbod zal wel beperkter worden.’
Zijn opleidingen met slechts een handvol studenten nog levensvatbaar?
‘Die vraag kan je stellen, maar we hebben een verplichting naar de maatschappij om docenten op te leiden en in stand te houden. Een letterenfaculteit zonder talen is geen letterenfaculteit meer. Dat is mijn visie, maar in Groningen zijn de talen bijvoorbeeld onderdeel van Europese Studies geworden. Ik denk niet dat we dat hier gaan doen, maar er komen wel bredere opleidingen met mogelijk meer aandacht voor de talen.’
Betekent dit dat studenten Frans en Duits in de toekomst door het hele land moeten reizen?
‘We streven naar een optie waarbij reizen niet verplicht is, behalve als studenten veel vakken in het Frans of Duits willen volgen. Natuurlijk wil je liever niet dat studenten veel tijd kwijt zijn aan reizen, daar hebben ze niet voor gekozen. Maar als een opleiding slechts twee eerstejaars telt, kan het leuk zijn om studenten elders in het land te ontmoeten.’
Wanneer moeten de Sectorplannen klaar zijn?
‘De deadline is in 2027. Er is dus nog wel wat tijd, het is belangrijk om daar zorgvuldig over na te denken. Je wilt gewoon een aantrekkelijk programma aanbieden dat versterkt wordt door dingen samen te doen.’
Iets anders: u bent voormalig voorzitter van de Commissie Erkennen en Waarderen. Welke invulling wilt u hieraan geven in de letterenfaculteit?
‘Ik zou heel graag pilots willen doen rondom team science. In mijn ideale wereld verdeelt een team de onderwijs- en onderzoekstaken onder zichzelf. Op die manier kan je meer inzetten op en schuiven met de talenten die mensen hebben.’
Hoe wilt u dit concreet aanpakken?
‘Stel, je hebt een groep mensen waarin iemand wegens een grote beursaanvraag gedurende een jaar wat meer onderzoek wil doen. Dan zou iemand anders best wat meer onderwijs kunnen geven. Hetzelfde geldt voor maatschappelijke impact of leiderschap: sommige mensen vinden dat verschrikkelijk leuk, andere niet. Niet iedereen hoeft alles te doen. Zolang het team goede prestaties levert, is het goed.’
‘Een van de belangrijkste pijlers van Erkennen en Waarderen is dat we meer ruimte voor ieders talent willen. Natuurlijk moet iedereen nog onderwijs en onderzoek doen, maar hoeveel je dat doet, kan per jaar verschillen. Als je op een bepaald moment wat minder onderzoeksinspiratie hebt, kan je meer onderwijs geven. Het belangrijkste is dat mensen hun talenten kunnen benutten, en dat het interessant en uitdagend blijft.’
Ook carrièreperspectief is een onderdeel van Erkennen en Waarderen. Bij heel wat medewerkers aan de universiteit leeft het idee dat universitair docent (UD) een eindpunt is.
‘Er zijn nu eenmaal niet veel posities voor universitair hoofddocenten (UHD’s) of hoogleraren. Ook als iemand alle kwaliteiten heeft, wil dat niet per se zeggen dat hij of zij dat wordt. Maar je moet wel zorgen dat er genoeg uitdagingen en ontwikkelmogelijkheden zijn. Als iemand die geen hoogleraar is een promovendus begeleidt, dan moeten daar credits tegenover staan.’
Bent u van mening dat UD’s en UHD’s het ius promovendi moeten krijgen?
‘Voor UHD’s kan het al onder bepaalde voorwaarden, voor UD’s is dat nog niet besproken. Er zijn wel universiteiten die daarmee experimenteren. Het moet geen generieke regel worden, maar voor iemand met de juiste kwaliteiten moet dit mogelijk zijn.’
Hoe kijkt u naar initiatieven in Utrecht, Leiden en Amsterdam om bij promoties iedereen die in de oppositie zit het recht te geven een toga te dragen, vanuit het principe dat de kwaliteit van hun vragen dan gelijkwaardig mogen worden geacht?
‘Als je wordt gevraagd om een proefschrift te beoordelen, dan zou het gek zijn als dat niet erkend wordt. Het lijkt me een heel mooi gebaar.’
Gaat u daarvoor pleiten in het college voor decanen?
‘Ik denk dat er meer maatwerk geleverd moet worden. Soms zitten mensen in een UD-positie, terwijl ze op grond van hun kwaliteiten UHD zouden kunnen zijn. Ik vind dat ze daar erkenning voor kunnen krijgen, bijvoorbeeld door een toga te dragen bij promoties.’
De laatste jaren zijn verschillende initiatieven genomen om de werkdruk te verlagen, hebben die ook geholpen?
‘Een van de belangrijkste doelstellingen van de Sectorplannen was om de werkdruk naar beneden te krijgen. Deels is dat gelukt, er zijn veel UD’s bij gekomen. De werkelijke werkdruk is dus zeker afgenomen, maar dat betekent niet dat medewerkers dit zo ervaren.’
Hoe valt dat te verklaren?
‘Als ik naar mezelf kijk, dan had ik het ook altijd te druk. Niet alleen omdat ik zo veel moest doen, maar ook omdat ik een gedreven onderzoeker was die overal opties en mogelijkheden zag voor nieuwe projecten. Daardoor kunnen andere dingen soms als een belasting voelen.’
‘Er zijn veel wetenschappers die te veel werken’
‘Wetenschappers zijn erg gedreven. Er is bijna niemand die te weinig werkt, wel zijn er wetenschappers die te veel werken. Dat is deels het gevolg van de krapte in het aantal loopbanen. Maar ik hoop dat we ernaartoe gaan dat we ons niet gek werken.’
Hoe wilt u die boodschap laten doorsijpelen in de faculteit?
‘Cultuurverandering gaat vaak erg langzaam. We moeten zorgen dat we fit op de werkvloer komen en ons niet over de kop werken. Ik heb het voornemen om het goede voorbeeld te geven, maar op dit moment ben ik dat nog niet. Het is ook niet erg als het met pieken druk is. Tegelijk moet je gewoon een wandeling kunnen maken zonder dat iets anders moet. Het zit ook een beetje in de hoofden.’
‘Het allerbelangrijkste vind ik dat mensen hier met plezier komen werken, dat ze niet ziek worden van het vele werk en dat er een veilige werkomgeving is. Ik hoop dat we dat kunnen bereiken.’