Nijmegen, van ijsmassa tot studentenstad

15 nov 2021

Rond 1900 was Nijmegen op zijn mooist, vindt Ruud Abma. In zijn nieuwe boek ‘Nijmegen, historische grond’ beschrijft hij zowel de stadsgeschiedenis als de geografie van de Waalstad, in twintig korte en rijk geïllustreerde hoofdstukken. ‘In het huidige Nijmegen zie je nog sporen van de IJstijd.’

In twintig korte hoofdstukken wat meer vertellen over de geschiedenis en geografie van Nijmegen. Dat is, kort gezegd, het opzet van Nijmegen, historische grond, het nieuwe boek van wetenschapshistoricus Ruud Abma dat deze week bij uitgeverij Roelants verschijnt. Door oude kaarten, prenten en foto’s tegenover hedendaagse foto’s te plaatsen, vallen gelijkenissen en verschillen op tussen het oude en hedendaagse Nijmegen.

Het was niet zijn bedoeling om de volledige stadsgeschiedenis van Nijmegen te beschrijven, vertelt Abma. ‘Ik heb een aantal markante Nijmeegse locaties uitgekozen waarover ik iets wilde zeggen’, zegt hij. ‘Ik probeer de lezer mee te geven dat er een verhaal zit achter alles wat wij vanzelfsprekend vinden aan Nijmegen.’

‘Achter alles wat wij vanzelfsprekend vinden aan Nijmegen zit een verhaal’

Naast voor de hand liggende onderwerpen als de Waal, het Valkhof, de Waalbrug en de universiteit komen ook minder bekende verhalen over Nijmegen aan bod, zoals die van lustverblijven rond de stad, de sloop van de vestingmuren en de opkomst van het toerisme.

Ter voorbereiding bestudeerde Abma onder andere de rapporten van de archeologische dienst van de stad. ‘Die zijn weinig bekend, ten onrechte’, zegt hij. ‘De laatste tien jaar zijn veel opgravingen in Nijmegen-Noord gedaan, onder andere bij het graven van de Spiegelwaal. Bij die opgravingen heeft men ontdekt dat de Waal ooit noordelijker liep in vele kleinere, naast elkaar en in elkaar kronkelende stromen. Dat lees je allemaal terug in die rapporten.’

Fort Kraijenhoff

Bij archeologie zijn we geneigd om aan de prehistorie te denken, maar in de grond stuit je ook op ontdekkingen uit het recente verleden, legt Abma uit. Hij vertelt over het Waalfront, waar kort geleden nog opgravingen plaatsvonden. ‘Wie de schop daar in de grond steekt, ontdekt in de eerste plaats sporen van de industrie die daar tot voor kort gevestigd was. Daarna stuit je op de fundamenten van Fort Kraijenhoff uit de negentiende eeuw en op sporen uit de vroegmoderne tijd, toen het Waalfront een weidegebied was. Nog dieper liggen resten van Ulpia Noviomagus, de Romeinse stad die daar in de eerste eeuw na Christus gebouwd was. Zo wordt ieder jaar nog nieuw materiaal gevonden.’

Waarom koos u voor een combinatie van geografie en stadsgeschiedenis?

‘Het vertrekpunt van het boek is de grond waarop mensen door de eeuwen heen verschillende ingrepen hebben gedaan. Tijdens de IJstijd kwam een ijsmassa van wel 200 meter hoog in onze contreien, die de grond hoog opstuwde. Toen het ijs begon te smelten ontstond een geleidelijk aflopende puin- en aardehelling. Dat werd de ondergrond voor het latere Nijmegen. In die helling sleten smelt- en regenwater geulen uit. Die zijn nog steeds zichtbaar, bijvoorbeeld in de loop van de Ziekerstraat, de Houtstraat en de Lange Hezelstraat. Die geul begint helemaal bij het Hengstdal in Nijmegen-Oost.

Actueel Hoogtebestand van het centrum van Nijmegen. Hierop is te zien hoe de Ziekerstraat (midden) door een noordwestwaarts aflopend dal loopt.

‘Op 22 februari 1944 werd de Nijmeegse binnenstad in één klap weggebombardeerd. Bij de wederopbouw hebben de stedenbouwers straten vlakker gemaakt, verlegd en soms ook stukken opgehoogd, bijvoorbeeld bij de aanleg van Plein 1944. Het plan was om de binnenstad groot, ruim en aantrekkelijk te maken, met veel ruimte voor het autoverkeer en de winkelende consument. Naar dat samenspel van natuurlijke gegevens en menselijke ingrepen op Nijmeegse grond was ik op zoek.’

Welke ingreep aan de stad heeft Nijmegen het meest ingrijpend veranderd?

‘Ik zou zeggen: het afbreken van de stadsomwalling in de jaren 1870. In vergelijking met andere steden was Nijmegen daar laat mee, maar toen ging het ook snel. Plots was de binnenstad gemakkelijk bereikbaar voor verkeer van buiten en ook kon de stad zich snel uitbreiden. De moderne tijd brak aan, met industrie en groeiende verkeersdrukte. Tegelijkertijd vond het stadsbestuur dat Nijmegen mooi moest worden, een stad met allure: brede boulevards en fraaie parken. Nijverheid en schoonheid streden om de voorrang.’

Het Hunnerpark, circa. 1925. Op de achtergrond het statige pand op de hoek van de Mr. Franckenstraat en de Canisiussingel.

Wanneer was Nijmegen op zijn mooist?

‘Rond 1900, vind ik. De singels waren toen nog echte wandelgebieden, met weinig autoverkeer. Er waren twee mooie parken in de stad: het Kronenburgerpark en het Hunnerpark. Dat in het Kronenburgerpark nog een stuk oude stadsmuur en enkele verdedigingstorens staan, is mede te danken aan de Belgische tuinarchitecten Leopold en Liévin Rosseels, die er de esthetische waarde van inzagen. Aan de oostkant van de binnenstad werd het Hunnerpark aangelegd: een echt juweeltje met fonteinen en vijvers. Aan de rand stonden een paar fraaie villa’s vanwaar je een uitzicht had op de Waalbocht, de Ooij en de Overbetuwe. Architecten als Pierre Cuypers bouwden fraaie kerken en kloosters en ook het spoorwegstation en het Canisius College.’

Wat liep er daarna mis?

‘Bij de aanleg van de Waalbrug, die feestelijk werd geopend in 1936, werd het mooie Hunnerpark deels opgeofferd. Van dat hele park is vandaag bijna niets meer over: het overgrote deel is asfalt geworden.’

‘Voor de Wederopbouw is nogal wat landschappelijke schoonheid opgeofferd’

‘Daarnaast heet de oorlog in 1944-1945 veel schade aangericht: het bombardement van de binnenstad, de operatie Market Garden en de maandenlange granaatbeschietingen daarna. Dan zit je als stadsbestuur met het probleem dat alles weg is. Tegelijk zag men daarin een kans om van Nijmegen een moderne stad te maken, met voor het verkeer goed toegankelijke stadsdelen. Voor de wederopbouw is toen nogal wat landschappelijke schoonheid opgeofferd.’

Ook stedelijke schoonheid?

‘Ik heb zelf moeite moeten doen om de naoorlogse nieuwbouw in de binnenstad te waarderen. Ik doel dan op de panden die kwamen rond Plein 1944, de Bloemerstraat, de Burchtstraat en in de Molenstraat en Ziekerstraat. In die straten kun je beter niet naar de begane grond van de winkels kijken, want die bestaat net als alle andere Nederlandse steden uit ketens, glazen puien en open deuren waar de muziek en de hitte je tegemoet walmen. Maar wie naar boven kijkt, ziet dat in de naoorlogse architectuur veel speelse elementen zitten waarover is nagedacht.’

De Marikenstraat. Foto uit 2005.

Wat is uw favoriete plek in Nijmegen?

‘Ik houd het meest van stille pleintjes op diverse plekken in de stad. En wat ik een erg geslaagd ontwerp vind, is de Marikenstraat. Daar heeft men nagedacht over het feit dat Nijmegen een interessant bodemreliëf heeft, door twee niveaus aan te leggen. Men heeft daar een voetgangersgebied gemaakt en het autoverkeer aldaar teruggedrongen. Dat is beslist een vooruitgang geweest.’

De presentatie van ‘Nijmegen, historische grond’ is op vrijdag 19 november om 18.30 uur in de Lutherse Kerk in Nijmegen. Boekhandelaar Wouter Roelants, auteur Ruud Abma en hoogleraar Nijmeegse geschiedenis Stephan Mols voeren het woord. Het eerste exemplaar van het boek wordt aangeboden aan Theo Engelen, voorzitter van de historische vereniging Numaga en voormalig rector van de Radboud Universiteit.

1 reactie

  1. Paul Klinkenberg schreef op 17 november 2021 om 07:52

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!