Sportcentrum viert honderdduizendste sporter
Met het tiende lustrum nog vers in het geheugen werd vandaag weer taart aangesneden in het sportcafé. Het Radboud Sportcentrum (RSC) heeft met 100.000 unieke sportkaarthouders een mijlpaal bereikt. Voorzitter van het college van bestuur Daniël Wigboldus bij de huldiging vanochtend: ‘Er wordt constant hard gewerkt om mee te gaan met de tijd.’
Op de dag van de Unesco International Day of University Sport werd de cheque overhandigd aan Marit Uijtendaal (22), de gelukkige eigenares van de honderdduizendste sportkaart. Hiermee kan de tweedejaars student pedagogische wetenschappen de rest van haar studententijd gratis sporten in het RSC. Een echte sporter is de Tilburgse echter (nog) niet. ‘Ik studeer hier nu een jaar, maar ken het sportcentrum eigenlijk vooral van de introductie en tentamens in de sporthal.’ Maar dat gaat spoedig veranderen. Marit volgt namelijk een cursus Krav Maga, een in Israël ontwikkelde vechtsport gericht op zelfverdediging. ‘Survival lijkt me ook erg leuk’, aldus Uijtendaal, ‘alleen heb ik wel het gevoel dat ik daarvoor eerst nog wat meer kracht en conditie nodig heb. Al moet het met de conditie wel goed komen. Ik heb een kamer in Dukenburg dus ik zit elke dag een uur op de fiets.’
Sinds de opening van het Gymnasion in mei 2003 hebben 100.000 Nijmegenaren een sportabonnement afgesloten. De verdeling van sportkaarthouders is al jaren ongeveer gelijk: 80 procent studeert, 10 procent bestaat uit medewerkers en de overige 10 procent komt van buiten. Rob Cuppen, directeur van het RSC: ‘Het aantal studenten dat zich elk jaar inschrijft, blijft toenemen. Vorig jaar hebben we voor het eerst negentienduizend abonnees gehad, maar het zal me niks verbazen als dat aantal dit jaar in de drukste periode toeneemt tot twintigduizend.’
Uijtendaal heeft hiervoor ook in Eindhoven en Leiden gestudeerd, maar is ervan overtuigd dat het nu in Nijmegen driemaal scheepsrecht is. ‘In Eindhoven viel de studie tegen en het verenigingsleven van Leiden sprak me niet echt aan. Nijmegen heeft toch veel meer van de Brabantse gezelligheid, dus ik denk ook niet dat ik de zelfverdediging in de praktijk nodig ga hebben.’