Nieuwe wet richt pijlen op draaideurpersoneel
De meeste werknemers mogen vanaf vandaag nog maar twee in plaats van drie jaar in tijdelijke dienst werken voor dezelfde werkgever. Wat betekent deze Wet werk en zekerheid voor wetenschappers: krijgen zij eerder een vast contract of staan ze juist sneller op straat?
Vaste contracten worden niet zomaar uitgedeeld op de universiteit. Tot zover weinig nieuws. Maar het besef dat de flexibilisering niet ongebreideld voortgezet kan worden, lijkt doorgedrongen in universiteitenland. De universiteiten zelf onderkennen dat, aangezien er afspraken over zijn gemaakt in de nieuwste cao. De afspraak is om niet meer dan 22 procent van de groep hoogleraren, UHD’s, UD’s en docenten te laten bestaan uit personeel met een tijdelijk contract van vier jaar of korter. Nijmegen voldoet daar overigens al aan. In onderstaande grafiek staan de percentages van het tijdelijk wetenschappelijk personeel, inclusief de tijdelijke contracten van vier jaar of langer.
Vandaag treden nieuwe maatregelen in werking die vallen onder de Wet werk en zekerheid. Doel van deze wet: meer vaste banen creëren. Voor de meeste flexwerkers en stapelaars van tijdelijke contracten betekent dit dat zij nog maar twee jaar op dezelfde plek mogen werken – voorheen was dat drie jaar. Daarna krijgt de werknemer een vast contract, of is het ‘exit’. De kritiek luidt dan ook dat veel werknemers geen vaste baan zullen krijgen, maar alleen maar sneller op straat zullen staan. Zoals taalkundige Rik Smits:
Voor wetenschappelijk personeel zit de vork echter anders in de steel. Universiteiten hebben immers allerlei uitzonderingen in hun cao geformuleerd. Een promovendus hoeft bijvoorbeeld niet na twee jaar een vast contract te krijgen, maar wordt aangenomen voor de duur van zijn promotietraject. Ook postdocs werken vaak projectmatig: zij mogen vier jaar op de universiteit vertoeven zonder vast contract. Daarnaast kunnen onderzoekers voor langere tijd, bijvoorbeeld vijf of zes jaar, vastgelegd worden, maar dan moet dat wel van tevoren worden afgesproken. Maar daarna geldt ook: een vast contract of een enkeltje uitgang. Hoewel de deur op een kiertje blijft staan, want met een break van zes maanden kan de onderzoeker terugkeren achter zijn bureau (dat was al zo).
Onzekerheid
Wat de Wet werk en zekerheid gaat bieden aan postdocs en andere onderzoekers is de vraag. Zo veel verandert er voor hen nou ook weer niet. Waar mogelijk wel terrein te winnen valt, is op de posities van de (universitaire) docenten. Steeds meer UD’s en docenten werken op basis van een tijdelijk contract (zie bovenstaande grafiek). De fracties Vakbond voor de Wetenschap (VAWO) en TRAP (tijdelijk personeel) van de Ondernemingsraad zijn daar zeer kritisch over en hopen daarom dat de wetswijziging soelaas biedt. Maar ook dat is onzeker, omdat ook docenten langer dan twee jaar tijdelijk onder contract mogen staan als ‘onderwijsontwikkelingen en/of ontwikkelingen in studentenaantallen (…) dit noodzakelijk maken’, aldus de cao (voor de liefhebbers, check artikel 2.3 lid 1). Maar het uitgangspunt is vanaf heden wel die twee jaar en een verlenging van het tijdelijke dienstverband zou een uitzondering moeten zijn.
Of de Wet werk en zekerheid daadwerkelijk zekerheid gaat bieden? Het is koffiedik kijken. Zelfs voor minister Lodewijk Asscher: hij noemt de uitwerking van zijn nieuwe wet tegenover NRC ‘heel spannend’. / Mathijs Noij
Met dank aan Marijtje Jongsma (VAWO) en Sander Lestrade (TRAP).
Piet schreef op 1 juli 2015 om 20:24
Volgens de Groene Amsterdammer is de RU de universiteit met het meeste flexwerkers van Nederland. Gedwongen flexwerk is asociaal en respectloos. RU, stop eens met die uitbuiting!
Marian schreef op 2 juli 2015 om 12:23
Deze wetgeving is zeer ongelukkig voor de studentenbaantjes. Meestal zijn dit baantjes waar je niet zit te wachten op een vast contract, maar wel noodzakelijk voor de bekostiging van je studie. Dit betekent om de 2 jaar een nieuw baantje zoeken….