Opleidingen niet blij met ‘crepeerindex’
Nieuw in de deze week verschenen Keuzegids Universiteiten is de zogeheten ‘crepeerindex’: een overzicht van studies die opleiden tot armoe. De betrokken opleidingen in Nijmegen zijn er niet blij mee. ‘Dit verhoogt de keuzestress.’
‘Studies met de meeste armoede’, zo introduceert de Keuzegids de nieuwe crepeerindex: een tabel met tien opleidingen waar afgestudeerden een gemiddeld bruto-maandsalaris genieten van minder dan 900 euro bruto. Gedeeld nummer een: Kunst- en cultuurstudies en Antropologie, waar die ‘armoe’ geldt voor 15 procent van de alumni. De verrassende nummer drie: Internationaal recht (13 procent).
Edwin van Meerkerk van Algemene cultuurwetenschappen merkt de laatste jaren een groeiende belangstelling bij open dagen voor het baanperspectief. ‘Vaak komen die vragen van ouders die meekomen.’ Ook Toon van Meijl, hoogleraar Culturele antropologie en al zeven jaar achtereen actief op voorlichtingsdagen, wijst op de toegenomen aandacht voor de toekomst. Ook volgens hem hangt dit samen met de ouders, die steeds vaker hun kind vergezellen op open dagen.
Crepeerindex*
1 Kunst & Cultuurstudies: 15
2 Culturele antropologie: 15
3 Internationaal recht: 13
4 Aardwetenschappen & Milieukunde: 12
5 Regioculturen: 11
6 Theologie en Levensbeschouwing: 10
7 Politicologie: 10
8 Landbouwstudies: 10
9 Biologie: 8
10 Taal- en Literatuurwetenschap: 7
*percentage werkenden met bruto-inkomen onder €900,-
Cijfers onbetrouwbaar
Zowel Van Meerkerk als Van Meijl plaatsen vraagtekens bij de cijfers. Van Meerkerk noemt het heel moeilijk om verschillende opleidingen met elkaar te vergelijken. ‘De data die gebruikt worden zijn vaak vaag en de herkomst is niet altijd even betrouwbaar. Het is vast zo dat een gemiddelde jurist meer verdient dan onze studenten, maar hoe groot het verschil is, is bijna niet te meten.’ Volgens Van Meijl zijn de eigen data van de opleiding (uit de alumnimonitor en visitatieonderzoek) niet zo somber als de crepeerindex doet vermoeden.
Van Meijl zegt dat hij toekomstige studenten, op basis van eigen onderzoek, altijd het eerlijke verhaal vertelt. En daarbij is het baan- en salarisperspectief niet de belangrijkste richtsnoer. Behalve dat je ongelukkig kunt worden van een studie die je niet leuk vindt, komen heel veel antropologen gewoon goed op hun pootjes terecht. ‘Vaak niet in hun eerste baan, dan scoren we inderdaad lager, maar wel als ze doorgroeien naar volgende banen. Dan is het salaris voor een academicus heel gemiddeld.’
Geen beroepsopleiding
Taal- en cultuurstudies zet vanwege de gegroeide belangstelling voor het toekomstperspectief steeds vaker alumni in bij de open dagen. Van Meerkerk: ‘Die vertellen wat voor baan ze hebben en hoe ze daar zijn beland. Dat vinden veel aankomende studenten nuttig.’ Maar wij zijn géén beroepsopleiding, benadrukt hij. ‘En dat zullen we ook nooit worden. Maar we beseffen dat we veel studenten opleiden voor de arbeidsmarkt, en daar houden we rekening mee.’
Volgens Van Meijl is de loopbaan van alumni, afgezien van medici en juristen, in veel gevallen geen rechtstreekse afspiegeling van de opleiding ‘Door je al op 18-jarige leeftijd bezig te houden met zaken in de toekomst die je niet altijd kunt voorspellen, versterk je de keuzestress.’ Gewoon kiezen waar je passie naar uitgaat, aldus het advies van Van Meijl. / met medewerking van Tim van Ham