‘Overheidsbeleid rondom interdisciplinair onderzoek moet beter’
Om grote maatschappelijke vraagstukken op te lossen hebben we samenwerking tussen meerdere wetenschapsgebieden nodig, maar het huidige beleid om interdisciplinair onderzoek te stimuleren kan beter. Dat stelt de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI).
Interdisciplinair onderzoek is volgens de AWTI (zie kaderstuk) van cruciaal belang bij het aanpakken van de maatschappelijke problemen waar we voor staan. Maar het huidige Nederlandse beleid rondom interdisciplinariteit kan beter, zo staat te lezen in het advies Grenzeloos onderzoeken, dat de raad vandaag aanbiedt aan Onderwijsminister Robbert Dijkgraaf.
AWTI
De Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI) is een onafhankelijke adviesraad, met deskundigen uit de wetenschappelijke wereld, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. De raad geeft de regering onafhankelijk advies over wetenschappelijke, technologische en innovatieve ontwikkelingen en de rol van de overheid daarin.
Om interdisciplinair onderzoek te stimuleren zou de overheid volgens de raad onderscheid moeten maken tussen bottom-up en top-down interdisciplinariteit. ‘In het huidige beleid lopen die twee te veel door elkaar,’ zegt AWTI-raadslid Roshan Cools, tevens hoogleraar Cognitieve Neuropsychiatrie aan het Radboudumc en hoofdonderzoeker aan het Donders Instituut voor Brein, Cognitie en Gedrag.
Waarom is interdisciplinair onderzoek zo belangrijk?
‘Interdisciplinariteit is geen doel op zich, maar om grote maatschappelijke problemen te kunnen aanpakken, moet je vaak over de grenzen van een bepaalde discipline heen kijken. Dat zie je bijvoorbeeld bij de aanpak van de coronacrisis. Daar heb je medici voor nodig, maar ook sociologen, psychologen en ethici. Verschillende wetenschappelijke stromingen moeten dus geïntegreerd worden. Maar het gaat ook over transdisciplinariteit, waarbij academici samenwerken met niet-academische partners vanuit het bedrijfsleven, hogescholen of maatschappelijke organisaties. Dat soort samenwerking is ook belangrijk.’
Wat is er mis met het huidige beleid rondom interdisciplinariteit?
‘Het is van belang om goed onderscheid te maken in beleid tussen bottom-up en top-down interdisciplinariteit. Om maatschappelijke problemen te kunnen adresseren, is er in het onderzoeksbeleid zowel probleemsturing als vrije ruimte nodig. Onderzoekers hebben die vrije ruimte nodig om voorbij de grenzen van bestaande kennis en disciplines te gaan, om de vragen van morgen te adresseren. Tegelijkertijd staan we voor urgente uitdagingen die nu opgelost moeten worden. Daarvoor is het nodig dat onderzoekers gestimuleerd worden die uitdagingen ook nu aan te gaan. Die twee vormen van beleid gaan lastig samen: je kunt niet én vrijheid geven én mensen vragen om specifieke problemen op te lossen. Daarvoor heb je verschillende instrumenten nodig, terwijl nu veel huidige instrumenten beide ambities tegelijk hebben.’
‘Dat zie je bijvoorbeeld bij de vernieuwingsimpuls (Veni-, Vidi-, Vicibeurzen, red.). Dat subsidieprogramma is gericht op het stimuleren van grensverleggend, ongebonden onderzoek, maar er wordt ook om concrete plannen voor knowledge transfer gevraagd: de aanvrager moet expliciet maken hoe de kennis toegepast gaat worden. Terwijl het bij die programma’s juist moet gaan om kennisontwikkeling waarvan nog moet blijken wat de precieze toepassing is. Met deze beurzen willen we grensverleggend en dus interdisciplinair onderzoek stimuleren, maar wetenschappers moeten hiervoor door allerlei hoepels springen. Daardoor boet het onderzoek soms aan kwaliteit in.’
Als onderzoek maatschappelijke problemen moet oplossen, dan vergt dat toch juist een top-down-benadering? Moet je dan niet als overheid bepalen wat die wetenschappers moeten onderzoeken?
‘Dat wordt inderdaad vaak meteen gedacht, maar is niet zo. Goede wetenschappers doen onderzoek dat relevant is en dus impact zal hebben op de maatschappij, óók als ze niet worden gestuurd door een bepaalde strategie die een instituut of overheid heeft vastgesteld. Een groot deel van de gebeurtenissen is niet te voorspellen, dus we weten van tevoren niet precies welke expertise en ontdekkingen van nut gaan zijn. We hebben de mRNA-vaccins te danken aan onderzoek dat helemaal niet gericht was op het Covid-virus. Dat onderzoek vond de overheid op dat moment niet urgent, maar onderzoekers deden het wel. In dat soort onderzoek moeten we dus investeren.’
‘Onderzoek rondom klimaatverandering of de weerbaarheid van burgers in tijden van rampen moet gestimuleerd worden’
‘We denken dat er daarnaast beleid moet zijn dat wel stuurt op de huidige urgente problemen, dat onderzoek stimuleert waarvan we wél kunnen voorspellen dat het belangrijk gaat zijn, zoals rondom klimaatverandering of de weerbaarheid van burgers in tijden van rampen. Beide vormen van onderzoek zijn belangrijk, maar in het beleid verwarren we die twee met elkaar.’
Hoe moet het dan wel?
‘Door duidelijker onderscheid te maken tussen de twee vormen van onderzoeksbeleid. Bottom-up interdisciplinair onderzoek is noodzakelijk voor het adresseren van de grote maatschappelijke vragen van morgen, heeft vooral ruimte nodig, maar kan wel gestimuleerd worden. Een goed voorbeeld van een nuttig instrument op Europees niveau is de ERC synergy grant: Europese beurzen die specifiek gericht zijn op interdisciplinariteit. Zo’n beurs gaat vaak naar kleine groepen van onderzoekers uit verschillende disciplines die samen grensverleggend onderzoek doen. In Nederland wordt dit soort ongebonden onderzoek ook al gefinancierd, bijvoorbeeld door Zwaartekracht, maar die middelen gaan vooral naar grote teams, terwijl grensverleggende ontdekkingen vaak door kleinere groepen onderzoekers gedaan worden.’
‘Tegelijk vinden we dat de overheid ook veel duidelijker richting moet geven aan interdisciplinair onderzoek om de grote maatschappelijke opgaven van vandaag aan te pakken. Daarvoor zou een beperkt aantal duidelijke keuzes gemaakt moeten worden. Tenslotte raden we aan om ook in het onderwijs meer te investeren in interdisciplinariteit.’
Hoe doet de Radboud Universiteit het op het gebied van interdisciplinariteit?
‘Best goed. We hebben hier een enorm brede campus, waar veel ruimte is voor bottom-up-initiatieven en er is veel samenwerking voorbij de grenzen van de disciplines. Wel zien we ook de keerzijde daarvan: de campus loopt het risico gefragmenteerd en daardoor minder zichtbaar te zijn, in de regio en ook in Den Haag.’
Kunt u daar een voorbeeld van geven?
‘Sinds kort ben ik aangesteld als boegbeeld van het campus-brede ‘Healthy Brain’-initiatief, met als opdracht om de vele onderzoeks- en onderwijsactiviteiten op de campus op het vlak van het brein met elkaar te verbinden. Dit initiatief is gegrond in, maar gaat voorbij aan het Donders Instituut: een internationaal zeer gerenommeerd interdisciplinair instituut, gericht op het ontrafelen van de relatie tussen hersenen, cognitie en gedrag.’
‘De uitdaging zit vaak in praktische belemmeringen op de werkvloer’
‘Het is overigens wel een uitdaging om de aansturing van zo’n interfacultair instituut goed te organiseren, zeker nu het Radboudumc juridisch gescheiden is van de Radboud Universiteit. De uitdaging zit vaak in praktische belemmeringen op de werkvloer. Die samenwerking zouden we beter moeten faciliteren. Daartoe moet ook de Radboud Universiteit keuzes te maken. Als je je wil profileren, moet je ook het lef hebben om te kiezen op welk gebied. Dat moet dus top-down. Anders ga je weer op alle vlakken water bij de wijn doen.’