Ooijpolder wordt proeftuin voor natuurherstellers
Meer insecten, een gezonder bodemleven en schoon water. Daar streven onderzoekers van de Radboud Universiteit naar. De komende vijf jaar proberen ze in de Ooijpolder samen met boeren en overheden de biodiversiteit te herstellen. Van de Ooijse kennis kunnen uiteindelijk ook andere gebieden in Nederland profiteren.
Ecologen en boeren zitten deze dagen regelmatig bij elkaar aan tafel in de Ooijpolder. Samen zoeken ze naar manieren om de biodiversiteit te vergroten. Dat werkt alleen, zegt hoogleraar Plantecologie Hans de Kroon, als je het landschap als geheel beschouwt. Investeren alleen in een natuurgebied of alleen in weidevogels is weinig succesvol gebleken. Het samenhangende ecosysteem in een gebied moet een zet vooruit krijgen en dat kan alleen als alle partijen in een gebied zijn aangehaakt.
‘Dus gaan we bij agrariërs op bezoek om te horen waar ze tegenaan lopen en waar ze behoefte aan hebben.’
Miljoen euro
Hans de Kroon is trekker van een consortium dat de komende vijf jaar onderzoek doet naar methoden om de Nederlandse natuur te herstellen. Drie regio’s, waaronder de Ooijpolder, zijn aangewezen als Living Labs ofwel levende proeftuinen. Wetenschapsfinancier NWO stelde daartoe een subsidie ter beschikking van een miljoen euro per Living Lab.
Living Labs
Het Living Lab Ooijpolder maakt deel uit van een groot project met twee andere Living Labs in Nederland: het veenweidegebied in de Alblasserwaard en de Zuid-Hollandse duin- en bollenstreek. Onderzoekers van de Radboud Universiteit, Naturalis Biodiversity Centre en het Nederlands Instituut voor Ecologie onderzoeken, samen met vele partners, hoe je in verschillende landschappen de biodiversiteit kunt herstellen. Het resulterende gezamenlijke project, ook gecoördineerd door Hans de Kroon, bundelt de inzichten. De bedoeling is dat daarna ook andere gebieden kunnen profiteren van de uiteindelijke succesformules.
Een van de deelonderzoeken betreft het verbeteren van de bodem. Wat is daarvoor nodig en welke manier is het meest succesvol? De Kroon: ‘Kruidenrijke graslanden worden nu meer en meer ontwikkeld. Door kruiden te laten groeien tussen het gras, krijg je een veel gezondere bodem en betere doorworteling. Water wordt beter vastgehouden, er ontstaat een gevarieerder bodemleven met meer koolstofopslag.’
Een team van deskundigen gaat onderzoeken hoe dat proces kan worden versneld en brengt in kaart wat het oplevert. ‘Door transplantatie van goede bodems verwachten we dat het bodemleven een boost krijgt en we willen weten wat dat betekent voor de boer en uiteindelijk voor de biodiversiteit in het geheel.’
Een risico van meer kruiden tussen het gras is dat de productie daalt en een boer inkomsten ziet verdampen. In dat geval zullen agrariërs weinig enthousiast zijn om mee te werken. De Kroon: ‘Je moet kijken hoe dat gecompenseerd kan worden. Bijvoorbeeld door afnemers ietsje meer te laten betalen of door een regeling af te spreken. Aan de andere kant: als het lukt de bodem te verbeteren, is minder mest nodig en dat kan agrariërs uiteindelijk weer kosten besparen.’
Behalve boeren worden ook overheden, natuurorganisaties en burgers betrokken bij de studie in de Ooijpolder. Denk ook aan kleine partijen zoals een basisschool met een eigen moestuin of Struin, een organisatie die kinderen na school opvangt in de natuur.
Insectencamera’s
In de Ooijpolder is de afgelopen vijftien jaar al geëxperimenteerd met vernieuwende vormen van biodiversiteitsherstel. Er zijn houtwallen en bloemrijke stroken aangelegd (gevolg: meer wilde bijen) en landbouw en natuur zijn op verschillende plekken met elkaar verweven. ‘De laatste twee jaar hebben we een pilot gedaan rond het monitoren van insecten. Een klein groepje boeren was daarbij betrokken. Ze plaatsten insectencamera’s of insectenvallen. Daar zijn best interessante dingen uit gekomen.’
Hans de Kroon is een van de onderzoekers die de natuurwereld drie jaar geleden op zijn grondvesten deed trillen met een publicatie over de dramatische afname van insecten. In dertig jaar tijd bleek ruim 75 procent van de insectenpopulatie in beschermde Duitse natuurgebieden verdwenen. Het onderzoek schudde ook de politiek wakker. Sindsdien is er veel aandacht voor plannen die zich richten op natuurherstel, vertelt de onderzoeker. Er kwam een nationaal ‘Deltaplan Biodiversiteitsherstel’ waarin wetenschappers, bedrijven, burgers en overheden samen optrekken om de natuur weer te laten floreren. Het Living Lab is daar een uitvloeisel van.
De studie in de Ooijpolder bevindt zich nog in de beginfase. Er wordt momenteel vooral gepraat met diverse partijen. Dit voorjaar zijn voor het onderzoek drie promovendi aangetrokken. Over vijf jaar hoopt De Kroon dat het meetbaar goed gaat met insecten, vogels en amfibieën. Dat het water schoon is en boeren nog altijd een goede boterham kunnen verdienen in de polder. ‘De succesfactoren hopen we dan te vertalen naar andere gebieden in Europa.’