Overheid bevoordeelt grote bedrijven ook via onderzoekssubsidies
Multinationals en overheden liggen momenteel flink onder vuur door voordelige belastingconstructies, onder meer boven tafel gebracht door de Paradise Papers. Maar ook universiteiten helpen bedrijven feitelijk een handje als gevolg van het topsectorenbeleid, stelt hoogleraar Internationale Economie Eelke de Jong.
Bedrijven kunnen flinke overheidssubsidies binnenhalen door met universiteiten samen te werken, bijvoorbeeld binnen de Topsectoren- en Perspectiefprogramma’s van NWO, waar jaarlijks meer dan 100 miljoen beschikbaar is. In feite is dit ook een manier waarop de overheid onnodig voordeel uitdeelt aan multinationals, vindt hoogleraar Internationale economie Eelke de Jong. Waarbij het maar de vraag is of het wel echt meerwaarde oplevert.
‘Zo worden grote bedrijven wederom bevoordeeld, ten koste van het MKB’
‘Door de omvang van dit soort projecten kunnen universiteiten er in de praktijk bijna niet omheen om een kongsi met het grootkapitaal aan te gaan’, licht De Jong toe op zijn werkkamer. ‘Kleine bedrijven hebben hiervoor niet voldoende capaciteit, vanwege alle verantwoordingseisen en administratie die vereist is. Dus zo worden grote bedrijven wederom bevoordeeld, ten koste van het MKB.’
Onderzoeksagenda’s
Het verwondert hem dat de Tweede Kamer en de maatschappij zich wel druk maken over belastingvoordelen voor bedrijven, maar dat er voor deze vorm van bevoordeling maar weinig aandacht is. ‘Terwijl je je kunt afvragen of je überhaupt wel een topsectorenbeleid moet wíllen hebben. Wie zegt dat het niet meer had opgeleverd als je het geld gewoon rechtstreeks over universiteiten of onderzoekers verdeeld had?’ De Jong is een uitgesproken tegenstander van bovenaf gedefinieerde onderzoeksagenda’s. ‘Uit allerlei onderzoeken blijkt dat je innovatie het beste van onderop kunt stimuleren. Maar helaas worden adviezen van economische wetenschappers nogal eens genegeerd.’
Ondertussen laten ondernemingen op deze manier een deel van de onderzoeks- en ontwikkelactiviteiten van hun producten door universiteiten doen. ‘Grote bedrijven klagen vaak over de rompslomp die dit soort samenwerkingsprojecten met zich meebrengt, maar het levert ze financieel wel flink wat op.’
Onderhandelen
Hoogleraar Kunstmatige intelligentie Peter Desain van het Donders Instituut is een van de onderzoekers op de campus die praktijkervaring heeft met dit soort publiek-private samenwerkingsprogramma’s. Als expert op het gebied van brein-computerinterfaces (BCI) werkt hij regelmatig samen met bedrijven.
Desain beaamt het verhaal van De Jong telefonisch. ‘In consortia-overeenkomsten spreek je af hoe de geldstromen gaan lopen. Maar met grote bedrijven als Philips is het soms lastig onderhandelen, omdat zij heel goed weten dat je ze nodig hebt voor zulke subsidies.’ Het kost dan bijvoorbeeld moeite om goede afspraken te maken over intellectueel eigendom. ‘Al komen we er altijd wel uit als eenmaal op tafel komt hoe de verschillende belangen toch een gemeenschappelijk doel kunnen dienen.’
Desain waarschuwt, evenals De Jong, wel voor teveel vermenging van taken tussen bedrijven en universiteiten. ‘Ik zeg altijd: schoenmaker blijf bij je leest. Een wetenschappelijke instelling is er niet om winst te maken of producten te distribueren. Het is bij uitstek juist de plaats om fundamenteel-wetenschappelijke vragen aan te pakken.’
Spin-offs
Bovendien is ook Desain niet overtuigd van de effectiviteit van zulke vraaggestuurde onderzoeksprogramma’s. ‘De meeste innovatie komt toch voort uit zuiver onderzoek. En binnen dit soort samenwerkingsprojecten is er soms maar weinig plek voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek.’ Terwijl daar juist de echte vernieuwing plaatsvindt, is zijn ervaring. ‘Wetenschappelijke bevindingen kun je dan via eigen spin-offs tot producten ontwikkelen. Zo doen we het eigenlijk liever.’ Zo heeft zijn BCI-onderzoek geleid tot patenten die eigendom blijven van de universiteit. ‘De spin-off betaalt dan royalties voor een licentie op het gebruik hiervan’. Gelden die het onderzoeksinstituut vervolgens weer kan inzetten voor nieuw onderzoek.
Toch kunnen onderzoekers het zich niet veroorloven om geld te laten liggen dat ze alleen kunnen bemachtigen met behulp van het bedrijfsleven. Als hun onderzoeksgebied veel raakvlakken heeft met de industrie is er vaak geld beschikbaar. ‘Het blijft een lastige afweging’.
Eind november verschijnt van Eelke de Jong het boek Laat de crisis niet nodig zijn: pleidooi voor een open debat. Hierin analyseert hij waarom overheden belangrijke adviezen van wetenschappelijke economen vaak naast zich neer leggen.