Dossier

[Ingezonden] De toekomst van de universiteit

21 mei 2014

Het is crisis in de academische wereld. Academici komen in opstand tegen de toegenomen economisering, hiërarchisering en bureaucratisering. Nijmeegse wetenschappers roepen op: praat mee! Dat kan tijdens een debat op maandagavond.

Ingezonden brief

Het rommelt in universitair Nederland. Het begon met de ontmaskering van prominente frauderende wetenschappers, van wie Diederik Stapel de bekendste, maar zeker niet de enige was. Al snel verschoof de discussie van de individuele fraudeplegers naar een universitair klimaat dat zulk gedrag in de hand zou werken. Met name de sterk toegenomen druk om veel te publiceren zou allerlei strategisch gedrag, met fraude als uiterste uitwas, stimuleren. De nadruk op kwantiteit van wetenschappelijke ‘output’ kwam niet ten goede aan de kwaliteit. Bovendien was de nadruk eenzijdig komen te liggen op één type publicatie: een artikel in een internationaal, Engelstalig tijdschrift, bij voorkeur één met een hoge ISI-score. Hoewel zulke tijdschriften een belangrijke rol spelen in het proces van wetenschappelijke kennisproductie – vooral vanwege het peer review mechanisme waarin andere wetenschappers de onderzoeksbevindingen kritisch onder de loep nemen – zitten er aan dit proces ook de nodige haken. Daarnaast zorgt de eenzijdige nadruk op dit type publicatie er niet alleen voor dat boeken en artikelen in het Nederlands niet meer meetellen, maar ook dat wetenschappers de ivoren toren ingejaagd worden. Slechts een handvol mensen – internationale collega-wetenschappers – leest immers deze artikelen.

Druk op collegialiteit
De discussie werd al snel breder. De ‘publish or perish’-cultuur was een symptoom van een ontspoord systeem. De ‘economisering’ van publieke diensten had ook in de universitaire sector toegeslagen. Outputkwantificering hoorde hier bij maar ook de sterk gegroeide nadruk op fondsenwerving door wetenschappers. Een type fondsenwerving dat door grote onderlinge competitie voor schaarse middelen grote druk zet op collegialiteit en samenwerking. De overheid bedacht dat universitaire kennisproductie rechtstreeks ten goede moest komen aan innovatie en het bedrijfsleven. Fundamenteel onderzoek, dat niet onmiddellijk tot bruikbare resultaten leidt, kwam in het gedrang. Vooral over de relevantie van de geesteswetenschappen – denk aan filosofie, literatuurwetenschap of klassieke talen – ontspon zich een hevig debat.

Ook de nieuwe professionele managementcultuur en de groei van controlemechanismen werden onderwerp van kritiek. Naast bestuurstaken en het schrijven van projectaanvragen waren wetenschappers steeds meer tijd kwijt aan het aanleveren van materiaal voor visitaties, tijdschrijven en andere vormen van verantwoording. Met deze toenemende druk op wetenschappers nam het aantal burn-outs navenant toe.

Minder tijd voor onderwijs
In dit hele plaatje werd het geven van onderwijs steeds meer een ondergeschoven kindje. Carrières werden gebouwd op wetenschappelijke publicaties en op het binnenhalen van geld. Een goede docent zijn leverde nauwelijks punten op. Bovendien bleef er voor de academicus steeds minder tijd en energie over om aan het onderwijs te besteden. En dat terwijl het belangrijker werd te investeren in excellent onderwijs waarbij studenten intensief begeleid en uitgedaagd worden. Een trend die tegelijkertijd bij de studenten zelf een enorme druk legt om zich te profileren en te allen tijde uit te blinken.

Daarbij werd het onderwijs zelf ook steeds meer in bedrijfsmatige termen gezien, met het hele bijbehorende McKinsey-jargon van dien. Langs allerlei kanalen hoorden docenten en opleidingscommissies steevast dat het ‘opleidingsrendement’ diende te worden geoptimaliseerd. Voor de leek: meer studenten moeten sneller afstuderen. Zo kon via de kwantitatieve logica van de outputfinanciering de universiteit zich verheugen op hogere inkomsten. Een gevolg was een druk op inhoudelijke standaarden en een massalisering van het onderwijs. Maar tegelijk zijn er recente initiatieven, zoals het bindend studieadvies en de nadruk op excellentie, die juist lijken aan te sturen op selectie en het bewaken van kwaliteit.

Tot slot werd aandacht gevraagd voor de maatschappelijke rol van de universiteit. Deze was de afgelopen jaren ofwel uit beeld geraakt doordat artikelen in kranten of vakbladen meestal geen punten opleveren, ofwel verengd tot de idee dat wetenschap van economisch nut moet zijn.

Deze ontwikkelingen roepen de vraag op wat nog de bredere maatschappelijke relevantie is van de wetenschap. Hoe kan het dat ondanks de nadruk op valorisatie het vertrouwen in de wetenschap onder druk komt te staan en de universiteit steeds verder van de maatschappelijke werkelijkheid komt af te staan? Wat zijn de gevolgen van de reductie van de wetenschapper tot evaluaties en publicatielijstjes? Van toegenomen bureaucratisering, audits en visitaties? Is het niet tijd voor een heroriëntatie op wetenschap en onderwijs?

Wat doet Nijmegen?
Al snel leverde de discussie concrete initiatieven op. Op de VU kwamen academici in opstand tegen de bedrijfsmatige manier waarop de universiteit werd bestuurd. Een groepje wetenschappers van verschillende universiteiten startte Science in Transition, dat een ronkende aanklacht publiceerde tegen de toegenomen economisering, hiërarchiering en bureaucratisering en de daarbij behorende nadruk op ‘rendement’, ‘concurrentie’ en ‘output’. Geïnspireerd door collega’s in Vlaanderen waar de Actiegroep Hoger Onderwijs een hoorzitting in het parlement wist te bewerkstelligen, ontstond het Platform Hervorming Nederlandse Universiteit (H.NU) dat een lijst concrete suggesties produceerde voor hoe het anders zou kunnen. Prominenten uit de universitaire wereld, zoals de voorzitter van de Vereniging Nederlandse Universiteiten (VSNU) en bestuurders van de Koninklijke Nederlandse Academie der Wetenschappen (KNAW) onderschreven de kritiek. Recent kondigde de VSNU een nieuw evaluatieprotocol voor wetenschappelijk onderzoek aan waarbij kwantitatieve output niet langer een zelfstandig beoordelingscriterium is en de nadruk sterker ligt op maatschappelijke relevantie.

Inmiddels kunnen we dus spreken van een stevige veranderingsbeweging, één die ook zijn eerste vruchten begint af te werpen. In Nijmegen zijn links en rechts wel wetenschappers opgestaan om zich te mengen in de discussie, maar tot dusver is dat weinig zichtbaar. Een debatavond in mei moet daar verandering in brengen. Wat kunnen wij Nijmeegse wetenschappers met de hervormingssuggesties voor onderzoek en onderwijs die elders in den lande worden gedaan? Wat doet de universiteit hier zelf mee? Wie hierover een duit in het zakje wil doen, is uitgenodigd voor de bijeenkomst ‘De Staat van de Universiteit’, een manifestatie om de hervormingsagenda vanuit Nijmegen kracht bij te zetten.

Willemijn Verkoren, Bart van Leeuwen, Esther-Mirjam Sent, Ronald Tinnevelt, Olivier Kramsch

De Staat van de Universiteit wordt georganiseerd door het Soeterbeeck Programma in samenwerking met Vox. 26 mei, 19.30 – 21.30 uur, collegezalencomplex. Sprekers: onder anderen Gerard Meijer (voorzitter college van bestuur), Klaas Landsman (hoogleraar wiskunde), Esther-Mirjam Sent (hoogleraar economie) en Jip Mennen (voorzitter universitaire studentenraad).

0 reacties

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!