Een mislukte onderwijsvernieuwing, weinig docenten, nutteloze vakken… Als het ineens misgaat met een opleiding, wie grijpt er dan in? Er zit een ‘gat’ in het toezicht op universiteiten en hogescholen, meent de Onderwijsinspectie.
Zoals auto’s jaarlijks door de APK moeten, zo moeten hbo- en wo-opleidingen elke zes jaar goedkeuring krijgen van onderwijskeurmeester NVAO. Zonder ‘accreditatie’ mogen ze geen diploma’s verstrekken en kunnen hun studenten geen studiefinanciering krijgen.
Er klinkt weleens kritiek op de accreditatie: is het geen papieren tijger? Kost het niet te veel tijd? Wat zegt die keuring nu werkelijk over de kwaliteit van het onderwijs? De politiek blijft aan het systeem sleutelen.
Maar de keuring is “over het algemeen in orde”, schrijft de Onderwijsinspectie in haar eindrapport over de accreditatie in het hoger onderwijs. Studenten kunnen ervan uitgaan dat de kwaliteit van hun opleiding in orde is.
Machteloos
Tenminste, op het moment van keuren. Maar zes jaar tussen twee accreditaties is best lang. In de tussentijd kunnen er dingen veranderen. Wat als het verkeerd gaat met de kwaliteit? Noch de inspectie noch onderwijskeurmeester NVAO kan ingrijpen zolang een opleiding zich aan de wet- en regelgeving houdt.
Dit noemt de inspectie het ‘toezichtsgat’. De NVAO zou tussentijds moeten langskomen als er signalen zijn dat de kwaliteit drastisch is afgenomen, menen de inspecteurs. Daarover zouden ze graag om tafel gaan met de minister en NVAO.
Onafhankelijk
Er zijn meer dingen die beter kunnen volgens de inspectie. Vorig jaar stonden er al verschillende aanbevelingen in het eerste deel van het onderzoek. Want wie betaalt eigenlijk het panel van deskundigen dat een opleiding komt keuren? Dat doet de universiteit of hogeschool zelf. De inspectie noemt dat een perverse prikkel en pleit voor een sterkere onafhankelijkheid.
En hoe hoog mikken opleidingen eigenlijk? Deskundigen moeten strenger kunnen oordelen over de ‘beoogde leerresultaten’ van een opleiding. Het probleem is alleen: als ze hiervoor een onvoldoende geven, moet de opleiding meteen de deuren sluiten. Dan moet het dus wel héél erg zijn, willen de keurmeesters op dit punt kritiek uiten. Als opleidingen een herkansing kunnen krijgen, zul je zien dat die deskundigen wat scherper gaan oordelen.
Verder bedacht de politiek ooit dat er een verschil moest zijn tussen de keuring en de aanbevelingen. Er moest een open gesprek mogelijk zijn tussen het panel en de opleiding over mogelijke verbeteringen. Sinds 2018 is zo’n ‘ontwikkelgesprek’ verplicht gesteld. Maar dat heeft volgens de inspectie weinig opgeleverd. Het voelt geforceerd. Stop er maar mee, suggereert de inspectie, en zet de verbeteradviezen weer net als vroeger prominent in het visitatierapport.
Instellingsaccreditatie
Gaan de overheidskeuringen van opleidingen verdwijnen? Er wordt al jaren gediscussieerd over de zogenaamde ‘instellingsaccreditatie’. Net als nu zouden opleidingen dan worden gekeurd door externe deskundigen, maar universiteiten en hogescholen zouden zelf het eindoordeel mogen vellen. De NVAO zou dan alleen nog controleren of ze dat netjes doen en geeft in één keer de hele universiteit of hogeschool het stempel van goedkeuring.
Onder meer de Onderwijsraad waarschuwde voor de gevaren van zo’n nieuw systeem. “Hoe je het ook inricht, laat de NVAO de kwaliteit van de afzonderlijke opleidingen blijven keuren”, zei voorzitter Edith Hooge. “De overheid moet niet alleen afhankelijk zijn van het eigen oordeel van onderwijsbestuurders.”
Maar minister Dijkgraaf wimpelde de bezwaren vorig jaar weg. Hij wilde het nieuwe stelsel eigenlijk al in 2025 invoeren, maar na de val van het kabinet schoof hij het besluit erover door naar zijn opvolger.
De Onderwijsinspectie stelt zich neutraal op, maar zegt wel dat een nieuw accreditatiestelsel minstens even betrouwbaar moet zijn als het oude. Een landelijke organisatie als de NVAO is daarvoor onmisbaar. Die zou onder meer vooraf moeten controleren of de leden van visitatiepanels echt onafhankelijk zijn.