Rapport over de allereerste geheime dienst is razend spannend. ‘Een soort tijdcapsule’

21 mei 2024

Wat er bij de geheime dienst gebeurt, blijft meestal geheim. Tenzij iemand van binnenuit opschrijft wat zich afspeelt binnen die gesloten wereld. Dat deed Marinus de Meijer in 1986, over de allereerste Centrale Inlichtingendienst. Cybersecurity-expert Bart Jacobs en jurist Rowin Jansen ontsloten het rapport en schreven er met collega-wetenschappers een boek over.

Het verhaal begint als een spannende spionageroman. Agent Marinus de Meijer, werkzaam bij de Rotterdamse politie-inlichtingendienst, krijgt als de Duitsers ons land binnenvallen in 1940 van zijn baas de opdracht alle geheime documentatie en administratie te verbranden. De Rotterdammer doet wat hem wordt opgedragen. Maar niet helemaal. Een deel van de papieren houdt hij heimelijk achter en begraaft hij in een ijzeren kist in zijn tuin. Hij neemt ontslag zodra de dienst onder de invloed van de NSB komt te staan.

‘Door het te lezen schiet je terug in een andere tijd’

Na de oorlog, als de nazi’s zijn verslagen en De Meijer heeft laten vallen dat hij wellicht wat documenten ‘van het vuur heeft gered’, vraagt het hoofd van een nieuw op te richten veiligheidsdienst hem zijn administratie weer op te graven. De papieren zijn beschimmeld en deels vergaan, maar nog altijd bruikbaar. Oude gegevens over extremistische stromingen die de democratie in het naoorlogse Nederland in gevaar kunnen brengen, zijn meer dan welkom.

Weer twintig jaar later – De Meijer heeft al die tijd voor de dienst die inmiddels de BVD heet gewerkt en gaat bijna met pensioen – krijgt hij het verzoek van de baas een ‘poging tot geschiedschrijving’ te doen en alles wat hij weet over de allereerste inlichtingendiensten die opereerden van ongeveer 1912 tot 1947, op papier te zetten.

‘Dat rapport heeft hij in 1968 afgerond’, vertelt Rowin Jansen, een Nijmeegse jurist die promoveert op de controle en het toezicht op de Nederlandse veiligheidsdiensten.

Samen met hoogleraar Digital Security Bart Jacobs heeft hij gesmuld van het rapport, dat unieke inkijkjes biedt in een fascinerende wereld die meestal gesloten blijft. Op verzoek werd het interne rapport vrijgegeven door de AIVD, nadat een paar namen en gevoelige passages waren weggelakt. De wetenschappers vroegen collega’s uit andere disciplines vervolgens te reflecteren op de inlichtingendiensten toen en nu. Dat leidde tot het boek Uiterst vertrouwelijk. Een kijkje achter de schermen van de Nederlandse geheime diensten, dat sinds vorige maand in de winkel ligt.

Tijdcapsule

‘Het rapport-De Meijer is een soort tijdcapsule’, zegt Jansen. ‘Door het te lezen schiet je terug in een andere tijd. De vooroorlogse inlichtingendienst is in niets te vergelijken met de AIVD van nu.’

Jacobs, die de memoires van De Meijer gretig tot zich heeft genomen, noemt het ‘allereerst een vreemd document’: ‘Het is een soort knip- en plakwerk, aangevuld met persoonlijke herinneringen van de man zelf. Je krijgt gaandeweg sympathie voor hem. Maar het is hier en daar ook van een aandoenlijke knulligheid.’

Dat laatste heeft deels met de tijdgeest te maken. De Centrale Inlichtingendienst (CI) was nog weinig ontwikkeld in de eerste helft van de twintigste eeuw. ‘We liepen echt achter bij andere landen’, aldus Jacobs. Nederland was neutraal tijdens de Eerste Wereldoorlog, dus ontbrak de urgentie van een hyper alerte geheime dienst. Daarnaast was Marius de Meijer geen historicus of auteur, maar een politieagent die gewoon maar begon op te schrijven wat hij nog wist. Die herinneringen vulde hij aan met persoonlijke anekdotes, verslagen en notulen.

Marinus de Meijer. Foto uit het Rapport De Meijer

Hij vertelt onder meer over figuren die door de dienst werden gevolgd (Russen), een spion die werd gearresteerd en opbiechtte dat hij inderdaad spioneerde (Duitser) en over de verplaatsing van de dienst naar Londen toen de oorlog was uitgebroken.

‘Op het eind van het rapport lijkt het zelfs of De Meijer er niet zo’n zin meer in heeft’, merkt Jacobs lachend op. ‘Hij is er dan al drie jaar mee bezig en zijn pensioen lonkt.’

Maar Jacobs en zijn collega’s zijn hem meer dan dankbaar voor zijn 488 pagina’s tellende rapport. Zo weten ze nu dat de Centrale Inlichtingendienst in 1919 – na een nog veel kleinere voorganger die opereerde vanaf 1912 – in het geheim van de grond was gekomen. Zo geheim dat zelfs het Nederlandse parlement er in eerste instantie niet van op de hoogte was. Alleen de ministers wisten van het bestaan van de nieuwe CI.

Jansen, die voor het boek de staatsrechtelijke inkadering van de dienst onder de loep nam: ‘Er was geen wettelijke taakomschrijving, er was überhaupt geen formele taakomschrijving. En op de rijksbegrotingen waar je normaal gesproken aan kan zien hoe een overheid is opgebouwd, was de dienst niet terug te vinden.’

‘Bij gebrek aan sturing modderde de eerste inlichtingendienst maar wat aan’

De minister van Binnenlandse Zaken werd uiteindelijk verantwoordelijk gemaakt voor de dienst, die vanwege het uitermate stiekeme karakter nauwelijks te controleren viel. Waar het geld precies vandaan kwam, stond nergens, en de politiek bemoeide zich niet met de anderhalve man en een paardenkop die hun best deden de staatsveiligheid te bewaken. ‘Bij gebrek aan sturing modderde de CI dan ook maar wat aan’, zegt Jansen.

Die politieke desinteresse wreekte zich toen de regering in ballingschap vanaf 1940 een tijdlang verstoken bleef van gedegen informatie over de toestand in het bezette vaderland.

‘Dat heeft ertoe geleid dat men na de Tweede Wereldoorlog beter naar die diensten is gaan luisteren en die lijn is doorgetrokken tot aan de hedendaagse AIVD en MIVD (de militaire tak, red.). De taak van veiligheids- en inlichtingendiensten is echt ‘early warning’. Waar het om gaat, is dat je een terroristische aanslag of iets anders dat ontwrichtend is voor de democratie, kunt onderscheppen.’

Aanslagen voorkomen

Jacobs haalt het laatste jaarverslag van de AIVD te voorschijn. ‘Hier staat dat de westerse diensten de afgelopen jaren een tiental terroristische aanslagen hebben voorkomen in Europa. Er staat niet bij of het aanslagen zijn à al Madrid met 200 doden of een moord op een enkeling zoals bij Theo van Gogh, maar tien is toch aanzienlijk.’

Jansen: ‘Het ging de dienst er van meet af aan om te waarschuwen voor dreigingen, zodat andere actoren kunnen gaan handelen. De Nederlandse inlichtingendienst kan niet zelf interveniëren, maar alleen informatie verzamelen.’ Vervolgens is het aan de politie of het leger om in actie te komen.

Illustratie: Ivana Smudja

Groot verschil met de houtje-touwtjedienst van de vooroorlogse jaren is dat de AIVD anno 2024 een strak wettelijk kader heeft en veel transparanter moet zijn. Volledig open kan niet, want de dienst heeft nog altijd tot doel de democratische rechtsstaat te bewaken en daarvoor is het nu eenmaal essentieel dat de vijand niet weet wat je doet. Maar de speelruimte van de AIVD is inmiddels verankerd in de wetgeving. Overtreedt ze de regels, dan wordt ze ter verantwoording geroepen.

Jansen: ‘De complexiteit van regels rondom de inlichtingendiensten neemt alsmaar toe. Dat heeft de afgelopen jaren al vaak tot moeilijkheden geleid.’

Denk aan discussies over het wel of niet tappen van bepaalde personen en in welke gevallen het hacken van een computersysteem geoorloofd is.

‘Als je te veel gaat reguleren, ondermijn je de effectiviteit van de dienst’

Jacobs: ‘Mag de AIVD een bepaalde hosting provider zomaar hacken? In principe niet, tenzij je kan aantonen dat Chinese hackers daar actief zijn en de nationale veiligheid in het geding is. De wet schrijft nu voor dat er voor elke actie toestemming gevraagd moet worden aan de minister, vervolgens moet de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) de toestemming van de minister weer toetsen. Dat kost tijd. Als je te veel gaat reguleren, ondermijn je de effectiviteit van de dienst.’

Jansen: ‘Het is moeilijk een evenwicht te vinden. Met die spanning wordt al decennialang geworsteld, en dat zal altijd zo blijven.’

Waar de inlichtingendienst in het begin van de twintigste eeuw vooral mensen schaduwde en informatie onttrok aan sleutelfiguren, opereert de dienst nu voornamelijk digitaal. Dat betekent dat zich telkens nieuwe dilemma’s voordoen over wat wel of niet geoorloofd is. Volgens Jacobs kunnen juristen de ontwikkelingen in de snelle digitale wereld ook niet altijd bijbenen, wat weer een extra moeilijkheidsfactor is.

Betekent dat dat het werken voor de AIVD minder spannend is geworden dan in de tijd van politieagent Marinus de Meijer? ‘Wel als je denkt in termen van spionnen met gleufhoeden’, beaamt Jacobs. ‘Maar onze studenten digital security denken daar toch echt anders over. Die vinden het hacken van computersystemen ook heel spannend.’

De fascinatie voor geheime diensten blijft altijd, denkt hij. Omdat je nooit weet wat je níet weet.

Leuk dat je Vox leest! Wil je op de hoogte blijven van al het universiteitsnieuws?

Bedankt voor het toevoegen van de vox-app!

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!