Nijmeegs taalfestival trekt het land in
Voor kinderen met een migratieachtergrond of laaggeletterde ouders heeft taal vaak een negatieve connotatie, omdat hun Nederlands vaak slechter is. Taalonderzoekster Sharon Unsworth wil laten zien dat taal ook voor hen leuk is, dankzij een net verworven NWO-subsidie.
De Mariënburgbibliotheek staat natuurlijk elke dag in het teken van taal, maar eens per jaar komt daar ook een stukje wetenschap bij, tijdens het Kletskoppenfestival. Sinds 2017 maken Nijmeegse taalonderzoekers kinderen, hun ouders, en andere belangstellenden enthousiast over taalweetjes en -onderzoek – van meertaligheid tot gebarentaal. De laatste editie, begin 2020, trok zo’n 1200 bezoekers.
Een groot succes, aldus festivaldirecteur en taalonderzoeker Sharon Unsworth. Toch knaagde er iets, vertelt ze aan de telefoon. ‘Het publiek bestaat vooral uit hoogopgeleide gezinnen, met Nederlands als voertaal. We willen heel graag een diverser publiek bereiken, meertalige gezinnen en ook mensen die minder makkelijk in aanraking komen met wetenschap.’
Kinderen van laaggeletterde ouders
Dat gaat ze nu proberen, dankzij een subsidie van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA). NWA is het programma van onderzoeksfinancier NWO dat een brug tussen wetenschap en publiek moet slaan. Unsworth en haar collega’s – taalonderzoekers, psychologen en onderwijskundigen van de faculteiten Sociale Wetenschappen, Letteren, en het Max Planck Instituut – kregen hiervoor vorige maand 200.000 euro toegewezen.
Met het geld gaan de wetenschappers de komende twee jaar een soort Kletskoppenfestival-op-maat organiseren, voor drie moeilijk bereikbare groepen. Dit zijn kinderen met laaggeletterde ouders in Rivierenland, meertalige kinderen uit Den Haag met een migratieachtergrond, en kinderen uit de gemeente Parkstad Limburg die dialect spreken.
‘Het wordt geen rondreizend circus’
Voor die groepen heeft het project kleinschalige activiteiten op locatie in petto, bijvoorbeeld in buurthuizen. Unsworth: ‘We werken samen met maatschappelijke partners die nu al werken met deze doelgroepen. Voor elke groep maken we activiteiten op maat. Het wordt geen rondreizend circus.’
Waarom juist deze drie doelgroepen? ‘Voor veel van deze kinderen heeft taal een negatieve associatie’, zegt Unsworth. ‘Ze krijgen vaak te horen, bijvoorbeeld op school, dat hun Nederlands niet goed is, of dat hun thuistaal of dialect niet nuttig is. Wij willen laten merken dat taal ook leuk kan zijn.’
Trucjes
Dat willen Unsworth en haar collega’s voor elkaar krijgen door spelletjes aan te bieden waarin het juist handig is als je een tweede taal kent, zoals Turks, of een Zuid-Limburgs dialect spreekt. ‘Je kunt dan trucjes uithalen, bijvoorbeeld met woorden die in het Nederlands en Turks iets anders betekenen, maar wel hetzelfde klinken. Zoals pasta, in het Turks betekent dit gebak.’
In zo’n spelletje, legt Unsworth uit, horen kinderen bijvoorbeeld zo’n woord en moeten ze met een knop aangeven welke van twee plaatjes past bij de Nederlandse betekenis van dat woord. Maar bij een woord als ‘pasta’ moeten ze dan de neiging onderdrukken om het plaatje van een gebakje te kiezen, want dat is de Turkse betekenis. Unsworth: ‘False friends noemen we dat soort woorden. Dat vinden kinderen vaak heel grappig om te ervaren. Tweetaligheid wordt voor hen daardoor ook iets positiefs.’
‘Hun hebben’
Tegelijkertijd krijgen de kinderen en hun ouders meteen iets mee over hoe meertaligheid werkt in je hersenen. ‘Het zijn geen twee bakjes met woorden, er lopen allerlei dwarsverbanden. Dat geldt voor dialecten natuurlijk nog sterker.’
Aan de groep laaggeletterden willen Unsworth en haar collega’s onder andere meegeven dat sommige taalfouten’ die ze maken eigenlijk heel logisch zijn. ‘Het is heel goed verklaarbaar waarom mensen bijvoorbeeld “hun hebben” zeggen. Taalkundig is het namelijk niet fout, maar het volgt alleen uit afspraken die we hebben gemaakt over wat “goed” of “fout” is.’ Die afspraken veranderen in de loop van de tijd – wat correct Nederlands was in 1921, is in 2021 inmiddels ‘fout’.
Bias
Ten slotte hoopt ze mensen enthousiast te maken om mee te doen aan wetenschappelijk onderzoek. Westerse talen zijn nu overgerepresenteerd in taalonderzoek, en dat kan een bias geven. Hoe beter onderzoeksdeelnemers en de talen die ze spreken de samenleving representeren, legt Unsworth uit, hoe beter resultaten uiteindelijk toepasbaar zijn in de samenleving.
Een taalfestival als Klestkoppen-op-maat kan mensen vast hiervoor warm maken. Unsworth: ‘Het leuke is dat labexperimenten sterk lijken op dit soort spelletjes.’ Niet alleen taal, maar ook taalwetenschap is leuk, wil ze maar zeggen.