Van slutshaming tot seksistische speeches – met enige regelmaat komen studentenverenigingen in het nieuws vanwege seksisme en grensoverschrijdend gedrag. Roeivereniging Phocas en studentenorganisatie Gelijkspel pakken het probleem bij de wortel aan.
Wat doe je als je roeicoach flirterige opmerkingen maakt en je dat niet fijn vindt? Of als je je Tinderdate wil zoenen, maar niet zeker weet of het gevoel wederzijds is? Over dat soort vragen gingen 250 eerstejaars van roeivereniging Phocas tijdens het introductieweekend met elkaar in gesprek. Ze volgden gezamenlijk een workshop over seksuele omgangsvormen, een nieuw onderdeel van het introductieprogramma.
Nieuwe Vox
Dit verhaal staat in de nieuwe Vox, die in het teken staat van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Je vindt het nummer in de bakken op de campus, of lees ‘m hier online.
‘We willen dat studenten vanaf het introductie weekend meekrijgen hoe we met elkaar omgaan in deze vereniging’, zegt Iris van Heerwaarden. Als commissaris intern was zij degene die het thema vorig academiejaar op de agenda zette. De Rutgerscampagne ‘Ben je oké?’, bedoeld om ongewenst seksueel gedrag te voorkomen, bracht haar op het idee. ‘De campagne richt zich onder andere op studentenverenigingen, en een van de tips is: ga hierover in gesprek met je leden. Nou, dat hebben we gedaan.’
Sexy consent
Phocas besteedde het afgelopen academiejaar vaker aandacht aan seksuele voorlichting. Het is onderdeel van een breder initiatief rond sociale veiligheid, legt Van Heerwaarden uit. In de eerste helft van 2022 zette de roeivereniging elke maand een ander thema centraal, van tentamenstress tot body image. Het thema van april, lentekriebels, vormde de aanleiding voor gesprekken over seksuele omgangsvormen.
Op het programma stond onder andere een sexy consent-workshop, waarin een verpleegkundige van de GGD concrete handvatten gaf voor communicatie over seks. Hoe vraag je eigenlijk wat de ander wil? En hoe geef je je grenzen aan? Belangrijke onderwerpen, zegt Van Heerwaarden, omdat je daar eigenlijk nooit seksuele voorlichting over krijgt.
Van Heerwaarden stapte zelf op de gezondheidsdienst af met het idee voor de workshop, die uiteindelijk door een stuk of twintig studenten gevolgd werd. Een geslaagd experiment, zegt ze nu. ‘Het was een heel leuke samenwerking, vooral omdat de workshop zo’n positieve insteek had. Het ging niet zozeer over wat er allemaal misgaat, maar vooral over de vraag hoe positieve seksuele ervaringen eruit kunnen zien. Dat sprak studenten aan. Zo’n workshop zou eigenlijk verplicht moeten zijn voor iedereen, zeiden sommigen achteraf.’
Reden genoeg om het tijdens de introductieperiode grootser aan te pakken, vond Van Heerwaarden. Ze schakelde de hulp in van Gelijkspel, een studentenorganisatie die de seksuele cultuur in het studentenleven wil verbeteren. Met dat doel organiseert Gelijkspel regelmatig workshops voor grote groepen studenten. Volgens medeoprichter Giulia Hietink is dat hard nodig, omdat er maar weinig gesproken wordt over seksuele omgangsvormen.
‘We willen dat studenten vanaf het introductieweekend meekrijgen hoe we met elkaar omgaan’
Dat taboe wil Gelijkspel doorbreken met toegankelijke, interactieve workshops. Samen met organisaties als Rutgers en het Centrum Seksueel Geweld ontwikkelden ze een programma dat is toegespitst op het studenten leven. Hietink: ‘We leggen herkenbare casus sen voor aan studenten. Zo ontstaat er een dialoog, bijvoorbeeld over het aangeven van grenzen, de druk om met veel mensen naar bed te gaan, of de druk om dat juist niet te doen.’
Die dialoog werkt volgens Hietink het best als het gesprek speels en luchtig blijft, zonder de serieuze boodschap uit het oog te verliezen. ‘Daarom gebruiken we metaforen. We hebben het over het seksuele spel, de spelers en de spelregels. En we richten ons op het positieve: wat voor cultuur willen we creëren?’ De luchtige aanpak zorgt er volgens Hietink voor dat studenten sneller durven meepraten, en ook kritisch naar zichzelf durven kijken.
Vangnet
Die aanpak slaat aan. In vier jaar tijd groeide Gelijkspel uit van een idee tijdens een borrel avond tot een landelijk initiatief. Om aan de vraag te kunnen voldoen, zette de organisatie ambassadeursteams op in Utrecht, Amsterdam, Leiden en Rotterdam. In vier andere steden, waaronder Nijmegen, zijn soortgelijke teams in de maak. Afgelopen zomer gaven de teams workshops bij ruim 25 studentenorganisaties en introductieweken.
‘We hebben het over het seksuele spel, de spelers en de spelregels’
Van Heerwaarden is al met Gelijkspel in gesprek over de oprichting van een Nijmeegse afdeling. Ze hoopt dat meer verenigingen ruimte gaan maken voor seksuele voorlichting. De eerste tekenen zijn positief, want het nieuws over haar samenwerking met de GGD ging als een lopend vuurtje rond. ‘Ik werd door roeiverenigingen uit het hele land gebeld met de vraag om tips.’
Binnen Phocas merkt Van Heerwaarden al verschil. ‘Het taboe om over dit soort onder werpen te praten, is inmiddels wat kleiner. Mensen krijgen door dat anderen er niet lache rig over doen, en dat ze elkaar kunnen vertrouwen.’
Hier en daar kwamen er ook heftige verhalen naar boven, en de afgelopen tijd zijn er meer bezoekjes gebracht aan de vertrouwens persoon van Phocas. ‘Dat kan confronterend zijn, maar ergens is het ook goed dat mensen die verhalen durven delen. Dat laat ook zien dat er een vangnet is om hen op te vangen.’
Slachtoffers beter beschermen: de nieuwe zedenwet
Waar consent bij Phocas en Gelijkspel hoog op de agenda staat, is toestemming voor seks in de zedenwet geen prioriteit. Juridisch gezien draait verkrachting om dwang, legt de Groningse hoogleraar Strafrecht Kai Lindenberg uit. Volgens de wet is er pas sprake van verkrachting als de dader er met fysiek geweld, dreiging of psychische druk voor zorgt dat het slachtoffer zich niet kan verweren. Lindenberg: ‘Zelfs als je nee zegt en de ander gaat toch door, is dat volgens de huidige wetgeving niet meteen verkrachting.’
In Spanje zijn zulke regels inmiddels verleden tijd. Afgelopen zomer nam het Spaanse parlement een wet aan die uitdrukkelijke toestemming vereist voor seks. De zogenoemde ‘alleen ja betekent ja’-wet zorgt ervoor dat verkrachting ook strafbaar is als het slachtoffer zich niet verzet. Zeker voor de groep slachtoffers die bevriest en zich niet kán verzetten, zou die wijziging veel kunnen betekenen. Overigens is een expliciet ‘ja’ niet verplicht – toestemming kan volgens de wet ook bestaan uit handelingen die duidelijk aangeven wat iemand wil.
Ook in Nederland ligt er een voorstel voor een nieuwe zedenwet op tafel. Een ‘alleen ja betekent ja’-wet is het niet, zegt Lindenberg. ‘Er staat niet in het wetsvoorstel dat je expliciete toestemming moet krijgen. Het is andersom: pas als je wist dat de ander niet wilde, of als je een ernstige reden had om dat te vermoeden, ben je over de grens gegaan.’
De vraag is of dat niet op hetzelfde neerkomt: als je geen uitdrukkelijke toestemming kreeg, is dat toch een reden om te vermoeden dat de ander niet wilde? Lindenberg: ‘Niet zonder meer. Het uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat je moet letten op signalen van onvrijwilligheid. Alleen als de verhoudingen op voorhand al scheef zijn, bijvoorbeeld als er een groot leeftijdsverschil is, moet de initiatiefnemer letten op tekenen van instemming. In die gevallen komt het wetsvoorstel wel in de buurt van een ‘alleen ja betekent ja’- systeem.’
Slachtoffers worden door de nieuwe wet een stuk beter beschermd, denkt Lindenberg. Toch is het volgens de hoogleraar nog maar de vraag of de nieuwe wetgeving in de praktijk tot veel meer veroordelingen zal leiden. ‘Het is nog altijd het ene woord tegen het andere. Als er geen aanvullend bewijs is, dan zal het ontzettend lastig zijn om aan te tonen dat er geen toestemming was.’ Op verkrachting staat in het nieuwe wetsvoorstel, afhankelijk van de omstandigheden, vier tot twaalf jaar gevangenisstraf.
De nieuwe wet, die al jaren in de maak is, treedt op z’n vroegst in 2024 in werking. Lindenberg begrijpt dat wel. ‘Liever dat het iets langer duurt en dat er een gedegen wet komt, dan dat er overhaast een wet de wereld in geslingerd wordt waarover nog jaren onduidelijkheid bestaat.’