Prijs voor onderzoek met ratten. ‘We willen dat de dieren het goed hebben’
In het dierenlab probeert neurobioloog Lisa Genzel het leven van ratten zo aangenaam mogelijk te maken. Dat is niet alleen fijn voor de ratten, maar het helpt haar ook in haar onderzoek om het menselijk brein beter te begrijpen. Woensdag ontvangt Genzel hiervoor de Radboud Science Award.
Schoenen uit, Crocs aan en een haarnetje op. ‘Heb je eigenlijk zelf hamsters of muizen?’, vraagt Lisa Genzel terwijl ze een labjas aangeeft. ‘Dat had ik nog moeten vragen, anders mag je het lab niet in. Je zou ziektes kunnen verspreiden.’ Ze leidt de weg door de gangen van het betonnen gebouw en opent de deur van haar onderzoeksruimte.
Het contrast met de rest van het gebouw – en überhaupt het beeld van een proefdierencentrum – kan haast niet groter zijn. De ruimte wordt bijna volledig gevuld met een enorm doolhof van doorzichtige zeshoeken, versierd met gekleurde knutselwerken.
Vooraan staat een regenboog met een pot met goud. Rechts achteraan een Paaseilandbeeld. Ook hangen er overal plastic bloemetjes en staat er een rode Chinese tempel. Je zou het gerust ‘gezellig’ kunnen noemen.
Doolhof
Dat vindt Genzel duidelijk ook. Stralend begint ze te vertellen over haar onderzoek, en hoe deze opstelling daar de basis voor is. ‘We doen hier onderzoek naar het langetermijngeheugen van ratten, en de invloed die slaap daarop heeft.’ Het onderzoek is in de eerste plaats gericht op het beter begrijpen van het gezonde brein. Op die manier hopen de onderzoekers hersenaandoeningen als ADHD, autisme, parkinson, alzheimer, depressies en angststoornissen ook beter te doorgronden.
Om dat te bereiken, laten de onderzoekers van dit lab de proefdieren eerst een tijd rondlopen door het doolhof, zodat ze een plattegrond in hun brein kunnen aanleggen. Het creëren van een denkbeeldige plattegrond werkt bij ratten op dezelfde manier als bij mensen. Doordat speciale ‘plaatscellen’ in de hersenen geactiveerd worden weten we in welke ruimte we zijn, waar we ons precies bevinden en hoe we georiënteerd zijn: sta je bijvoorbeeld naar links of naar rechts gedraaid?
Door de hersenen van ratten met elektrodes draadloos aan te sluiten op de computer, zien de onderzoekers die speciale hersencellen om de beurt oplichten terwijl de proefdieren door het doolhof lopen. Die data kunnen vervolgens vergeleken worden met videomateriaal van de route die de rat aflegde. Zo kun je de plattegrond van het doolhof als het ware uitgestippeld zien in de hersenen.
Vervolgens plaatsen de onderzoekers de ratten op verschillende plekken in het doolhof. Daar gaan de ratten op zoek naar wat lekkers, en over de tijd heen kijken de onderzoekers hoe goed de dieren de ruimtes en versieringen als herkenningspunten onthouden.
Ze laat wat filmpjes zien ter illustratie. En inderdaad. Wanneer de rat na een aantal trainingsdagen in het doolhof wordt geplaatst, loopt hij eerst wat rond, voordat hij na een herkenningspunt in een soort versnelling schiet: rechtstreeks naar de beloning. De beslissing gaat zo snel en doelgericht, dat je de rat bijna hoort denken: ‘Ah, híer ben ik!’.
Welzijn
Het klinkt misschien eenvoudig, maar de studie in het doolhof van Genzel is zeer complex. Die zorgt ervoor dat er veel nieuwe onderzoeken gedaan kunnen worden naar de werking van het brein, wat de basis vormt voor nieuwe inzichten in hersenaandoeningen. Onder andere hierom ontvangt Genzel woensdag 28 september de Radboud Science Award.
Maar dat is niet de enige reden. Genzel zet zich in haar onderzoek sterk in voor het welzijn van haar proefdieren. Zo wordt er bijvoorbeeld geen voedselbeperking ingezet om de dieren te stimuleren trainingen uit te voeren, maar maakt het team gebruik van speciale snoepjes die bewezen effectief zijn. Ook krijgen de ratten veel speelgoed, genoeg ruimte en brengen de onderzoekers veel tijd met de dieren door.
Daarnaast is haar onderzoek zo opgezet dat de onderzoekers veel data kunnen verzamelen uit slechts een paar ratten. Dat scheelt aanzienlijk in het aantal proefdieren dat nodig is. Want hoewel de voordelen van proefdieronderzoek zeker gezien worden – denk aan de ontwikkeling van het coronavaccin – staat Nederland over het algemeen kritisch tegenover proefdieronderzoek.
Kritiek
Zo wordt al sinds 1997 geprobeerd het proefdiergebruik te verminderen. Destijds door dierproeven voor cosmetische producten te verbieden, zoals make-up, tandpasta, shampoo en deodorant. Tegenwoordig hanteren onderzoeksinstellingen de 3V methode – verminderen, verfijnen en vervanging. Nederland wil in 2025 opnieuw koploper zijn in proefdiervrij onderzoek.
‘Natuurlijk wil je niet onnodig dieren laten sterven’
Ook op de campus zelf is afkeuring op het huidige gebruik van proefdieren zichtbaar. In april dit jaar nog tekenden activisten met krijt duizenden kruistekens op de grond. Deze stonden symbool voor de overleden proefdieren die de Radboud Universiteit in 2020 in haar onderzoeken heeft gebruikt.
Genzel snapt de kritiek deels. ‘Natuurlijk wil je niet onnodig dieren laten sterven. Maar naar mijn mening wordt er soms te makkelijk gedaan over in hoeveel vakgebieden je proefdieronderzoek prima zou kunnen missen. Ik doe onderzoek naar veranderingen in de hersenen. Ik kan mensen in een MRI-scanner leggen voor een momentopname, maar dat is het.’
Voorbereiden
Om erachter te komen hoe de hersenen over een langere tijd werken zijn dieren echt nodig, vertelt Genzel. Om dat te bereiken moeten de dieren in haar onderzoeken daarvoor sterven. ‘Om te kijken of er bij het trainen bepaalde eiwitten zijn aangemaakt in de hersenen, heb je de hersenen nodig. Dat is helaas niet te omzeilen.’
Ze kan dit deel van haar werk voor zichzelf relativeren. ‘Ik heb het idee dat de ratten hier een veel beter leven hebben dan in het wild.’ Hoewel ze in het lab maar een jaar leven en een rat als huisdier zo’n twee tot drie jaar oud kan worden, sterven ratten in het wild nog eerder. ‘Ook krijgen ze hier genoeg te eten en vinden ze het trainen echt leuk: als je ze de kans geeft, dan gaan ze uit zichzelf het doolhof in.’
Het doden van dieren is zeker geen leuk onderdeel van het werk, geeft Genzel toe, en is ook niet voor iedereen weggelegd. ‘We proberen daarom iedereen er zo goed mogelijk op voor te bereiden. We hadden ooit een masterstudent die heel veel potentie had. Toen ze haar PhD wilde doen, bleek dat dit aspect van het werk voor haar te heftig was. Dat willen we voor zijn.’
Dierenliefhebbers
Ook voor wie wel in het dierenlab aan de slag gaat, blijft het doden van de proefdieren lastig. De medewerkers spelen en knuffelen buiten onderzoeksuren veel met de dieren en raken dus ook regelmatig aan ze gehecht. ‘Om het voor mezelf iets makkelijker te maken probeer ik de ratten vaak de dag voordat ze dood worden gemaakt extra te verwennen. Dan maak ik een feestmaaltje, omdat ik het gevoel wil hebben dat ze toch een mooi voltooid leven hebben gehad.’
Het is een kant van onderzoekers die volgens Genzel te weinig wordt gezien. ‘Onderzoekers worden vaak neergezet als gemene en slechte mensen die graag dieren iets aandoen. Terwijl de meeste onderzoekers echte dierenliefhebbers zijn. Sterker nog: velen zijn vegetariër.’
Dat de onderzoekers zich zorgzaam opstellen naar de dieren is niet alleen fijn voor het welzijn van de proefdieren, het is ook erg belangrijk voor het onderzoek. ‘Je wilt het dier het liefst onderzoeken in zo’n neutraal mogelijke toestand’, vertelt Genzel. ‘Een dier dat in een te kleine kooi zit opgesloten of zonder vermaak, kan stress of depressie-achtige symptomen krijgen. Dat kan het gedrag en de hersenen aantasten, wat je onderzoek negatief beïnvloedt.’
‘Daarnaast is het heel praktisch als de dieren aan je gewend zijn’, vertelt Genzel. Ze zet een nieuw filmpje op. Iedere keer dat een onderzoeker zijn hand in het doolhof plaatst, loopt de rat er uit zichzelf naar toe om opgepakt te worden. ‘Zeker als ze ver in het doolhof zitten komen we er anders echt niet bij.’
Na de grappige beelden wordt de toon van Genzel serieuzer. ‘Zowel als mens als als onderzoeker willen we dat de dieren het goed hebben. Dat lijkt de samenleving soms te vergeten.’
Alternatieven
Hoewel déze dieren het misschien zo slecht nog niet hebben, blijft proefdieronderzoek een methode die de samenleving niet toejuicht. Er zijn inmiddels veel alternatieven voor. Zo bestaan er computermodellen die simulaties kunnen maken en kunnen worden zelfs organische weefsels gekweekt – zogenaamde organoids.
Ook uit academische hoek komt kritiek op proefdieren. Volgens Merel Ritskes-Hoitinga, oud hoogleraar Evidence-Based Laboratory Animal Science aan het Radboudumc en voormalig directeur van het dierenlab, zouden we heel wat proefdieronderzoek kunnen vermijden wanneer we meer uitgebreid literatuuronderzoek zouden doen.
‘Als we dit soort nieuwe methoden kunnen inzetten om het aantal proefdieren al wat te verminderen, dan is dat mooi meegenomen’
Genzel kijkt moeilijk bij die suggesties. ‘Begrijp me niet verkeerd. Het is hartstikke goed dat we deze technieken hebben en dat deze verder ontwikkeld worden. Daar moeten we zeker gebruik van maken. Maar het is niet zo dat je op dit moment – en in alle onderzoeksvelden – proefdieronderzoek daar volledig mee kan vervangen.’
Het onderzoek dat Genzel momenteel doet is namelijk nog niet eerder gedaan. Voordat zij gebruik kan maken van simulaties of intensieve literatuurstudies, zal er dus eerst meer data verzameld moeten worden: en dat gaat via proefdieronderzoek.
Organoids bieden volgens de onderzoekster ook lang niet altijd een uitkomst. ‘Het is superleuk dat we een maag in een schaaltje kunnen maken, maar het is in de werkelijkheid niet zo dat wanneer je iets eet, dit direct naar je maag gaat. Een lichaam is zo met elkaar verweven dat iets uittesten op één orgaan nooit dé oplossing zal zijn. En gedrag kun je uiteraard al helemaal niet op die manier meten.’
Genzel meent daarom dat een techniek als deze een geweldige aanvulling kan zijn, maar proefdieronderzoek niet snel volledig zal overnemen. ‘Dat is voor nu denk ik ook niet erg. Als we dit soort methoden kunnen inzetten om het aantal proefdieren al wat te verminderen, dan is dat mooi meegenomen.’
Volledig stoppen met proefdieronderzoek kan natuurlijk ook. ‘Maar dan zullen we als samenleving ook het gevolg daarvan moeten accepteren’, stelt Genzel. ‘En dat is dat we in de toekomst niet alle ziektes kunnen genezen.’
Stijn schreef op 27 september 2022 om 19:55
Het onderzoek wordt impliciet gepresenteerd als noodzakelijk en de keuze voor proefdieronderzoek als een puur technische keuze tussen alternatieven of als logisch gevolg van de absolute noodzaak om onderzoek van een bepaalde kwaliteit uit te voeren. Dat is een drogreden. Er valt altijd een politieke of morele keuze te maken voor het wel of niet uitvoeren van onderzoek. Netter zou zijn om daar voor uit te komen.