Onbederf’lijk Vers verdient tranen in de regen

18 okt 2012

Voormalig campusdichter Joep aan den Boom bezocht gisteren de tiende editie van het grootste gratis poëziefestival van Nederland: Onbederf’lijk Vers. ‘Ik wil een klap in mijn gezicht.’

Ellen Deckwitz. Foto: Jan Glas – Creative Commons
Ik weet niet of het de regen was, of dat het mijn tranen waren, maar na een slopend saaie voordracht, ik voelde mij twee en een half jaar ouder geworden in twaalf en een halve minuut, rolden er druppels over mijn wangen. ‘Dit is niet hoe een poëzievoordracht hoort te zijn’, legde ik uit aan mijn vriendin. Poëzie is het leven en het leven, zoals Hendrik Marsman in De grijsaard en de jongeling ooit zei, behoort ‘groots en meeslepend te zijn’. Als ik mijmerend uit het raam mijn ziel geroerd wil hebben, ga ik met een kopje kruidenthee op de bank een dichtbundel lezen. Tijdens een poëzievoordracht daarentegen, wil ik lachen, huilen, zweten en bloedvergieten zien. En niet alleen ‘geraakt’ worden. Nee. Ik wil een klap in mijn gezicht. PSV Wie hierin wél slaagt, is de Rotterdamse copywriter en dichter Edwin de Voigt. In zijn gedicht Eerste Rotterdamse VMBO bijbel geeft hij ‘het volk’ uit ‘de andere stad’ er keihard van langs. Die bijbel is een boek/ Deze Jezus was een gozer/ Het god was zijn vader … Het Volk had al Ajax/ een godenzoon/ Deze stierf aan het kruis/ voor onze slechte spel … Scoren bleef hij gul/ Deze: 1/ Ajax altijd: 0. Ik ben niet voor Feyenoord, maar als PSV-supporter raakt dit gedicht mij recht in het hart. In mijn gedachten geef ik hem een high-five. Hij snapt mij. Wie niet echt iets met voetbal heeft, maar daar, naar aanleiding van het verprutste EK toch een gedicht over schreef, is Ellen Deckwitz. Deze Utrechtse woordkunstenaares, die haar roots vond in de Poetry Slam, weet als geen ander haar publiek met humor te betrekken in haar voordracht. ‘Willen jullie een gedicht over mannen, óf over vrouwen?’ Hoewel het publiek naar mijn idee het hardste ‘vrouwen’ schreeuwt, lacht ze: ‘Okee, dan draag ik nu iets voor over mannen.’ Haar verbeeldende performance (wilde handgebaren) en haar lippenkluisterende  intonatie, doen mij geloven dat ik inderdaad het gedicht over mannen wilde horen. Knap. File Je hoeft niet perse jong te zijn om een strakke voordracht neer te zetten. Een jonge geest is genoeg. Met de fantasie en het taalgebruik van een kind met een propellerpetje, weet Jaap Zijlstra, een 79-jarige (!) dichter uit Amsterdam, het publiek aan het schatergrinniken te maken. Zijn ‘lichtvoetige gedichten’, zoals hij ze zelf omschrijft, ontstaan tijdens het autorijden en bevatten soms een wijze les. Hij mist regelmatig een afslag, maar gelukkig ‘is de file dan ook ineens niet meer zo erg’. Zijn gedichten bestaan standaard uit zes regels, ‘geen vier, geen acht, nee, zes regels precies’ en er figureert vrijwel altijd een diertje in, die in een bepaalde plaats iets meemaakt. Ontwapenend. Ik hoop stiekem dat hij nog vaak vaststaat in het verkeer. Waar Wout Waanders zijn inspiratie vandaan haalt weet ik niet precies. Wat ik wel weet is dat deze ex-campusdichter (2008) ongelofelijk hard aan de weg aan het timmeren is. Vorig jaar won hij de tweejaarlijkse Poëzie Prijs van de stad Oostende met zijn gedicht ‘Hannah in het zand’. Het was mijn bedoeling niet haar te imponeren/ Met mijn klimcapaciteiten./ Ik had sowieso niet echt veel bedoelingen./ Maar Hannah was groot die dag, /Ik moest haar ergens overstijgen. … Merci beaucoup, zei ze lacherig/ En ze trapte mijn gift kapot./ Later hielp de meester mij/ Het hars van de handen te wassen. Oorstrelend. Of zijn gedichten nu over meisjes gaan, de titel ‘Makreel’ dragen, of geschreven zijn op een stukje wc-papier, ik heb zonder één keer te zuchten (of weg te dromen) alles verstaan wat hij zei. Ouder ben ik niet geworden. Wijzer wel. Ik wil ook zo schrijven. Nick & Simon Hoeveel tijd er vanavond nu precies verstreken is, weet ik niet. Ik kan op het blokkenschema kijken, maar dat hoeft niet meer. Het is afgelopen en ik zit thuis dit stuk te schrijven. Wat ik wel weet, is dat in een tijd waar Nick & Simon Ahoy uitverkopen en in treincommercials perfecte schoonzonen spelen, er meer behoefte is aan poëzie zoals op Onbederf’lijk vers. Het is dan ook haast onwaardig, om ‘om het laagdrempeligheid te houden’ en ‘vanwege de toegankelijkheid enzo’, een vrijwillige bijdrage te moeten vragen. Het voelt bijna als bedelen. Ik vind dat in plaats daarvan mensen in slaapzakken, of met een campingstoeltje aan hun kont geplakt, zouden moeten vechten voor een kaartje. In de regen. En wanneer ze er één bemachtigen huilen van geluk. Dat verdient Onbederf’lijk Vers. Tranen in de regen. / Joep aan den Boom

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!