Promovendus ontkracht mythe: ‘Geen eeuwige strijd tussen bisschoppen en universiteitsbestuurders’
Door de geschiedenis heen heeft de katholieke identiteit van de Nijmeegse universiteit verschillende transformaties ondergaan. Dat blijkt uit het proefschrift van historicus Jurijn Timon de Vos, die als eerste toegang kreeg tot bestuursarchieven van de universiteit. ‘Bestuurders hebben best een grote betrokkenheid bij de identiteit van de universiteit.’
Wanneer Jurijn Timon de Vos de afgelopen jaren ergens een praatje hield over zijn proefschrift, viel hem steeds hetzelfde op: heel wat mensen hebben een mening over de katholieke identiteit van de Nijmeegse universiteit. ‘Het onderwerp houdt veel mensen bezig,’ zegt hij. ‘Ik vond het altijd prachtig om die gesprekken te voeren en naar hun inbreng te luisteren.’
Vanmiddag promoveert De Vos. In zijn proefschrift ligt de nadruk op het bestuurlijke perspectief op de katholieke identiteit, een aspect dat volgens de historicus wat onderbelicht is gebleven in eerdere universiteitsgeschiedenissen.
Als allereerste onderzoeker kreeg De Vos toegang tot de bestuursarchieven van de universiteit. Uit de periode die hij bestudeerde, van 1950 tot 2005, blijkt dat de betrokkenheid van bestuurders bij de identiteit van de universiteit best groot is, aldus de historicus. ‘Aanvankelijk zaten de bisschoppen in het universiteitsbestuur. Stapsgewijs trokken ze zich terug, omdat ze vertrouwen hadden in wat er hier gebeurde. Daarmee was het in sterkere mate aan bestuurders om zorg te dragen voor het katholieke karakter van de universiteit.’
Katholiek? Geen punt luidt de titel van het 431 pagina’s tellende proefschrift. ‘Het handhaven van de katholieke identiteit was voor bestuurders nooit een punt van discussie’, legt De Vos uit. ‘Maar met de titel wil ik ook aangeven dat discussies over de identiteit van de universiteit ook lastig konden zijn. Maar zelfs als dat het geval was, werd er geen punt gezet achter de katholieke identiteit.’
Naast bestuurders bestaat de universiteit ook uit studenten en medewerkers. Komt hun invloed op de katholieke identiteit ook aan bod in je proefschrift?
‘Zeker, want de identiteitsdiscussies van bestuurders raakten vaak aan studenten en docenten. Omdat ik moest afbakenen, kon ik natuurlijk niet alle studenten en medewerkers een stem geven. Maar dat hoeft ook niet: hun stem is al vaker beschreven in de geschiedschrijving.’
Kwam de katholieke identiteit van de universiteit vaak aan bod in bestuursvergaderingen?
‘Als je afgaat op de dikte van mijn proefschrift, zou je denken van wel. Maar bestuurders praatten veel vaker over de financiering, gebouwen en over het onderwijs en onderzoek van de universiteit. De katholieke identiteit werd meestal pas besproken na vragen van buitenaf.’
Klopt het beeld dat het katholieke karakter van de universiteit vanaf de jaren zestig, wanneer het Rijke Roomse Leven op de terugweg is, een neergaande lijn vertoont?
‘Dat is inderdaad het standaardverhaal, maar dat kan ik niet aannemelijk maken op basis van mijn onderzoek. Hetzelfde geldt voor het idee dat er een eeuwige strijd zou zijn geweest tussen bisschoppen en bestuurders van de universiteit. Ook dat klopt niet: er was in mijn onderzoeksperiode altijd ruimte voor dialoog, ook op lastige momenten in de geschiedenis. Wat ik wel heb kunnen vaststellen, is dat de katholieke identiteit in de loop van de geschiedenis verschillende keren een andere jas heeft gekregen.’
Hoe uit zich dat?
‘De periode waarover mijn onderzoek gaat begint in de jaren vijftig, wanneer de universiteit nog een exponent was van de katholieke emancipatiestrijd en de katholieke identiteit een vanzelfsprekendheid was voor een meerderheid van de universitaire gemeenschap. In de jaren zeventig, best een roerige periode met studentenprotest, lag die identiteit wat gevoeliger. Bestuurders waren terughoudend in het ter sprake brengen daarvan, maar ze zagen het nog steeds als hun taak om het katholieke volksdeel te helpen. Studenten konden daar moeilijk op tegen zijn, want hun katholieke ouders en grootouders hadden financieel bijgedragen aan de oprichting en instandhouding van de universiteit.’
‘In de jaren negentig stimuleerde het bestuur onderzoek op het snijvlak tussen wetenschap en levensbeschouwing’
‘Een andere transformatie zie ik in de jaren negentig. In die periode stimuleerde het bestuur onderzoek op het snijvlak tussen wetenschap en levensbeschouwing – daar was toen heel wat geld voor beschikbaar. Die periode noem ik de verwetenschappelijking van de katholieke identiteit. Begin jaren nul, tot slot, begint een periode van zogenaamde “versfering”. Dan wordt de katholieke identiteit uitgelegd in termen van sociale betrokkenheid op de campus: sfeer, cultuur en omgang. Het katholieke lijkt dan deel te worden van de interne bedrijfsidentiteit. De naamswijziging van de universiteit, van Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN) naar Radboud Universiteit, gebeurde ook in die periode – meer bepaald in 2004.’
Wat waren de beweegredenen voor die naamsverandering?
‘Volgens bestuurders had die niets te maken met de katholieke identiteit van de universiteit. Dat is merkwaardig: door het woord katholiek te schrappen, raak je natuurlijk wel aan de identiteit. Het Stichtingsbestuur, de toenmalige raad van toezicht, wilde daar graag een identiteitsdiscussie over voeren met het college van bestuur, maar dat hield het college bewust af. Het hoofdargument voor de naamsverandering was de samenwerking met het ziekenhuis, dat toen al UMC St. Radboud heette.’
‘Begin 2000 had het Stichtingsbestuur overigens een streep getrokken door een andere naamswijziging: die naar de Carolus Magnus Universiteit. De afkorting daarvan was CMU, wat men erg mooi vond staan naast UMC. Maar die naam heeft het niet gehaald.’
Heeft het Vaticaan zich vaak bemoeid met de katholieke identiteit van de universiteit?
‘Tussen katholieke universiteiten en de Kerk is een periodieke dialoog. Zo leverde de KUN bijvoorbeeld heel wat input voor het Tweede Vaticaanse Concilie, een belangrijke Kerkvergadering in de tweede helft van de jaren zestig. De Nijmeegse bestuurders stelden onder andere voor om na te denken over het toelaten van vrouwen tot het kerkelijk ambt. Een vooruitstrevend idee, maar de Kerk heeft het niet uitgewerkt. Omgekeerd ging de universiteit niet altijd in op vragen uit Rome. Toen het Vaticaan begin jaren zestig een vetorecht vroeg bij de verstrekking van eredoctoraten, hebben de universiteitsbestuurders die vraag naast zich neergelegd.’
‘In discussies over ivf kwam de relatie tussen Rome en de Nijmeegse universiteit op scherp te staan’
‘In de jaren tachtig is er een belangrijke bestuurlijke discussie over in vitro fertilisatie (een vruchtbaarheidsbehandeling waarbij de bevruchting buiten het lichaam ontstaat, red.), een techniek die op dat moment al werd toegepast in het Nijmeegse ziekenhuis. Uit Rome kwam toen een document om ivf te verbieden, omdat het als mensonterend werd gezien. Na discussie besloot het Stichtingsbestuur om die ivf-behandelingen te laten doorgaan. Toen kwam de relatie wel even op scherp te staan.’
‘De dialoog bleef altijd belangrijk, ook toen het Vaticaan in 1990 besliste dat onderzoek aan katholieke universiteiten voortaan ook een theologisch perspectief moest bevatten en dat studenten moesten worden opgeleid als goede christenen (via de Apostolische Constitutie Ex Corde Ecclesiae, red.). Nijmeegse bestuurders hebben toen gezegd dat ze graag in gesprek wilden over de waarden in dit document, maar dat ze deze regels niet in de praktijk zouden doorvoeren. Toen hebben de Nederlandse bisschoppen tien jaar lang met bestuurders rond de tafel gezeten om het over de inhoud van het document te hebben. De campusbrede identiteitsprojecten die hieruit voortvloeiden doen wat denken aan de identiteitsdiscussies die de afgelopen jaren aan de universiteit zijn gevoerd.’
Waren de toezichthouders op de Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN) overigens zelf katholiek?
‘Op een enkeling na wel. Dat was een vereiste.’
En de hoogleraren?
‘In oorsprong was de KUN een katholieke universiteit die de emancipatie van katholieken moest bevorderen. Omdat ze aan andere universiteiten ondervertegenwoordigd waren, lag het voor de hand dat de hoogleraren in Nijmegen katholiek moesten zijn. In de jaren zestig is dat idee losgelaten. Allereerst omdat de universiteit wilde groeien. Er kwamen een medische en een bètafaculteit, maar er waren niet genoeg katholieke hoogleraren voorhanden. Bij wijze van uitzondering besloten bestuurders daarom om protestantse hoogleraren aan te stellen, tot er genoeg hoogleraren zouden zijn. De kardinaal ging daarmee akkoord.’
‘Kort daarna legden bestuurders de bal in het kamp van de faculteiten: zij kregen de opdracht om voortaan bij sollicitaties aan hoogleraren te vragen hoe ze zich verhielden tot een katholieke universiteit. Die vraagstelling is in de loop der tijd een paar keer aangepast. In de jaren tachtig luidde de vraag of hoogleraren loyaal waren aan het katholieke volksdeel, in de jaren negentig of ze bereid waren om deel te nemen aan discussies over de katholieke identiteit. Zelf katholiek zijn was toen geen vereiste meer.’
Zijn de notulen van bestuursvergaderingen door de tijd heen erg veranderd?
‘Absoluut. In het verleden werd haast een woordelijk verslag geschreven van de vergaderingen, vanaf de jaren 2000 wordt slechts een naakte opsomming van besluiten genoteerd. Voor toekomstige historici zal het daarom moeilijk zijn om te reconstrueren wat de rol van bepaalde bestuurders was op de besluitvorming van de universiteit. Dat is een groot manco, want die notulen zijn toch een manier om verantwoording af te leggen als bestuurder.’
Momenteel ben je aan de slag als beleidsmedewerker identiteit en bijzondere projecten aan de Radboud Universiteit. Hoe katholiek is de universiteit vandaag nog?
‘In 2020 heeft de Bisschoppenconferentie het predicaat “katholiek” van de universiteit ontnomen, maar Rome heeft dat besluit nadien overruled. Ik heb de indruk dat de universiteit aanknoping probeert te zoeken bij de katholieke traditie. Dat merk je bijvoorbeeld aan de opening van het het Laudato Si’-Instituut, aan de jaarlijks terugkerende Titusdag, of aan de missie van de universiteit, waarin we zeggen dat we ons expliciet verbonden voelen met de katholieke emancipatiebeweging. De transformatie die ik in mijn proefschrift beschreven heb, gaat dus voort.’
Robert Arpots schreef op 12 juni 2024 om 18:02
“Aanvankelijk zaten de bisschoppen in het universiteitsbestuur.”
Welk bestuur wordt hier bedoeld? Het bestuur van de Sint Radboud-stichting, oftewel het stichtingsbestuur? Ja, daar zaten vanaf 1905 inderdaad bisschoppen in met de aartsbisschop van Utrecht als voorzitter. Maar voor zover ik weet zat in het eigenlijke universiteitsbestuur, het College van Curatoren, nooit een bisschop. In de jaren vijftig had je ook nog de Raad van Bestuur, met mgr. Reinier Post als voorzitter, maar Post was toch geen bisschop? Ik denk dat het van belang is dat precies duidelijk is welk bestuur hier bedoeld wordt, en waar de bisschoppen zich dan langzamerhand uit hebben teruggetrokken.
Overigens staat op Wikipedia in het lemma Post ook iets dat m.i. niet correct is: “het Nederlands episcopaat (dat de facto het curatorium van de universiteit vormde)”.
Ik dacht heel even dat ik sinds een jaar enig inzicht in “het bestuur” van deze universiteit heb, dus ik word graag gecorrigeerd als ik het helemaal bij het verkeerde eind heb.
PS: beste Vox, volgens mij kan een besluit niet overvleugeld worden. Bedoelen jullie niet “overruled”?
Ken Lambeets schreef op 13 juni 2024 om 10:32
Dank voor de opmerkzaamheid, we bedoelden inderdaad “overruled”. Is aangepast in de tekst.