Ook in de jaren tachtig en negentig moest de universiteit de broekriem aanhalen
Krimpende studentenaantallen en minder geld vanuit de overheid. Ook in de jaren tachtig en negentig ging de Nijmeegse universiteit door een moeilijke tijd. Twee oudgedienden vertellen over de bezuinigingen aan de subfaculteit Tandheelkunde en de Letterenfaculteit. 'Een aantal maanden later ontdekte ik dat er enkele lijken in de kast lagen.'
In de nazomer van 1986 is Fons Plasschaert, op dat moment 44 jaar oud, net een paar maanden decaan van de subfaculteit Tandheelkunde en vicevoorzitter van het faculteitsbestuur Geneeskunde. Wanneer hij na een dagje teambuilding met de afdeling thuiskomt, heeft zijn vrouw slecht nieuws: ‘Fons, de minister van Onderwijs heeft beslist dat Tandheelkunde in Nijmegen moet sluiten!’
Plasschaert, inmiddels 83 jaar oud, zegt nog heel goed te weten wat er op dat moment in hem omging. ‘Mijn redenering was meteen: ik vind wel een baan binnen mijn vakgebied, in Nederland of in het buitenland. Daardoor kon ik al snel in actie komen.’
Hard verdict
Het slechte nieuws komt niet helemaal uit de lucht vallen. In de jaren tachtig zorgen een economische crisis en hoge werkloosheidsgraad voor een gevoel van malaise. De overheid moet sterk bezuinigen, het hoger onderwijs blijft niet buiten schot. Door de sombere arbeidsverwachtingen voor tandartsen is het aantal eerstejaars studenten Tandheelkunde in Nederland sterk gedaald, van 458 in 1980 naar 187 in 1985. Al in 1984 moet de Utrechtse tandheelkundeopleiding daarom de deuren sluiten, in datzelfde jaar worden in Amsterdam twee opleidingen Tandheelkunde samengevoegd.
Twee jaar later kondigt Onderwijsminister Wim Deetman een nieuwe bezuiniging aan: de zogenaamde Operatie Selektieve Krimp en Groei, kortweg SKG. Ditmaal valt voor de Katholieke Universiteit Nijmegen een hard verdict: naast minder bekostiging vanuit de overheid moet de universiteit ook de opleidingen Tandheelkunde en Planologie sluiten, aldus de minister. Maar daar willen Plasschaert en zijn collega’s zich niet zomaar bij neerleggen.
Het schrappen van de opleiding betekent de facto een bezuiniging van 17 miljoen gulden. ‘Samen met de directeur financiën hebben we toen berekend hoe de opleiding in afgeslankte vorm toch zou kunnen blijven bestaan’, zegt Plasschaert, die enkele krantenknipsels uit die periode op zijn salontafel heeft uitgestald. ‘Met personeelszaken hebben we meteen een lijst gemaakt van wie er allemaal met vervroegd pensioen zou kunnen gaan.’
Groningen of Nijmegen
De inzet van Plasschaert is om de Nijmeegse opleiding niet op te heffen maar af te slanken, en om bij minister Deetman te pleiten voor een landelijke spreiding van tandartsenopleidingen. Samen met de Groningse Tandheelkundedecaan slaagt hij erin de minister ervan te overtuigen om van de vijf Nederlandse opleidingen tandheelkunde er vier over te houden, in plaats van drie. Het gevolg is dat Plasschaert tegenover zijn Groningse collega komt te staan: een van de twee opleidingen moet de deuren sluiten.
Een mix van factoren zorgt ervoor dat het kwartje voor Nijmegen de goede kant opvalt. De kwaliteit van de opleiding en een sterke politieke lobby geven de doorslag. ‘In Nijmegen, Limburg en Brabant stond de KVP (het latere CDA, red.) sterk. Onder andere met (KVP-politicus, red.) Ad Lansink, die in de Tweede Kamer de woordvoerder was op dit dossier en die hier in de buurt woont, heb ik goede zaken gedaan.’
Van 16.000 naar 10.000 studenten
Hoewel het voor Tandheelkunde goed afliep, waren de jaren tachtig de zwaarste periode in de geschiedenis van de Nijmeegse universiteit, vertelt universiteitshistoricus Jan Brabers. ‘Het was een pijnlijke tijd waarin enkele opleidingen sneuvelden,’ zegt hij. Het beleid van Selektieve Krimp en Groei betekent onder andere het einde voor richtingen zoals Italiaans, Portugees en Semitische talen in Nijmegen. Andere opleidingen, zoals Tandheelkunde, Klassieke Talen, Politicologie en Planologie, weten maar net te overleven.
De economische crisis en werkloosheid zorgen voor slechte vooruitzichten, met name voor academici, waardoor studeren minder aantrekkelijk wordt. Het aantal studenten in Nijmegen daalde van 16.000 in 1980 naar iets meer dan 10.000 in 1990. ‘Minder studenten betekende een kleinere begroting, wat dan weer leidde tot nieuwe bezuinigingen,’ aldus Brabers. ‘De universiteit kwam in een neerwaartse spiraal terecht. Maar ze toonde ook veerkracht, want in die moeilijke periode zagen ook enkele nieuwe studierichtingen het licht, zoals Milieukunde, Informatica en Communicatiewetenschappen.’
Brabers benadrukt dat de huidige bezuinigingen op hoger onderwijs in sommige opzichten vergelijkbaar zijn, maar ook verschillen van die in de jaren tachtig. ‘Waar toen de focus lag op economische noodzaak, lijken de huidige bezuinigingen meer ideologisch gemotiveerd.’
Bewegingen zoals WOinActie herinneren dan weer wel aan de acties in de jaren tachtig, toen studenten gebouwen bezetten en protesteerden tegen de invoering van de Tweefasenstructuur. Maar de universiteitshistoricus hoopt vooral dat we niet terugkeren naar de jaren tachtig. ‘Het was een pijnlijke periode, waarin opleidingen, en dus ook banen, werden geschrapt.’
Pieken en dalen
De financiering van de Nijmeegse universiteit is altijd een verhaal van pieken en dalen geweest, legt Brabers uit. De eerste decennia na de oprichting in 1923 was de toenmalige Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN) afhankelijk van particuliere middelen, vooral afkomstig van katholieke gelovigen.
Bij de oprichting bestond de KUN uit drie ‘goedkope faculteiten’, aldus Brabers. ‘Grootschalige uitbreidingen, zoals een faculteit geneeskunde, waren simpelweg te duur. ‘Pas in 1948 komt daar verandering in, wanneer de bijzondere universiteiten in aanmerking komen voor gedeeltelijke rijkssubsidie. Dat bood nieuwe mogelijkheden, zoals de oprichting van de faculteiten geneeskunde, wiskunde en natuurkunde’, zegt Brabers.
‘Als de overheid besloot te bezuinigen, voelde de universiteit direct de gevolgen’
Vanaf de jaren zestig werd de universiteit volledig gefinancierd door de overheid. ‘Daardoor ontstond ook een kwetsbaarheid: als de overheid besloot te bezuinigen, voelde de universiteit direct de gevolgen.’
In de jaren zestig en zeventig groeiden sommige afdelingen alsof de bomen tot in de hemel reikten, maar in het midden van de jaren zeventig wordt duidelijk dat onbegrensde groei niet langer houdbaar is. Pogingen om de groei af te remmen met de kaasschaafmethode blijken niet langer te volstaan, waarna de donkere jaren tachtig volgden.
Algemene Taalwetenschap
Ook in de jaren negentig bleef de universiteit niet gespaard van bezuinigingen. Dat is onder andere het geval in 1992, kort nadat hoogleraar Geschiedenis Hans Bots voor de eerste keer decaan van de letterenfaculteit is geworden. ‘Een aantal maanden later ontdekte ik dat er een paar lijken in de kast lagen’, zegt Bots, ‘waardoor we de begroting op geen enkele manier sluitend konden maken.’
‘In de jaren negentig was er relatief minder geld beschikbaar voor de alfa- dan voor de bètafaculteiten’
Reden van het tekort, aldus de inmiddels 84-jarige voormalige decaan, waren enkele onverwachte tegenvallers en financiële verplichtingen die zijn voorgangers waren aangegaan. ‘En bovendien was er in de jaren negentig relatief minder geld beschikbaar voor de alfa- dan voor de bètafaculteiten. Het gevolg was dat wij moesten overgaan tot een reorganisatie, wat natuurlijk een ingrijpende aangelegenheid is.’
Het faculteitsbestuur besluit prioriteiten te stellen en afdelingen die landelijk en internationaal goed scoren, zoals Algemene Taalwetenschap, te beschermen. Toch kunnen ontslagen niet voorkomen worden: acht universitair hoofddocenten verliezen hun baan, en enkele leerstoelen worden niet opnieuw ingevuld. Dit leidt tot spanning en protest binnen de faculteit.
Wagenspel
Onder leiding van studenten trekken medewerkers en studenten in een cortège naar het centrum van Nijmegen. Bij het standbeeld van Mariken van Nimwegen voeren ze een wagenspel (een toneelstuk op een verplaatsbare inrichting, ontstaan in de Middeleeuwen) op om aandacht te vragen voor de bezuinigingen. Ook overhandigen ze een petitie aan het college van bestuur. De acties hebben enig succes: de faculteit hoeft uiteindelijk een miljoen gulden minder te besparen.
Toch blijken de ontslagen uiteindelijk onvermijdelijk. Omdat verschillende medewerkers die beslissing aanvechten, moet decaan Bots enkele keren met de huisadvocaat naar de kantonrechter om aan te tonen dat het echt onmogelijk is om de betreffende medewerker in dienst te houden. ‘Dat mensen naar de rechter stapten begreep ik wel, ik zou mijn ontslag ook hebben aangevochten. Maar we hadden echt geen andere keuze.’
Terugkijkend noemt Bots het geen gemakkelijke periode. ‘Op het moment dat je, samen met andere bestuursleden, dit soort impopulaire beslissingen moet maken, maak je niet alleen maar vrienden. Ik heb altijd geprobeerd om in gesprek te gaan met de mensen die het trof, en we stelden ook een sociaal plan op. Ik ben er niet aan onderdoor gegaan, maar het heeft me wel beziggehouden.’
Net geen 25.000 studenten
Pas rond de eeuwwisseling krijgt de Nijmeegse universiteit meer ademruimte. ‘In die periode stelde de universiteit zichzelf in de eerste plaats als doel om beter te worden, niet per se groter’, zegt universiteitshistoricus Brabers.
Omdat de universiteit aantrekkelijker wordt, neemt het aantal studenten sterk toe, tot net geen 25.000 in 2021. Gedurende enkele jaren klotst het geld tegen de plinten, maar ook die periode is inmiddels weer voorbij. Dit collegejaar telt de universiteit 24.104 studenten en de verwachting is dat dat aantal op termijn nog verder gaat dalen. Bovendien bespaart het kabinet-Schoof tot 1,2 miljard euro op hoger onderwijs.
Bijkomen op Gozo
Nog even terug naar de jaren tachtig. Volgens Fons Plasschaert was het in die periode niet alleen maar kommer en kwel. Nadat de Nijmeegse opleiding Tandheelkunde is gered, wil hij er even tussenuit met zijn vrouw. Het echtpaar besluit voor een week naar Malta te vliegen.
Op de derde dag van hun reis stappen ze in de bus voor een uitstapje naar het eiland Gozo. ‘En wie zie ik daar in de bus?’, zegt Plasschaert met een lach. ‘Gerrit Wissink, de Nijmeegse hoogleraar Planologie die, net als ik, de sluiting van zijn opleiding had weten te voorkomen. Kennelijk wilden hij en zijn vrouw er ook even uit. We hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt om lekker bij te praten. Dat is een mooie herinnering.’