Poëziedebutant Merel van Slobbe: ‘In de digitale wereld is veel meer lichamelijkheid dan gedacht’
Voormalig campusdichter Merel van Slobbe bracht recent de poëziebundel 'De maan schijnt feller in de metaverse' uit. In de bundel behandelt ze thema's als intimiteit en verlangen, in een tijdperk van digitalisering.
Van datingapps tot het darkweb en van computerspelpersonage Princess Peach tot zangeres Lana del Rey, het komt allemaal voorbij in de poëziebundel De maan schijnt feller in de metaverse van voormalig filosofiestudent en oud-campusdichter Merel van Slobbe. In haar debuutbundel, die gedichten en essays bevat, duikt Van Slobbe in de digitale wereld en verkent ze hoe we ons op een zachte, intieme manier kunnen verhouden tot technologie.
Vox sprak met Van Slobbe over haar debuut. Een interview aan de hand van fragmenten uit de bundel.
Mijn laptop zoemt monotoon het stemt me gerust, als de ademhaling van een slapende geliefde (p. 58)
‘Met mijn bundel wil ik geen oordeel vellen over de digitale wereld of een waarschuwing afgeven, maar ik wil technologie ook niet verheerlijken. Ik verken onze relatie ermee en ik zoek naar nieuwe, zachte manieren om ons ertoe te verhouden.’
‘Robots can be more than industrial machines made of cold metal,’ zegt Erica. ‘We can be warm.’ (p. 42)
‘Poëzie en technologie lijken tegenover elkaar te staan. De taal van het internet past niet bij poëzie, het is heel functioneel en efficiënt. Maar daar wilde ik juist iets mee, de intimiteit opzoeken in die zakelijkheid. Er zit veel Engels in de bundel, omdat talen op internet makkelijker in elkaar overgaan. Dat is ook een thema: het vervagen van grenzen, zowel tussen mensen onderling als tussen mens en machine. In een van de gedichten smelten een mens en een avatar samen. Het zit ook in de vorm. In de bundel staan zowel gedichten als poëtische essays, dat vloeit in elkaar over.’
‘De technologie ontwikkelt zich, maar de ethiek loopt achter’
ik droom van vibrerende huidcellen van een zachte hand, vochtig van zweet die mijn pixels gladstrijkt (p. 62)
‘Mijn masterscriptie voor filosofie ligt ten grondslag aan de bundel. Ik onderzocht de ethiek in virtuele werelden. Daardoor was ik veel bezig met online role-playing games waarin je een digitaal lichaam hebt, zoals World of Warcraft en het vroegere Second Life. De technologie ontwikkelt zich, maar de ethiek loopt achter. Er is onderschat hoeveel we kunnen opgaan in de digitale wereld, terwijl die verweving heel sterk is.
Onze wetgeving was lang gebaseerd op een onderscheid tussen lichaam en geest, tussen beleven en waarnemen. Door digitalisering is dit onderscheid steeds lastiger te maken. In de digitale wereld is veel meer lichamelijkheid dan gedacht. Het begrip “echt” komt daarmee onder druk te staan. Veel ervaringen zijn niet meer “echt” in de klassieke, fysieke betekenis van het woord.’
alleen fonkelnieuwe goden kunnen me redden (p.69)
‘Doordat technologie zo’n grote rol in onze levens speelt, bestaat er een verlangen om er betekenis in te leggen. Het is de hang naar iets groters. Ik denk dan bijvoorbeeld aan algoritmes. Die zijn heel geprogrammeerd, toch worden ze ook gemystificeerd. Zoals het algoritme van TikTok, omdat deze zo goed is en de makers weinig prijsgeven over hoe het in elkaar zit. Je hebt de ‘community WitchTok’: moderne heksen die horoscopen en tarotleggingen (kaartleggingen, red.) online zetten en erop vertrouwen dat het algoritme ze aan de juiste mensen toont. Zoals magie vroeger werd gevonden in natuurfenomenen, vinden mensen dat nu in algoritmes.’
tinder is een regionaal treinstation gevuld met dwalende lichamen die over het spoor de verte in staren (p. 15)
‘De aandachtseconomie baart me zorgen. Het verdienmodel draait op het vasthouden van aandacht en dat stimuleert verslaving. Bij sigaretten wordt daarvoor gewaarschuwd, maar bij apps en social media niet. Mensen hebben een hang naar contact en verbinding. Tegelijkertijd is er honger naar content, maar content vervult niet de behoefte aan contact.
‘De aandachtseconomie baart me zorgen’
Social media worden nu vaak gebruikt om van een afstand naar anderen te kijken, niet om contact te maken, daar zit ook een eenzaamheid in. Ooit was het idee dat social media contact tussen mensen efficiënter zou maken, maar misschien hoeft contact helemaal niet efficiënt te zijn.’
soms is L. jaloers op haar profiel, deze schim van haarzelf die haar eigen identiteit bij elkaar puzzelt aan de hand van vier foto’s en enkele regels tekst. (p. 17)
‘Tijdens mijn bachelor psychologie werd ik campusdichter. Toen ben ik serieuzer met schrijven aan de slag gegaan. Na de bachelor heb ik een jaar de Schrijversvakschool in Amsterdam gedaan en ik ben met vrienden een poëziepodium begonnen: Poẽzie Colada. Daarna volgde ik de master Wijsbegeerte van gedragswetenschappen.
Even heb ik overwogen om verder te gaan in de wetenschap, maar het schrijven trok me meer. Daarin kan ik zowel mijn liefde voor creativiteit als onderzoek kwijt. Bij filosofie kijk je heel analytisch naar de dingen, in poëzie zit veel verbeelding. Dat probeer ik samen te brengen. Mijn bundel beschouw ik als een conceptalbum. Ik diep één thema uit, vanuit verschillende hoeken en facetten. Zo wil ik verder te werk gaan. Voor het volgende project verdiep ik me in netwerken: sociale netwerken, online netwerken, ecologische netwerken.’
De maan schijnt feller in de metaverse is uitgebracht bij De Arbeiderspers en is voor 19,99 euro te bestellen.