Vincent Decates, redacteur bij Vox, komt als het even kan graag in korte broek naar de universiteit. Of dat gepast is? Daar zijn de meningen over verdeeld, leerde hij tijdens een rondgang op de campus.
Voor de ingang van De Vereeniging maak ik een praatje met Amerikanist Peter van der Heiden, de opening van het academisch jaar staat op het punt van beginnen. Het zonnetje schijnt en het kwik tikt de 25 graden aan – een prima temperatuur voor begin september. Een collega van de Amerikanist voegt zich bij het gesprek en vertelt dat hij speciaal voor de gelegenheid zijn nette schoenen heeft aangetrokken. Van der Heiden knikt goedkeurend en richt zijn ogen dan op mijn blote onderbenen en sneakers, waarna hij met zijn hoofd schudt. ‘Niet eens een lange broek, nee?’
De twee zijn goede bekenden van mij, ik kan hun plaagstootjes prima hebben. Het is ook niet de eerste keer dat ik commentaar krijg op mijn kledingkeuze. In mijn studententijd sprak een docent bij Geschiedenis me er ooit op aan dat ik in joggingbroek in het werkcollege zat. ‘Dat hoort niet’, liet ze me nadrukkelijk weten.
Nieuw magazine
Dit verhaal staat in de nieuwe Vox, die te vinden is in de bakken op de campus en waarin alles draait om de toga en de hiërarchie op de universiteit. Heeft de toga zijn langste tijd gehad? Je leest het in het nieuwe magazine.
Zodra het boven de 22 graden is, trek ik een korte broek aan, het liefst een wandel- of sportbroekje. Geen zin om mijn haar te doen? Een pet biedt uitkomst. Op de Vox-redactie lopen inmiddels meerdere collega’s op badslippers rond – goed voorbeeld doet volgen, blijkbaar.
Positief bekrachtigen
Kledingkeuze is voer voor discussie op een universiteit. Een korte broek, is dat wel professioneel? Of wat te denken van ontblote schouders of een naveltruitje? Wat kan wel en wat kan niet? En maakt het nog uit of je student bent, of medewerker?
Navraag bij de universiteitswoordvoerder (steevast gekleed in een pak, of op z’n minst een overhemd en colbert) leert dat er geen algemene kledingcode is op de Radboud Universiteit. Algemene landelijke richtlijnen voor universiteiten bestaan evenmin. ‘Er is wel een vast aantal functies waarvoor een kleding- voorschrift geldt’, vertelt de woordvoerder. ‘Denk aan receptionisten of beveiligers.’
Maar er zijn geen harde normen voor wetenschappers of Vox-redacteuren, laat staan voor studenten. Dat levert soms lastige situaties op, merkt econoom en universitair docent Kim Fairley. ‘Voor mijzelf is kleding heel belangrijk’, vertelt ze terwijl ze haar kleurrijke outfit met vintage blazer en bijpassende haarband showt. ‘Kleren zijn een manier om jezelf uit te drukken, een stuk van je identiteit. Het dragen van bepaalde kleding kan je prettiger laten voelen.’
‘Maar toch’, gaat ze verder, ‘ik zou liegen als ik zeg dat het me helemaal niets doet hoe studenten erbij lopen. Vooral als er bijvoorbeeld een presentatie gegeven moet worden. Je mag het eigenlijk niet zeggen, maar als man met een hoodie en een petje, of vrouw met een naveltruitje, straal je toch in zekere mate een onprofessioneel beeld uit.’
Fairley: ‘Veel van mijn studenten komen uiteindelijk in de financiële sector of bij over- heden terecht. Dat zijn bedrijfstakken waar over het algemeen duidelijke kledingnormen heersen. Daar wil ik hen wel van bewust maken, ervoor zorgen dat ze daar tijdens de opleiding al mee bezig zijn. Bij rechten zal dat net zo zijn. Bij biologie of filosofie ligt het misschien anders.’
‘Naar college in bikini of zwembroek? Een no go‘
Studenten aanspreken op hun kleding doet Fairley niet. ‘Ik probeer studenten die zich wél netjes kleden vooral positief te bekrachtigen, door hen bijvoorbeeld voor de groep een compliment te geven. Eén keer heb ik aan de bel getrokken, dat was toen ik nog in de Verenigde Staten werkte als postdoc. Bij een onderzoek bleek een van mijn proefpersonen een neonazi te zijn. Die kwam binnen op legerkisten en gehuld in een legerbroek en shirt met haatdragende symbolen erop. Ik heb die persoon overigens niet zelf aangesproken, maar achteraf melding gemaakt bij de universiteit.’
In het geval van neonazistische kleding is de grens helder, maar meestal is het niet zo duidelijk wanneer iemand een grens over graat. Een student die naar college komt in bikini of zwembroek, kan dat? Het is een no go voor Fairley (en zelfs voor mij te radicaal). Slippers of sandalen dan? Fairley: ‘Die laatste draag ik in de zomer ook wel eens, dat kan heel stijlvol zijn.’ Maar als een student stevige Teva’s met warme witte sokken erin aan trek? Ze begint te lachen. ‘Ja, nu maak je het wel lastig.’
‘Ik denk dat het van de context afhangt’, concludeert ze. ‘Kleed je vooral zoals je wil in een collegezaal, maar ben je wel bewust van het beeld dat je uitstraalt.’
Iemand die veel bezig is met zijn imago is Jesse Miltenburg (21). Ik leerde hem kennen als presentator van Vox-video’s. Inmiddels is hij werkzaam voor het EO-programma Hoedan. Vintage jackets, wijde broeken, frisse sneakers en matchende nagellak: Jesse verscheen standaard in een opvallende outfit op het werk.
‘Het is leuk om kleding te gebruiken om jezelf te uiten’, vindt hij. Dat betekent niet dat hij zomaar wat uit de kast trekt. ‘Ik vind wel dat je je naar de gelegenheid moet kleden. Wanneer je een officiële gelegenheid hebt is dat anders dan wanneer je naar een drukbezocht hoorcollege gaat. Maar kleed je wel met behoud van een eigen flair.’
Matchende nagellak
Elders op de universiteit, bijvoorbeeld op de rechtenfaculteit, zie ik weinig studenten die er zoals Miltenburg bijlopen. Volgens masterstudent ondernemingsrecht Max Bongers (25) is dat niet gek. ‘Op de rechtenfaculteit heersen sowieso wat strengere kledingnormen’, vertelt hij.
‘Al vanaf de eerste colleges wordt je duidelijk gemaakt dat de kans groot is dat je later in de juridische branche terecht komt. Als je op een advocatenkantoor je eerste werkdag in joggingbroek aan komt zetten, dan word je meteen naar huis gestuurd.’
Zelf loopt Bongers niet standaard in een pak rond op de campus, al ziet hij sommige studiegenoten dat wel doen. Hij kleedt zich liever casual chique: een overhemd met pullover. Zo nu en dan een pantalon. Een pet zul je hem niet snel zien dragen. ‘Het gaat mij er vooral om dat je er schoon en verzorgd bijloopt. Wat je dan precies draagt, moet je helemaal zelf weten.’
Ook voor de twee studenten blijkt wat wel en niet geaccepteerd is, niet eenduidig. Slippers of zwemkleding in een collegezaal? Bongers trekt een vies gezicht en begint te lachen.
‘In de zomer is een korte broek natuurlijk ook weer niet zo heel gek’
‘Nee, dat vind ik wat onhygiënisch hoor.’ Ook Miltenburg keurt dat af. ‘Hetzelfde geldt voor sportkleding. Dan straal je toch uit dat je geen zin in college hebt, dat is ook respectloos naar de docent toe.’
Een korte broek? Miltenburg vindt het wel kunnen. Bongers heeft zijn bedenkingen: ‘Niet bij een kleinere werkgroep of een presentatie. Dan is het wel logisch dat je wat netter gekleed gaat.’ Hij denkt even na. ‘Alhoewel, in de zomer is een korte broek natuurlijk ook weer niet zo heel gek.’
Voorbeeldfunctie
De studenten begrijpen de dilemma’s die economiedocent Kim Fairley ervaart bij het ‘opvoeden’ van de jonge mensen in haar collegezaal. Miltenburg: ‘Als je studenten tot advocaat opleidt, is het logisch dat je ze ook iets meegeeft over de normen die binnen de advocatuur gelden. Ik vind dat je een student ook best mag aanspreken op diens kledingkeuze. Maar alleen als het in de context is van het carrièreperspectief, en dus educatief bedoeld is, niet als het puur gaat om commentaar op de outfit.’
Of die opvoeding bij mij geslaagd is, vraag ik me nu hardop af. Mijn joggingbroek laat ik thuis sinds ik geen student meer ben. De stem van mijn geschiedenisdocent galmt nog na in mijn hoofd terwijl ik dit schrijf. Maar de pet of oversized hoodie trek ik nog steeds uit de kast.
Mijn hoofdredacteur laat me redelijk vrij in mijn kledingkeuze. Af en toe valt me alleen een opgetrokken wenkbrauw ten deel. Maar hij weet dat ik ‘voor het geval dat’ in de zomerse maanden altijd een lange broek en schoenen in mijn bureaukastje bewaar. En een interview met het college van bestuur (of een economiedocent) doe ik heus niet in mijn sportkloffie.
Wat scheelt, is dat ik geen voorbeeldfunctie heb zoals een docent. Sta je voor een zaal met masterstudenten – helemaal bij rechten – dan maakt het meer uit wat je draagt dan wanneer je vanaf een redactie mailtjes naar woordvoerders stuurt en artikelen schrijft. Net zoals een administratief medewerker zich anders kan kleden dan een decaan.
Om meer te weten te komen over de relatie tussen kleding en identiteit ga ik langs bij Josette Wolthuis, docent bij Algemene Cultuur- wetenschappen en gespecialiseerd in modestudies. ‘In de sociologie heb je een theorie over zelfpresentatie die stelt dat mensen niet een vaste identiteit hebben, maar dat die afhankelijk is van context. We presenteren onszelf anders in verschillende omgevingen. En daar hoort ook andere kledij bij.’
Grote tatoeage
Dat iedereen die identiteiten op een eigen manier invult, zie je terug in de collegebanken. ‘Uiteindelijk kleed je je toch ook om je zelfverzekerd te voelen en je te uiten zoals je wilt. Collegezalen zijn een mengelmoes van studenten die super modieus zijn, studenten die een shirtje en een spijkerbroek dagen en studenten die misschien wel in trainingsbroek komen. Dat vind ik juist leuk om te zien. Ik ben de laatste die een student zou aanspreken op de kledingkeuze.’
Bij de kledingnormen van medewerkers komt nog een ander aspect kijken, legt de cultuurwetenschapper uit: representatie. ‘We begrijpen allemaal dat een korte broek en slippers niet heel professioneel zijn en dat een gestreken overhemd dat wel is. Als je bijvoorbeeld kijkt naar het journaal, dan zie je altijd nieuwslezers in nette kleding. Daardoor vorm je een beeld van hoe een professional eruit hoort te zien. Hoe vaker we dat beeld zien, hoe meer het levend blijft. Diezelfde dynamieken gelden op de campus. We hebben allemaal een idee van hoe een docent zich ongeveer moet kleden.’
‘Waarom zou je geen succesvolle financiële carrière kunnen hebben met paars haar?’
Terwijl ze het zegt, dwalen mijn gedachtes af naar de docenten die ik door de jaren heb gehad en ik betrap mezelf erop dat degenen die zich juist informeel kleedden, vaak de personen waren waar ik het meest respect voor had.
Maar ook het idee van hoe een docent eruit hoort te zien, is allesbehalve unaniem: de universiteit is een microsamenleving waar mensen werken uit verschillende culturen en met uit- eenlopende achtergronden.
Wolthuis: ‘Je ziet bijvoorbeeld dat bij sommige internationale studenten hiërarchie een grotere rol speelt. Die kijken veel meer op naar een docent, en helemaal een hoogleraar, en zullen dus ook bepaalde verwachtingen hebben van hoe die persoon zich kleedt.’
Waarom zou het eigenlijk uitmaken wat we dragen – student óf medewerker, vraagt Wolthuis zich af. Waarom zou je geen succesvolle financiële carrière kunnen hebben met paars haar en een oversized hoodie aan? ‘Ik zou juist graag zien dat we kleding gebruiken om te reflecteren op de culturele normen. Laten we vooral kritisch nadenken over wat we wel en niet als professioneel beschouwen – en waarom. Want wie bepaalt dat eigenlijk?’
Wolthuis heeft inmiddels de mouwen van haar trui opgestroopt, een grote tatoeage op haar onderarm is zichtbaar geworden. Een statement, wellicht? Ik (zelf heb ik een tatoeage op mijn been) vind het wel stoer. Vooral omdat ik zeker weet dat mijn oude geschiedenisdocent van de Radboud Universiteit hiervan zou zeggen dat ‘het niet hoort’.