Nijmegen is nog altijd een emancipatiemotor voor de student uit de provincie

09 sep 2019

Het zou zomaar kunnen dat – door de bank genomen – een metselaarszoon het op de universiteit moeilijker heeft dan de dochter van een chirurg. Volgens hoogleraar Jan Hein Furnée moet de universiteit daar beter op inspelen. Bijvoorbeeld door zich meer rekenschap te geven van de keerzijde van internationalisering. ‘Het thuisgevoel van onze studenten is niet eindeloos.’

Eén keer per jaar organiseert de opleiding geschiedenis een ouderdag. Een uitgelezen moment voor studenten om hun ouders eens te laten zien waar en hoe zij nu al die doordeweekse uren doorbrengen. Maar voor docenten is het net zo interessant, vertelt hoogleraar cultuurgeschiedenis Jan Hein Furnée. ‘Sommige ouders zie je rondkijken van: in wat voor wereld ben ik terechtgekomen? Plotseling besef je dat de stap naar de universiteit voor hun kinderen groter is geweest dan we ons vaak realiseren.’

‘Ouders die gestudeerd hebben, hebben andere boeken in de kast staan en nemen hun kinderen weleens mee naar een museum’

Tijdens de ouderdag zitten ouders naast hun kroost in de collegebanken en krijgen zij – als ware zij echte studenten – een opdracht. ‘We bootsen een college na. Een paar jaar geleden maakten we een pijnlijke fout door een academische, Engelse tekst voor te leggen.’ Sommige ouders snapten daar niks van. ‘Niet erg handig’, oordeelt Furnée.

Het werd duidelijk: lang niet alle studenten hebben ouders die hen voorgingen naar de universiteit. Furnées nieuwsgierigheid was geprikkeld: hoe groot zou deze groep zijn, waarvan geen van beide ouders een opleiding aan de universiteit had voltooid?

Cijfers

Ter voorbereiding op een debat over dit onderwerp deze zomer in Groningen klopte Furnée aan bij zijn werkgever. De cijfers die hij zocht bleken netjes te worden bijgehouden, in de zogenoemde WO Startmonitor.

‘Ik verwachtte een percentage van rond de 30’, zegt Furnée. Hij was dan ook verbaasd toen hij las dat de afgelopen twintig jaar het aandeel ‘eerstegeneratiestudenten’ aan de Radboud Universiteit schommelde rond de 70 procent. De groep slinkt iets, en was vorig collegejaar nog ‘maar’ 64 procent, maar dat is nog steeds een flinke meerderheid.

Jan Hein Furnée. Foto: ru.nl

Nu Furnée dit weet, gaat hij daar in het komende collegejaar rekening mee houden. ‘Zeker in de propedeuse. Voorheen stelde ik eerstejaarsstudenten in het eerste werkcollege vaak de vraag wat hun favoriete historische boek was. Daar komen allerlei antwoorden op: van historische boeken over de geschiedenis van Nederland tot Van Nul tot Nu, een stripboek. Als zo’n stripboek wat gegrinnik of gêne oplevert, probeer ik dat met een kwinkslag op te lossen. Maar zonder dat we dat doorgaans expliciet durven te maken beseft iedereen dat de titels die studenten noemen mede bepaald zijn door wat er thuis in de kast staat en als teken van iemands hogere of lagereklassepositie kan worden opgevat. Die vraag lijkt dus uitnodigend, maar zonder dat ik me dat realiseerde kan hij ook een sociaal-onveilige situatie creëren.’

Ouders die gestudeerd hebben geven in hun opvoeding nu eenmaal extra ‘cultureel kapitaal’ mee, stelt Furnée. ‘Door de boeken die in de kast staan, maar ook doordat kinderen weleens mee worden genomen naar een museum.’ Bovendien, stelt de hoogleraar, snappen die ouders beter hoe het is om te studeren aan een universiteit. ‘Zij weten dat het belangrijk is om op kamers te gaan, snappen beter dat hun kinderen maar weinig contacturen hebben en kunnen – als dat nodig is – nog eens een tekst lezen om de spelfouten eruit te halen. Sommige studenten kunnen daar op terugvallen, maar veel ook niet.’ Pas als je je dit realiseert snap je hoe onrechtvaardig het eigenlijk is om als docent te refereren aan kennis die studenten niet op school hebben meegekregen en te mopperen over ‘gebrek aan algemene ontwikkeling’.

Emancipatiemotor

Van oudsher is de Radboud Universiteit een ‘emancipatie-universiteit’, opgericht om de katholieke minderheid te verheffen. Bestuurders stippen dat maar al te graag aan, bijvoorbeeld als het over inclusiviteit en diversiteit gaat. Zo ook vorig jaar, tijdens de 95ste diesviering, toen Han van Krieken de bijzondere katholieke identiteit aanhaalde in een toespraak over het open en gastvrije karakter van de universiteit. Van Krieken toonde zich toen zelfkritisch, en vertelde bijvoorbeeld over een internationale student, die maar moeilijk vrienden maakt en zich een buitenstaander voelt.

‘Wij bieden eerstegeneratiestudenten een thuisgevoel dat zij op veel andere universiteiten niet vinden’

‘Heel goed dat hij dat doet’, zegt Furnée. ‘Maar en passant vergeten wij docenten de belangrijke rol die de universiteit speelt bij de opwaartse sociale mobiliteit – ook van onze eerstegeneratiestudenten die in Nederland geboren zijn.’ Als het in Nijmegen over diversiteit en inclusiviteit gaat, wordt vaak de vraag gesteld waarom ‘we’ zo wit zijn. ‘Terwijl wij nog steeds een enorme emancipatiemotor zijn, maar voor een veel bredere groep.’ Volgens Furnée realiseert de rector zich niet dat veel docenten geen idee hebben om hoeveel studenten dit eigenlijk gaat – in alle faculteiten.

En dat is belangrijk – want iets om trots op te zijn. Academici krijgen gemiddeld genomen betere banen, verdienen meer geld, hebben meer politieke invloed. Ze leven zelfs langer. ‘En wij bieden studenten die kans.’

Minderwaardigheidscomplex

Het gaat dan vaak om witte jongens en meisjes uit Limburg, Noord-Brabant of de Achterhoek, afkomstig uit gebieden met een sterke regionale identiteit. Nogal een ander publiek dan Furnée trof bij zijn vorige werkgever, de Universiteit van Amsterdam, waar hij vier jaar geleden vertrok om in Nijmegen te komen werken. ‘Als ik hier college geef over de culturele constructie van ‘dé Nederlander’, dan valt de studenten anders dan in Amsterdam meteen op: “maar dat zijn toch niet de kenmerken van de Nederlander, maar van de Hollander.”

‘Studenten hier hebben een bepaalde sensitiviteit ten opzichte van ‘Nederland’  die nieuw was voor mij. De oude wortels van een minderwaardigheidscomplex ten opzichte van Holland zijn hier nog steeds merkbaar.’

‘Er wordt te gemakkelijk gezegd: “Engels, dat kan toch iedereen?”’

Nijmegen heeft daarin een rol te spelen, beargumenteert Furnée. ‘Wij bieden deze studenten een thuisgevoel dat zij op veel andere universiteiten niet vinden. Dat is onze kracht, maar het is ook belangrijk om te realiseren dat dit thuisgevoel niet eindeloos is.’

Kroegcollege

Furnée komt op een actueel thema: internationalisering. Het aanbieden van Engelstalig onderwijs vormt volgens de hoogleraar ‘een enorm dilemma’: enerzijds sluit je er nieuwe studenten mee in, anderzijds sluit je er studenten mee uit. ‘De Nederlandse taal is emotioneel gezien heel belangrijk: voor onze identiteit en het thuisgevoel, zeker voor eerstegeneratiestudenten. Er wordt te gemakkelijk gezegd: “Engels, dat kan toch iedereen?”’

Zijn eigen opleiding geschiedenis biedt sinds dit jaar een Engelstalige bachelor aan naast de Nederlandse. Tijdens de introductie kreeg Furnée de vraag om aan beide groepen tegelijkertijd een kroegcollege te geven. In het Engels, zodat de internationale studenten het verhaal ook konden volgen. ‘Maar dat ga ik never nooit zo doen. Ik zie geen andere mogelijkheid dan het college twee keer te geven: één keer in het Nederlands en één keer in het Engels. Ik wil de Nederlandse studenten niet het gevoel geven dat wij als opleiding naar schaalvergroting streven en dat zij daarvan de dupe zijn. Ik wil hun het gevoel geven: we gaan geweldig over geschiedenis praten en wees welkom.’

Het besef dat de meerderheid van de studenten eerstegeneratiestudent is, speelt een rol in die afweging. ‘De kans dat bij deze studenten de taal waarin je ze toespreekt een rol kan spelen in hun thuisgevoel, is gemiddeld groter, denk ik. Maar ik zeg er ook meteen bij: ik voel me zelf ook meer thuis in mijn eigen taal.’

12 reacties

  1. Eva schreef op 9 september 2019 om 12:24

    Als eerstegeneratie student kan ik zeggen dat het zelfs nog meer gaat over hoe je thuis kunt uitleggen wat je doet, zonder dat je te horen krijgt dat je te hoog van de toren blaast of dat dat toch wel “heel ingewikkeld moet zijn, knap hoor.” Het gevoel van gespletenheid naar je oude omgeving, terwijl je je zelf (vaak voor het eerst) echt als een vis in het water voelt, vond ik een van de moeilijkste dingen van net studeren.

  2. Jan Hein Furnée schreef op 10 september 2019 om 10:14

    Dank voor je openhartige, belangrijke reactie Eva! @studenten en docenten: zien jullie nog andere relevante aspecten die in het interview onbelicht zijn gebleven? Of (andersom) vinden jullie dit misschien een non-issue, en waarom?

  3. Kris schreef op 12 september 2019 om 13:45

    Voor mij een heel herkenbaar artikel. Ik was toen ik begon met studeren de eerste in mijn hele familie die naar de universiteit ging. En met name in het eerste jaar heb ik regelmatig het gevoel gehad in een volkomen vreemde wereld terecht gekomen te zijn.
    Het voorbeeld wat u geeft over een favoriet historisch boek noemen om het ijs te breken brengt mij meteen terug naar de introductie waar het ging over favoriete muziek, films en boeken. Wanneer je in een groep de enige blijkt te zijn die nog nooit van het gros van de genoemde namen en titels heeft gehoord dan is dat ongemakkelijk. Over de dingen die ik oprecht mooi vond werd nogal lacherig gedaan en zeker in het begin heb ik dan ook flink wat zelfvertrouwen aan moeten spreken om mijn culturele voorkeuren niet te verloochenen.
    Andersom is het ook best lastig geweest om thuis over te brengen wat je nu precies doet daar bij die universiteit. Ik hoor van vrienden die werkzaam zijn aan een universiteit en die onderwijs geven dat ze zich storen aan de ‘schoolse’ houding van studenten die termen als school, les en huiswerk gebruiken. En dat begrijp ik ook. Maar voor mij was het nodig om die termen vast te houden om mijn familie uit te kunnen leggen waar ik mee bezig was.
    Inmiddels ben ik al ruim 14 jaar afgestudeerd en ben ik heel erg blij dat ik me zowel bij een opera als bij een carnavalsclub op m’n plek voel. Het kost wat ongemak in het begin, maar het levert je veel op zo’n nieuwe wereld.

    • Simeon schreef op 14 september 2019 om 11:04

      Gek genoeg is die pretentieuze houding over schoolsheid juist veel minder waar je ‘m volgens dit artikel en uw reactie niet verwacht. Toen studenten aan de UvA wijsneuzerig liepen te doen over woorden als ‘les’ en ‘huiswerk’, kregen zij te horen dat zij even normaal moesten doen.
      En ja, dat is maar een anekdote.

  4. Student schreef op 13 september 2019 om 11:28

    Dank voor dit mooi artikel! Het is fijn dat de situatie van eerstegeneratiestudenten serieus wordt genomen en dat er aandacht voor is, juist in deze tijd wanneer er vooral veel aandacht lijkt te zijn voor internationale studenten.

  5. dr dg. schreef op 15 september 2019 om 23:17

    Ontzettend leuk stuk en een uitstekende hartverwarmende benadering. In de eerste plaats bestaan er praktische en minder praktische opleidingen. De universitaire, behalve tandheelkunde, behoren tot de minder praktische opleidingen. Loodgieters bedrijven ook wetenschap als ze de gootsteen repareren, alleen in de benoeming van de processtappen verschilt de semantiek van die van de zogenaamde hoogopgeleide. Veel hoogopgeleiden, afgezien dat slechts een klein deel het doel van wetenschap correct kan omschrijven, ontberen overigens ook enige systematiek in het toepassen van wetenschap in beleid. Maatschappelijk heeft dit enorme consequenties. Een tweede punt is dat inzicht, ook bij Jan Furnee (en bij mij overigens ook), blijkbaar met de jaren komt. Een opleiding op het NIVA in Driebergen had daar uitkomst gegeven. Daar leren de studenten/autoverkopers als eerste ‘Niet invullen voor een ander (NIVEA)’ principe voordat ze klant te woord mogen staan; oubollig maar zinnig. Voorkom observer bias zouden we zeggen. Ofwel je gaat nat als je je door je vooroordelen laat leiden. We hadden onze omgeving veel eerder begrepen als we (eerst) autoverkoper waren geworden, Hgr.

  6. Maria schreef op 30 oktober 2019 om 14:15

    Ik ben er ook een, en herken veel uit het artikel en uit de reacties, maar niet dat van de taal. Erasmusstudenten zijn altijd een wezenlijk onderdeel van mijn studententijd geweest. De jeugd groeit op met YouTube en Netflix, ik kan me niet voorstellen dat college in het Engels voor eerstegeneratiestudenten problematischer is (in praktische of emotionele zin) dan voor anderen. Voor mij geldt dat in elk geval niet.

  7. Julian schreef op 11 november 2019 om 07:43

    Ik schrok tijdens de open dag al van het feit dat mijn studieboeken in het Engels zouden zijn. Gelukkig waren de colleges toen nog in het Nederlands, ik weet niet of ik anders wel aan de opleiding begonnen was. Toen ik op stage Engels moest spreken omdat de meeste collega’s geen Nederlands konden, kostte het me heel veel moeite om mee te komen. Ik heb nog altijd een afkeer van Engels omdat het me in m’n Master verplicht werd ook in het Engels te antwoorden op tentamens van vakken die door Nederlandstalige docenten gegeven werden.

    In de familie was er heel weinig begrip van wat een universiteit nou eigenlijk is. Het eerste wat iedereen vroeg was: “Wat kun je ermee worden?” Temidden van neefjes en nichtjes die naar het MBO of HBO gingen en daar heel toegepast en beroepsgericht bezig waren, was dat natuurlijk geen vreemde vraag.

  8. Geschiedenis student schreef op 11 januari 2020 om 16:40

    Waar ik vooral tegenaan loop is dat er in mijn opleiding vanuit gegaan wordt dat je Frans en Duits kunt lezen. Ik vind dat nogal elitair. Niet iedereen is een homo universalis die voor zijn lol in de Middelbare schooltijd allerlei talen bij leert. En niet iedere student komt van het VWO. Ik snap natuurlijk dat taalkennis een meerwaarde heeft, maar nu maak je het voor een bepaalde groep moeilijker om mee te komen.

    • Sophie schreef op 28 februari 2020 om 10:22

      Ik had (in 1990) al een docent die verontwaardigd reageerde toen studenten klaagden over teksten in andere vreemde talen. Hij zei: dit is een instelling voor ‘hoger’ onderwijs maar hoger dan dit bestaat niet. Het ging om Europese rechtsgeschiedenis en hij kon zonder die vreemde talen zijn ei niet kwijt. Er zitten dus wel twee kanten aan dit probleem. Ergens moet ook plaats zijn voor de nerds die tot het gaatje willen gaan, of ze nou wel of niet academisch opgeleide ouders hebben.
      Misschien zou het al schelen als je dit alleen bij keuzevakken doet?

  9. studentmeteenmissie schreef op 4 maart 2020 om 18:07

    Ik ben ook een eerstegeneratiestudent. En hoewel ik van huis uit best wel wat meegekregen heb als het gaat om politiek, literatuur, muziek en andere zaken die van belang zouden kunnen zijn (en veel andere dingen waar ik mijn ouders dankbaar voor ben, zoals mededogen, beleefdheid, nieuwsgierigheid, openheid), was in de eerste plaats de mentaliteit die je nodig hebt om te studeren een lastige. Omdat ik goed kan leren hoefde ik op het gymnasium niet veel te doen. maar: wat ik niet kon (aan vakken, zoals de bètavakken) liet ik gemakkelijk vallen, ook doordat mijn ouders mij al de hemel inprezen om mijn andere schoolprestaties waar ik niets voor hoefde te doen, en daarnaast over de meer lastige dingen zeiden: maak het jezelf niet té moeilijk hoor!. dat was lief bedoeld, maar daardoor heb ik nooit geleerd om door te zetten, me ergens in vast te bijten. discipline, doorzettingsvermogen, jezelf tegenkomen en dan verderkomen: het heeft me jaren geduurd tot ik daar wat grip op had. ik gaf snel op, en ondanks hoge cijfers stopte ik met twee universitaire studies toen me duidelijk werd hoeveel werk ik moest verzetten: ik dacht dat ik dat echt niet zou kunnen. ik schaalde af naar HBO, waar ik me stierlijk verveelde en met twee vingers in mijn neus in verkorte tijd een diploma haalde terwijl ik erbij werkte. en ik bleef jaren een ‘underachiever’ en terwijl ik op mijn werk erg gewaardeerd werd en prima presteerde en groeide, lukte het me ook daar niet om echt de inzet te geven om verder te komen als er meer moest gebeuren dan het gebruiken van mijn boerenslimheid. Het gevolg: boosheid op mezelf, boosheid op mijn ouders.
    Wat ook speelde, was het klasseverschil, als kind dat als enige naar een hogere opleiding ging: schaamte voor mijn ouders, die al ontstond op het gymnasium, waar ik een van de weinigen was met een moeder die niet werkte, met een regionale krant, met ouders die kettingrookten, met maaltijden ‘met het bord op schoot voor de tv’, waar muziekles en sport en concerten en wandelvakanties in zwitserland geen onderdeel van het programma waren. ouders die vaak veel te los omgingen met mijn vrienden (veel teveel vragen, veel te persoonlijk, veel te open) en taal gebruikten of dingen deden (een wind laten in gezelschap) die bij anderen waar ik thuiskwam taboe waren, waardoor ik wél wist dat zoiets niet hoort. De schaamte als ik niet wist hoe ik een biefstuk moest snijden tijdens het eten bij een vriendin. Dat andere ouders dingen over mijn thuissituatie vroegen, zoals: wat doet jouw moeder? (niks) of: róken jouw ouders? of die liever niet wilden dat we teveel bij ons speelden (al als klein kind dus!) vanwege dat roken, en omdat er teveel tv en snoep was.
    zodat ik op latere leeftijd op de middelbare school uiteindelijk alleen die vrienden mee naar huis nam die óók uit zo’n huishouden kwamen, uit schaamte. En nu ik een hogeropgeleide vriendenkring heb: schaamte als ze zich op een feestje ‘uit de pas’ gedragen (hoewel iedereen ze altijd erg lief en aardig vindt). Dat is geen fijn gevoel.
    Mijn ouders wilden wel, maar konden mij niet helpen bij een studiekeuze, al stimuleerden ze me wel: vooral de hoop dat ik arts of taalkundige zou worden (projectie van de eigen wensen) was leidend. maar wat het betekende om te studeren, en hoe je keuzen maakt, wat ervoor nodig is aan culturele bagage? daarvan hadden ze niet echt een beeld. de morele steun die ze gaven was lief, maar niet toereikend. als ik het lastig had met studeren, en in een dip was, reden ze zo naar mijn studiestad om me op te halen en een weekend te verwennen, maar de ‘schop onder mijn kont’ of de hulp die ik nodig had om door te zetten, kreeg ik niet. opgeven werd daardoor eerder makkelijk dan moeilijk, en het was ook iets waarvan mijn ouders zelf zeiden: daar hoef je je niet voor te schamen. wederom: lief, maar juist niét wat nodig is.
    het gevolg was het kopieren van wat mijn ouders zelf (in retrospectief gezien) ook altijd deden: steeds de makkelijke en veilige keuze maken, snel opgeven, onderpresteren. en daardoor: het constante gevoel dat ik niet kan bereiken wat toch prima bereikbaar zou moeten zijn (een gevoel dat zijzelf ook lijken te hebben), kijkend naar mijn feitelijke prestaties. en een gat van grote ontevredenheid omdat ik weinig voldoening wist te halen uit mijn studies en werk, ookal excelleerde ik daar eigenlijk wel naar de maatstaven van de mensen om mij heen. na veel omzwervingen en inzicht over hoe dit allemaal is gekomen, en wat hulp in mijn persoonlijke ontwikkeling, ben ik nu, ná mijn veertigste, alsnog bezig met een HBO-master. ik ben nog steeds niet waar ik moet zijn, want ik schrijf dit stukje met uitzicht op het tegenover mijn hogeschool gelegen universiteitsgebouw met de gedachte: wacht maar, ooit zal ik daar zitten. En nu ik beter inzie wat ik daarvoor nodig heb aan vaardigheden, gaat dat me ook zeker lukken. ooit.

  10. Pleidooi voor een bredere blik op diversiteit | Wynia's Week schreef op 12 december 2020 om 07:51

    […] ‘Nijmegen is nog altijd een emancipatiemotor voor de student uit de provincie’, M. Nooij, interview Jan Hein Furnée, VOX, 09/09/19 […]

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!