‘Promovendi moeten aan toekomst werken’
Promovendi klagen dat ze slecht worden voorbereid op een carrière buiten de universiteit, blijkt uit een enquête van het Promovendi Netwerk Nederland. Maar zelf timmeren ze ook niet bepaald aan de weg. Het Nijmeegse promovendioverleg komt binnenkort met aanbevelingen.
De meeste promovendi hopen na hun promotie op de universiteit te kunnen blijven werken. De verwachtingen verschillen flink: in de sector taal & cultuur hoopt 73 procent van de promovendi op een academische carrière, in de sector techniek 40 procent. Veel van hen worden teleurgesteld: slechts een derde van de promovendi stroomt direct door naar een wetenschappelijke functie aan een Nederlandse universiteit.
Dus is het zaak dat ze zich al tijdens hun promotieonderzoek voorbereiden op de tijd erna. Maar dat doen ze nauwelijks, merkte ook het Promovendi Overleg Nijmegen (PON). De Nijmeegse promovendi publiceren later deze maand een eigen document over hoe het promotietraject er idealiter uit zou moeten zien. Het bestaat uit een overzicht van knelpunten en een lijst met aanbevelingen.
Meer druk
Het gebrek aan een toekomstperspectief ziet het PON ook als belangrijk knelpunt. Hier ligt een verantwoordelijkheid voor de universiteit, maar ook voor de promovendus zelf, zegt Dorian Schaap, namens PON lid van de Ondernemingsraad van de Radboud Universiteit. ‘Sta vanaf dag één stil bij je toekomst: welke competenties bouw ik op tijdens mijn onderzoek, wat kan ik hiermee op de arbeidsmarkt, stuur waar mogelijk je onderzoek zo dat je er later ook profijt van hebt. En je kunt prima buitenlandervaring opdoen tijdens een summercourse, daar zijn gewoon budgetten voor, zodat je ook ervaart hoe het er aan een buitenlandse universiteit aan toegaat.’ In de jaargesprekken met de promotor zouden zaken als competenties een vast onderdeel moeten zijn, vindt PON.
Onhaalbaar
De universiteit zou op haar beurt promovendi een onderwijscertificaat mee kunnen geven. Op dit moment is er al zo’n certificaat, de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO), maar in de praktijk blijkt die voor de meeste promovendi onhaalbaar, want een te grote tijdsinvestering. ‘Daarom zou het goed zijn als we een BKO-light kunnen aanbieden aan promovendi. Zodat ze aan kunnnen tonen dat ze in ieder geval onderwijservaring hebben’, vindt Schaap.
Meer contact met alumni, gepromoveerd én met baan, zou ook kunnen helpen. ‘Laat die alumni langskomen voor workshops of vraag-en-antwoordsessies’, zegt Schaap. Idealiter zou PON ook graag zien dat bedrijven regelmatig de universiteit aandoen. Zodat promovendi meer zicht krijgen op wat bedrijven van hen verwachten. / Martine Zuidweg, HOP
Marijtje Jongsma schreef op 4 november 2014 om 08:31
Naast (of in plaats van) academische werkervaring in het buitenland zou een gedeelte van het promotietraject wellicht ook gevuld kunnen worden met werkervaring in Nederland, maar dan buiten de universiteit. Zo kunnen PhDs hun professionele netwerk uitbreiden en maakt de Nederlandse arbeidsmarkt uitgebreider kennis met onze PhDs en hun competenties. Verlicht de onderwijsverplichtingen en publicatie-eisen van de PhDs en stel PhDs in de gelegenheid zich ook in de breedte te ontwikkelen.