Placebo werkt net zo goed als alternatieve ADHD-behandeling
Twee populaire alternatieve behandelingen tegen ADHD blijken niet beter te werken dan placebobehandelingen. Kinder- en jeugdpsychiater Martine van Dongen-Boomsma vond geen verschil tussen kinderen met ADHD die werden behandeld met neurofeedback of werkgeheugentraining en kinderen die placebobehandelingen kregen.
Ouders van kinderen met ADHD voelen soms een weerstand om hun kroost te behandelen met medicijnen. Twee populaire alternatieven zijn neurofeedback en werkgeheugentraining. Bij neurofeedback worden kinderen veelal, terwijl ze een film kijken, uitgedaagd om hun hersengolven te beïnvloeden. Ze kunnen het beeld namelijk scherper maken door de juiste hersengolven – die verondersteld worden ook een rol te spelen bij concentratie – aan te spreken. Bij werkgeheugentraining krijgen kinderen speciale taken om hun werkgeheugen intensief te trainen.
Beide behandelingen onderzocht Van Dongen-Boomsma met een echte en een placebogroep kinderen met ADHD. Opvallend genoeg bleken alle groepen na afloop iets vooruit te zijn gegaan. Ook de kinderen met een nepbehandeling hadden daarna minder last van aandachtsproblemen, hyperactiviteit en impulsiviteit. ‘Het is niet zo dat de groepen enorm vooruit gingen, maar ze gingen wel vooruit. Dat kan komen doordat een training hoe dan ook structuur biedt, of door de aandacht van de behandelaar. Het kan ook de rijping van de hersenen zijn, dus een tijdseffect. We weten het niet.’ Om de effectiviteit verder te onderzoeken, zou in een volgende studie nog een groep moeten zitten, adviseert Van Dongen-Boomsma, namelijk één die helemaal geen behandeling ondergaat.
Zelf behandelt ze als psychiater ook kinderen met ADHD. Ze adviseert ouders om te kiezen voor medicatie. ‘Medicatie is bewezen effectief en veel kinderen kunnen we daar goed mee helpen. Als ouders een alternatief zoeken, is dat aan hen maar ik zal het ze niet adviseren.’
Toch is het volgens haar nog te vroeg om de werkgeheugentraining en de neurofeedback af te schrijven. Als de behandelingen verbeteren, kunnen ze wellicht wel helpen, vermoedt ze. Bijvoorbeeld door de geleerde vaardigheden ook toe te passen in de praktijk. Voor werkgeheugentraining zouden bijvoorbeeld taken die een beroep doen op het werkgeheugen extra geoefend kunnen worden op school of thuis. ‘Bij neurofeedback dient een eventuele strategie om de hersengolven de juiste kant op te trainen, geoefend te worden in de dagelijkse bezigheden. Wellicht dat dit de impact van de behandelingen kan vergroten.’/ Martine Zuidweg
Martine van Dongen-Boomsma promoveert donderdag 27 maart op haar onderzoek bij het RadboudUMC.