Oproep aan bestuurders: ‘Wees niet blind voor jullie eigen rol in het tegengaan van grensoverschrijdend gedrag’
OPINIE - Het bevorderen van sociale veiligheid op universiteiten is een speerpunt van bestuurders. Echter, zo schrijven docenten en onderzoekers van actieplatform 0.7, zij vergeten hierin kritisch te reflecteren op hun eigen rol. Te vaak stellen zij hun eigen angsten en gevoelens centraal en niet die van de melders van onveilig gedrag.
Vlak voor Kerst kwam ons bestuur met een Plan van Aanpak Sociale Veiligheid. In het plan staan, afhankelijk van de specifieke uitvoering, een paar goede concrete stappen, zoals het instellen van een centraal meldpunt en een centrale adviescommissie. Toch zien wij in dit document dezelfde problemen terugkomen als in de eerdere plannen van de Radboud Universiteit. Er ligt een nadruk op “preventie” en “cultuurverandering”, maar deze termen blijven leeg zolang er geen aandacht is voor de structurele problemen die onveiligheid veroorzaken: de enorm hiërarchische verhoudingen, de machtsverschillen en de bestuurscultuur van de universiteit. Alle plannen, procedurele veranderingen en dialogen zullen niets helpen als de structurele oorzaak niet wordt erkend. En in het plan van aanpak worden deze oorzaken niet eens genoemd.
In dit stuk zullen wij niet uitgebreid op het plan ingaan, of uiteenzetten wat er structureel moet veranderen aan de universiteit. Wij en vele anderen hebben dit zo vaak geprobeerd aan te kaarten, maar het lijkt niet te zijn doorgedrongen. Daarom willen wij het eens hebben over wie er het meest aan het woord zijn in de discussie over sociale veiligheid, en wat zij zeggen. Zoals het Plan van aanpak stelt: “leiderschap en voorbeeldgedrag [zijn] een essentiële randvoorwaarde en sleutel om daadwerkelijke verandering in gang te zetten.” Bij deze doen we een paar suggesties hoe bestuurders aan de Radboud Universiteit daar zelf mee kunnen beginnen.
Al vier jaar vechten wij met 0.7 voor sociale veiligheid. Academische managers waren elke keer enthousiast hierover, tot het moment dat wij het wilden hebben over sociale veiligheid op hún universiteit, faculteit of departement. Tegelijkertijd hebben bestuurders nooit geschroomd zich in publieke media te uiten over dit onderwerp, over hoeveel er wordt gedaan, maar ook hoe de discussie “polariserend” zou werken, hoe we sociale veiligheid “samen moeten doen”, hoe studenten en medewerkers niet “te gevoelig” moeten zijn, of “te woke”. Soms presenteren zij zichzelf zelfs als slachtoffer in dit verhaal. Wij kunnen de reacties van bestuurders inmiddels wel dromen.
Bestuurscultuur
De discussie over sociale veiligheid gaat meestal over de melders en de daders, maar niet zo vaak over de bestuurders en de bestuurscultuur. Wij hebben veel gesprekken gehad met bestuurders, over het brede onderwerp én over individuele casi. Op een paar uitzonderingen na waren deze gesprekken of teleurstellend, of afschrikwekkend. Vier jaar vechten voor sociale veiligheid betekent vier jaar intimidatie. We maken ons dus geen illusies, maar doen desondanks wederom een oproep aan bestuurders om te reflecteren op hún verantwoordelijk en hún rol in sociale onveiligheid.
Laten we om te illustreren wat wij bedoelen, beginnen bij het stuk van 27 oktober in Vox, waar oud-rector Han van Krieken graag uitleg wil geven over zijn vroegtijdige vertrek. Het is niet onze bedoeling hier in te gaan op wat er precies is voorgevallen, maar er mag wel gezegd worden dat de beschrijving van de voormalig rector slechts één perspectief geeft. Van Krieken zegt overigens zelf dat hij de precieze woorden van zijn opmerkingen niet wil benoemen, omdat de melder zich dan misschien moet verdedigen. Hij wil haar niet in die positie brengen. Toch geeft hij een beschrijving van de hele situatie vanuit zijn perspectief, wat wel degelijk precies het effect heeft dat hij zegt te willen voorkomen. Van Krieken benoemt deze gevaren van zijn uitleg, maar geeft er geen gevolg aan voor zichzelf. En dat is typisch.
Waar het over zou moeten gaan is niet het voorval zelf. Dat hier toch zoveel ruchtbaarheid aan is gegeven komt door het jarenlange zwijgen van bestuurders en de vreemde manier waarop de informatie naar buiten kwam. Kan de voormalig rector uitleggen wat er ten grondslag lag aan dat proces?
Van Krieken beschrijft dat, nadat de klacht tegen hem gegrond is verklaard, een aantal beslissingen volgen. Beslissingen van het Stichtingsbestuur om een niet-publieke waarschuwing te geven, in plaats van een publieke waarschuwing of een berisping. Vervolgens zijn eigen besluit om aan te blijven, en het advies van collega-rectoren die ook vonden dat hij aan moest blijven. Tenslotte de beslissing van zijn collega’s in het CvB om toch samen verder te gaan.
Wij willen de lezer kort vragen stil te staan bij wie hier worden genoemd. Het valt de rector zelf niet op dat al deze beslissingen uitsluitend in de handen zijn van de absolute top van de universiteit. CvB, Stichtingsbestuur en rectoren van andere universiteiten zijn de enige die geïnformeerd zijn en de beslissingen nemen. De werknemers, medezeggenschap, en de melder worden er buiten gehouden. Andere experts op het gebied van sociale veiligheid, zowel binnen de universiteit als daarbuiten, worden ook niet om advies gevraagd. Van Krieken zegt: “men vond het passend dat ik rector bleef”. Maar die “men” duidt op een hele kleine, enorm machtige groep.
‘Als wij zijn beschrijving lezen, lijkt een doofpot ons een zeer adequate omschrijving.’
Van Krieken vindt het dan ook ongepast dat er wordt gesproken over een doofpot. “Het wás geen doofpot, het was simpelweg de passende maatregel. Die nuance mis ik compleet in de berichtgeving over deze zaak,” aldus de oud-rector. Maar als wij zijn beschrijving lezen, lijkt een doofpot ons een zeer adequate omschrijving. Een klein potje, waar de informatie wordt binnengehouden door de machtigste figuren in de academie. Van Krieken noemt zijn beschrijving een ontbrekende “nuance”, maar het is niet meer dan zijn perspectief. Hij mag het zelf niet als doofpot ervaren hebben, maar hij was dan ook een van de weinigen die niet doof werd gehouden.
Zwijgclausule
En zo gaat het in het hele stuk. Van Krieken lijkt vooral iets te zeggen te hebben over hoe dit hele proces voor hem heeft gevoeld. En dit roept de vraag op wat het doel was van de voormalig rector met zijn uitleg. Was het doel iets te leren over sociale onveiligheid? Geeft het stuk inzicht in de koers die we moeten varen als universiteit om een sociaal veilige omgeving te worden? Inzicht in hoe we de “polarisatie” tegen moeten gaan? Nee. Van Krieken engageert met geen van deze vragen in dit stuk. Hij benoemt steeds zijn ervaring, maar een reflectie op zijn handelen of het handelen van de universiteit ontbreekt. Zijn doel met het stuk is niets meer dan zich verdedigen.
Van Krieken zegt in het stuk wel dat hij ‘veel heeft geleerd’ en zegt zelfs dat juist deze zaak hem relevante ervaring heeft meegegeven die hij kan inbrengen bij andere organisaties. Een redenatiegang uniek voor machtige mensen. Dat een slechte beoefening van je kerntaken jou geschikt zou maken voor een volgende of betere functie. Failing upwards is hoe ze dat noemen. Hij noemt nergens wát hij heeft geleerd, wát er anders had gemoeten.
De bestuurlijke reflectie had moeten zijn: moeten deze beslissingen alleen door deze kleine groep bestuurders worden genomen? Moeten zij de enigen zijn die toegang hebben tot de informatie over die meldingen en klachten? Dat zij zelfs mogen bepalen of de melder zelf informatie mag delen over de meldingen en klachten? In dit geval heeft de melder namelijk een zwijgclausule moeten tekenen, iets waarover van Krieken overigens zwijgt in het interview. De discussie zou over deze vragen moeten gaan, niet over de persoonlijke ervaring van de bestuurder.
Échte liefde
Een ander exemplarisch voorbeeld van hoe bestuurders reageren op sociale veiligheidskwesties is het interview met de twee overgebleven leden van het college van bestuur van 18 november in De Gelderlander. Zij vinden het belangrijk om te benadrukken dat je relaties tussen hoogleraren en studenten niet kan verbieden, want ingrijpen in het privéleven kan niet zomaar, het mag ‘echte liefde’ niet in de weg zitten. Dit is op zijn minst opmerkelijk, aangezien de nieuwe gedragscode van de Radboud Universiteit wel degelijk zegt dat “voor de duur van de professionele relatie docenten geen privérelatie met een student mogen hebben die de onpartijdigheid of objectiviteit van de professionele relatie in opspraak kan brengen of die kan leiden tot bevoordeling of benadeling van een student”.
In het plan van aanpak wordt vaak benadrukt dat de gedragscode meer moet gaan leven, en nageleefd moet worden. Het zou hierbij helpen als de bestuurders van onze universiteit zich in hun uitspraken aan hun eigen gedragscode houden. Door hier vraagtekens bij te stellen wordt de potentiële kracht van deze code onderuit gehaald. De bestuurders bewijzen lippendienst aan een cultuurverandering, maar dragen met hun uitspraken en houding bij aan de instandhouding van de oude cultuur.
‘Zeggen dat je wil leren is niet genoeg, een bestuurder moet het ook doen’
Met hun begrip voor mogelijke ‘echte liefde’ lijken Wigboldus en Muskens ook totaal verkeerd begrepen te hebben wat er precies verkeerd is in deze situaties. Het gaat niet alleen om het moment dat er een relatie is, en of dat echte liefde is of niet. Een hoogleraar zal, om erachter te komen of het ‘echte liefde’ is, al een boel grensoverschrijdend gedrag moeten vertonen. Deze toenadering, een persoonlijke band aangaan, vragen of iemand iets samen wil gaan drinken: het zijn allemaal dingen die de student al in een heel onveilige situatie brengen. De relatie is ongewenst omdat, in die machtsverhoudingen, het erg moeilijk – als niet onmogelijk – is voor de student om te laten zien dat de toenadering ongewenst is. Een hoogleraar die dit probeert, gaat al te ver. Hebben de leden van het CvB geluisterd naar de verhalen van studenten die dit hebben meegemaakt? Of naar de experts die beschrijven hoe de onveilige situaties ontstaan? Als wel, blijkt het in ieder geval niet uit hun uitspraken.
En ook in dit stuk zeggen de bestuurders dat ze willen ‘leren’ wat zij ‘anders kunnen doen’, maar wederom is er geen concreet voorbeeld van iets wat zij hebben geleerd, wat zij beter zúllen doen. Wigboldus wordt gevraagd over zijn tijd als decaan in een periode waar een sociaal onveilige cultuur heerste op zijn faculteit. Heeft hij daarvan iets geleerd? Hij zegt ‘de cultuur niet te herkennen’, en dat hij steeds heeft gehandeld ‘daar waar zaken naar boven gekomen zijn, waar klachten waren’. Dat is niet erg geruststellend. Zou hij een onveilige sfeer nu wel herkennen? Begrijpen dat je iets meer moet doen dan alleen maar handelen waar een klacht is? Zeggen dat je wil leren is niet genoeg, een bestuurder moet het ook doen.
Het artikel eindigt met de uitspraak: ‘sociale veiligheid doen we met z’n allen’. Deze uitspraak galmt in zijn eigen leegheid. Wij herkennen erin de eerdere uitspraken van bestuurders die hun verantwoordelijkheid niet nakwamen. Het is bestuurlijk dialect voor ‘van ons hoef je niets te verwachten’.
Genoegdoening
Tenslotte nog het stuk van twee oud-decanen dat door Vox werd gepubliceerd. We hoeven hier gelukkig niet veel woorden aan vuil te maken, aangezien de reactie van een groep medewerkers op dit stuk beter heeft benoemd waarom zo’n stuk uitbrengen als bestuurder problematisch is, dan wij zouden kunnen. Maar om het patroon te laten zien, belichten we twee punten. Ten eerste het begin van het stuk, waarin de auteurs benadrukken dat het openbaren van de klacht tegen Van Krieken “drie weken voor het honderdjarig bestaan” plaatsvond. Een verontwaardiging die typerend is: de eer en schade aan de universiteit gaat boven het leed van de melders. Ten tweede wordt ook hier gesteld dat er ‘genoegdoening is geweest’. Wat de melder zelf zegt over of er ‘genoeg gedaan is’, is blijkbaar niet relevant. Ook hier wordt het perspectief van de bestuurder gepresenteerd als een neutraal feit, terwijl het perspectief van de melder wordt ontkend. De angsten en gevoelens van de bestuurders mogen centraal staan, terwijl de gevoelens van de melders worden uitgewist.
Hoe gebrekkig bestuurders omgaan met sociale veiligheid is niet alleen een probleem aan de Radboud Universiteit, maar aan bijna alle universiteiten. Er is een opvallende parallel te trekken met vele andere sociale veiligheidszaken, bijvoorbeeld met de rechtszaak die wij laatst hebben bijgewoond van Susanne Täuber, een sociale veiligheidsexpert die door de Universiteit Groningen werd ontslagen. Daar moest een ingetogen Täuber, in haar eentje, met een engelengeduld, zich verdedigen tegen drie bestuurders, die het opvallend genoeg tijdens de rechtszaak voornamelijk over hún gevoelens wilden hebben. De ironie wilde dat ook de betreffende advocaat zijn emoties maar nauwelijks kon bedwingen, en ook dat de decaan systematisch door de vrouwelijke rechter heen praatte. Ironie terzijde, is het een wijdverbreid probleem dat klokkenluiders of melders zelf beticht worden van sociale onveiligheid, zoals de bekende feministische onderzoeker Sara Ahmed laat zien in haar werk. Zelfs als de klager geen werkelijke macht of invloed over de ander heeft.
Dit is niet wat universiteiten nodig hebben van hun bestuurders. De angsten en gevoelens van de meest machtigen moeten niet voorop staan in deze discussie. Het is teleurstellend dat de bestuurders de discussie telkens op hun persoon betrekken, in plaats van op hun functie en verantwoordelijkheid. Van Krieken kon de machtsverhoudingen en de doofpot in zijn eigen casus niet herkennen, en dat wekt weinig vertrouwen in zijn omgang met sociale veiligheid als geheel. Het maakt een rector, die direct verantwoordelijk is voor de sociale veiligheid op de universiteit, ongeschikt voor zijn functie.
Dialoog
Wij blijven van onze bestuurders horen dat zij het gesprek willen aangaan, maar ondertussen lijkt het er niet op dat zij luisteren. Ongeacht hoe de gesprekken voor melders gaan, zijn het allemaal “goede gesprekken”, in de ogen van de bestuurders. Ook in het nieuwe plan van aanpak ligt er een nadruk op “de dialoog aangaan”. Er wordt een lijst vragen en dilemma’s genoemd waarover medewerkers en studenten het samen moeten hebben. Maar wij willen zo langzamerhand wel eens weten hoe bestuurders zelf tegenover deze dilemma’s staan. Wij medewerkers kunnen meepraten tot we schor zijn, maar onze toekomst ligt uiteindelijk volledig in de handen van de bestuurders. Kunnen zij ons iets geven om ons vertrouwen te geven dat zij hebben geluisterd? Dat zij iets ander gaan doen?
‘Dit is geen oproep aan bestuurders om voortaan publiek te zwijgen’
Dit is geen oproep aan bestuurders om voortaan publiek te zwijgen. Integendeel, er zijn genoeg momenten waarop bestuurders zich kunnen uitspreken om hun medewerkers en studenten te beschermen, en hen zo veiliger te laten voelen. Bestuurders zouden zich bijvoorbeeld duidelijk kunnen laten horen in het debat over de ‘internationalisering’ van de universiteiten. Wat is het standpunt van de UNL? Als deze werkgeversorganisatie al bestaansrecht heeft, is het wel om voor haar mensen te gaan staan en gevoelens van onveiligheid onder internationale medewerkers en studenten weg te nemen?
Een duidelijk signaal naar de politiek om de medewerkers te beschermen is ook welkom in het geval van de huidige financiële tekorten, die nu totaal onterecht aan de vakbonden worden toegeschreven. De bonden eisten dat de medewerkers in de lagere salarisschalen ook nog hun boodschappen zouden kunnen betalen.
Universiteiten zouden zich ook kunnen uitspreken tegen de vernietiging van Gaza, haar universiteit en haar inwoners. Het verschil tussen de reactie op de Russische inval in Oekraïne en de massamoorden in Gaza levert ook een onveilig gevoel op voor veel studenten en medewerkers. Zij vragen zich af waarom de universiteiten wel opkomen voor academici in Oekraïne maar niet hetzelfde doen voor onze Palestijnse collega’s.
Voorbeeldfunctie
Dit stuk zal misschien worden opgevat als een poging om van Krieken of andere bestuurders ‘zwart te maken’. Dat is nadrukkelijk niet het doel. Als rector had hij een voorbeeldfunctie, en daarmee is zijn casus ook een voorbeeld geworden binnen de discussie om sociale veiligheid. Iets wat trouwens ook is gebeurd door hem te omschrijven als voorbeeld van een ‘vogelvrije bestuurder’. Zo’n beschrijving vraagt om een reactie die de bestuurders aanspreekt op hun functie, en hun vraagt daar bewust mee om te gaan. Werknemers moeten hun bestuurders kunnen aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Als een bestuurder zich daardoor aangevallen voelt is dat jammer, maar dat hoort bij de baan.
‘Bestuurders: stop zo blind te zijn voor de machtsverhoudingen’
Wij zijn in dit stuk mild geweest. Wij hebben hiermee eigenlijk meer rekening gehouden met de gevoelens van de bestuurders dan we vinden dat ze verdienen. De ruimte die bestuurders in hebben genomen in dit debat om het over hun eigen gevoelens te hebben maakt heel duidelijk hoeveel macht en invloed zij hebben, en het feit dat zij dit niet inzien maakt duidelijk hoe blind zij zijn voor machtsverhoudingen. Wij hebben zó ontzettend veel melders gesproken, en het allergrootste deel van die melders verdwijnt uit de wetenschap zonder dat hun perspectief ooit gehoord wordt. De straf voor de dader of bestuurder wordt zo vaak besproken, terwijl de straf voor de melder onzichtbaar blijft. Het is een opluchting dat er nu eindelijk soms aandacht is voor hún verhalen in de media. In de media, ja, omdat het binnen de universiteiten niet lukt om dit perspectief naar voren te brengen.
Bestuurders, bij deze een oproep om te reflecteren op jullie eigen rol in het sociale veiligheidsvraagstuk, zowel systematisch als bij specifieke casussen. Als je het perspectief van je werknemer niet begrijpt, is het misschien een idee om bij jezelf na te gaan waaróm dat perspectief zo ver van je af ligt. Bovenal: stop zo blind te zijn voor de machtsverhoudingen in deze discussie. Jullie werknemers zien die namelijk wél. Erkenning ervan is nodig als we verder willen komen in het bereiken van een veiligere omgeving.
Dit artikel is geschreven door een aantal leden van 0.7 en onderzoekers van de Radboud Universiteit. In verband met de gevoeligheid van het onderwerp willen zij anoniem blijven. De namen van de hoofdauteurs zijn bekend bij de redactie.