Drie schoonmakers over waardering: ‘Heel ondankbaar’
Schoonmakers worden vaak niet gezien door de mensen voor wie ze werken, aldus de conclusie van een recent promotieonderzoek. Vox vroeg drie schoonmakers op de campus naar hun ervaringen. 'Soms gooien studenten rommel op de grond om ons te pesten.'
Jacqueline Peperzak (Spinozagebouw): ‘Studenten zijn soms zwijnen’
‘Schoonmaken is heel ondankbaar werk. Maar daar zit ik niet zo mee. Ik doe dit al 25 jaar fulltime met veel plezier. Mijn bazen laten mij ook heel vrij in m’n werk. Ik kan lekker mijn gang gaan elke dag. Dat vind ik het leukste, die vrijheid om met veel mensen een praatje maken. De secretaresse, de portier: iedereen kent mij. Ik merk wel dat er een steeds hogere werkdruk is. We moeten meer kamers doen in een dezelfde tijd. Ik hoor van collega’s dat ze daar weleens last van hebben. Bij mij is dat niet zo. Van de studenten voel ik minder waardering. Dat zijn af en toe echt zwijnen. Als ik aan het schoonmaken ben, gooien ze een papiertje op de grond waar ik net geweest ben. Soms verfrommelen ze het nog extra om mij te pesten. Ook als ik in de collegezalen kom, vind ik daar bananenschillen, snoeppapiertjes, restjes brood onder de stoelen. Alsof ze denken: “Ja die schoonmaker ruimt het wel op. Het is toch haar werk?”’
Marisela Lara (Thomas van Aquinostraat 3): ‘Op nummer 3 zijn ze aardig’
‘Ik kom hier elke dag en probeer de mensen te leren kennen, zodat ze als er een klacht is naar mij toe komen, en niet naar de baas gaan. Ik zeg altijd “goedemorgen” als ik iemand tegenkom, en soms zegt iemand niet eens iets terug. Niet zo slim. Als je écht slim bent, praat je met iedereen, ook met mensen van andere culturen zoals ik. Iedereen is een mens.
Sommige mensen maken veel troep, of ze gooien papier in de prullenbak en niet in de papierbak. Dan moet je ze daar op wijzen. Wij geven drie keer een waarschuwing en hopen dan maar dat het papier inderdaad in de papierbak gaat.
Ik heb in de zeventien jaar dat ik hier schoonmaak in meerdere gebouwen gewerkt. Waar ik nu zit, in TvA 3, is het heel leuk werken. Bijna alle mensen zijn aardig. Ook de studenten. Ik maak een paar kamers schoon waar studenten zitten. Daar is meer troep. Maar dat hoort erbij: ik ben zelf scholier geweest en mijn kinderen doen hetzelfde. De mensen hier vragen me of ik straks mee wil verhuizen als de faculteit naar een nieuw gebouw gaat. Leuk om te horen. En ik ga heel graag mee.’
Annie Donkers (Erasmusgebouw): ‘Bananenschillen op de grond’
‘Veel schoonmakers werken alleen in de vroege ochtend en dan heb je uiteraard weinig contact. Ik ben er vaak tot twaalf uur en dan leer je na een tijdje de medewerkers een beetje kennen. Er zijn altijd wel mensen in voor een praatje, ik voel genoeg waardering voor mijn werk. Met studenten is dat anders: die zeggen soms niet eens goedendag als je er mee in de lift staat. Daar trek ik me niets van aan hoor, het is graag of niet.
We halen iedere dag vier volle vuilniszakken uit de collegezalen. De bananenschillen en de klokhuizen liggen daar soms op de grond. Dan denk ik: is het echt zoveel werk om die even in de vuilnisbak te gooien? Het kost ons steeds erg veel tijd, want je moet eerst opruimen voordat je kunt schoonmaken. Er zijn medewerkers die alle kruimels op de grond gooien met het idee dat de schoonmakers dat wel opruimen, maar er zijn ook genoeg werknemers die zelf een doekje over hun bureau halen. Het is voor ons fijn als de rommel is opgeruimd, want we moeten iedere dag 72 kamers poetsen, en daar komen de keukentjes en toiletten nog bij. Het is jammer als medewerkers na zo’n lange dag dan gaan mopperen omdat je één vuilnisbakje vergeten bent leeg te maken.’ /Paul van den Broek, Tim van Ham, Niels Kramer